Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Het Belfort. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4,19 MB)

Scans (43,36 MB)

ebook (4,51 MB)






Genre
proza
sec - letterkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Het Belfort. Jaargang 3

(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het

Vorige Volgende
[p. 540]

Horatius' Ode I, 22,

vrij nagevolgd in het Kleefsche dialect1, door X., te Düffelward bij Kleef, opgehelderd door P.W.



illustratie

Integer vitae scelerisque purus Brave Lüj2, die nooit op et Hof3 gezaete4,
Non eget Mauris jaculis nec arcu Brüke geen pistole en Törksche sabels,
Nec venenatis gravida sagittis, Ok5 geen flent6, noch polver en schrot7 te drage,
  Fusce, pharetra,   Om zich te waere.
 
Sive per Syrtes iter aestuosas, Of ze bij hoog water de Riin bevare,
Sive facturus per inhospitalem Of de kale hej Bönnekart8 bereize
Caucasum vel quae loca fabulosus Welle, of dat land met den onbekende
  Lambit Hydaspes.   Stroom van Ajasses9.

[p. 541]

Namque me silva lupus in sabina, Zoo word ek verschoond, van en kwoaje1 weerwolf,
Dum meam canto Lalagen et ultra As ek zonder zörg2 in et Kattewald3 miin4
Terminum curis vagor expeditus, Wiit verloop, öm verskes te make op miin
  Fugit inermem.   Lekker Marejke5.
 
Quale portentum neque militaris En toch es hej6 zeker en slemmer7 ondier
Daunias latis alit aesculetis, As den baer dän8 danst op de Kleefsche kermes,
Nec Jubae tellus generat, leonum En de leuw, dän Afrika haet9 gebore,
  Arida nutrix.   Wor ze zoo zweete.
 
Pone me pigris ubi nulla campis As ge miin ok stuurt no de Gocher Hej toew10,
Arbor aestiva recreatur aura, Wor de beum11 zoo dreug12 as ene spennejaeger
Quod latus mundi nebulae malusque Wasse, wor de wind en de schroowe13 moorrook14
  Juppiter urget;   Alles verdärve15,
 
Pone sub curru nimium propinqui As ge miin ok stuurt no et heete land,
Solis in terra domibus nagata, Wor ek bes an et knej16 in de zand mot17 waaje,
Dulce ridentem Lalagen amabo, Dor zelfs zoj ow18 wondere woe19 lief ek heb
  Dulce loquentem.   Miin lekker Marejke.

1
Het Kleefsche taaleigen is een Nederduitsch dialect, dat gesproken wordt in het Noorden der Rijnprovincie, van Geldern, ten Zuiden, tot aan den Rijn, ten Oosten en ten Noorden, en Nederlandsch Limburg, ten Westen.
2
Aan de Nederlandsche klanken ui en ij beantwoorden in het Kleefsche de heldere û en î, niet gerekt, zooals in het Midden der Rijnprovincie of in het Zuiden van Nederlandsch Limburg, maar kort uitgesproken, zoo als in Westvlaanderen: derhalve lüj = lui (lieden), brüke = gebruiken (hier gebezigd in den Hoogduitschen zin van noodig hebben), Riin = Rijn, miin = mijn, wiit = wijd, verre.
3
Te Kleef, gewone uitdrukking voor de gevangenis geheeten de Zwanentoren.
4
De zachtlange ê wordt blatend (ae) uitgesproken. Derhalve gezaete = gezeten, zich waere = zich weren, baer = beer. - Gezaete = gezeten. De n eindletter na de stomme e, wordt, gelijk in Brabant en Limburg, onderdrukt. Derhalve pistole = pistolen, drage = dragen, waere = weren. Zoo ook bevare, bereize, welle, make, gebore, zweete, verdärve, waaje, wondere.
5
Ook.
6
Flent = flinte (Duitsch woord, dat geweer beteekent). - Gewoonlijk wordt de korte i tot e: zoo verder, welle = willen, ek = ik, es = is, slemmer, spennejaeger.
7
Pulver en Schroot.
8
Böninghardt, door het volk afgekort tot Bönnekart, is de naam eener uitgestrekte heide bij Alpen en Xanthen, Geldern, Sonsbeek.
9
Eigenlijk uitdrukking van verwondering ‘Ajasses wie groot’. Hier verdichte naam van een' grooten stroom.
1
Kwoaje = kwade. Gelijk in Braband en Limburg, verandert de d tusschen twee klinkers in j. Zoo ook verder waaje = waden.
2
Zörg = zorg. Zoo ook öm = om, en hooger törksch = turksch.
3
Een gedeelte van het groote Rijkswoud, in het Kleefsche gelegen.
4
Miin = mij, accus. van ek. Zoo ook in den aanvang der twee laatste strophen. - As ek miin wiit verloop: als, terwijl ik mij verre verloop.
5
Marieke.
6
Hej = hij, de weerwolf.
7
Slem = slim, in de Hoogduitsche beteekenis van gevaarlijk.
8
Die.
9
Heeft.
10
Naar de Gocherheide toe. - Gocherheide, naam van een dorp bij Goch. - No = naar, zoo verder wor = waar, dor = daar.
11
Beum, gelijk in het Maaslandsch dialect, door Umlaut meervoud van boom.
12
Droog.
13
Schroow, scherp, bijtend, uitdrogend.
14
De rook der moren of turfmoerassen.
15
Bederven.
16
Tot aan de knieën.
17
Moet.
18
Zou je u wonderen = Zoudt ge u wonderen.
19
Woe = hoe.

Vorige Volgende