Het Belfort. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 531]
| |
De Protestanten in Duitschland.
| |
[pagina 532]
| |
lieken was afgeschaft en in de toekomst het ‘Nieuw Evangelie’ in gansch het gebied der rijkstad Nurenberg (vijftig tot zestig grootere en kleinere steden en dorpen) nog alleen toegelatenGa naar voetnoot(1). ‘Sedert dien, zegt Dr Janssen, was er van verdraagzaamheid voor de oude kerk, of van eerbied voor de overtuigingstrouwheid der Katholieken te Nurenberg geene spraak meer’Ga naar voetnoot(2). Nurenberg verlatende en ons naar Zwaben begevende, is Ulm de eerste stad die wij ontmoeten. Welk lot deze stad voorbehouden was, toen de raad in 1531 de Protestanten Bucer, Blarer en Oecolampadius beriep om de ‘Hervorming’ aldaar in te voeren, voorzeide Sam, een Luthersch predikant die reeds van het jaar te voren hier aanwezig was: ‘Welhaast, riep hij uit, zal het met den Antichrist (daardoor beduidde men de Katholieken) in onze stad gedaan zijn’Ga naar voetnoot(3). Of hij een goed profeet was! Drij maanden slechts na datum was zijne voorzegging reeds gedeeltelijk in vervulling; althans, op dit oogenblik waren onder den weldoenden den invloed van ‘het vrij onderzoek’ en het ‘rein Evangelie’Ga naar voetnoot(4), de kerken geplunderd, de beelden der Heiligen stuk geslagenGa naar voetnoot(5), de kloosters gesloten, de priesters en de kloosterlingen verbannen, en de uitoefening van den katholieken eeredienst, zelfs in 't geheim, op de strengste straffen verbodenGa naar voetnoot(6). | |
[pagina 533]
| |
Te Biberach en te Eszlingen, waar Blarer, Oecolampadius en Bucer, insgelijks door den raad der stad beroepen, zich heen begaven, na hunne heldendaden te Ulm volvoerd te hebben, ging men nog ruwer te werk. In eerst genoemde stad verwoestte een beeld- en kerkstorm (29 Juni 1531) al de kerken en kapellenGa naar voetnoot(1) zoodat reeds den 9 Juli Bucer aan een zijner vrienden kon schrijven: ‘Götzer und Metz sind abgethan!’Ga naar voetnoot(2), wat in de taal der ‘Hervormers’ van dien tijd beteekende: de Katholieke godsdienst heeft opgehouden te bestaan; wij hebben kerken en kloosters vernietigd en gedoogen geenen anderen godsdienst meer dan den onzen, ‘het Evangelie’Ga naar voetnoot(3). In de tweede, te Eszlingen, kon de raad zoo ras niet vooruit, omdat de bevolking der stad, voor de overgroote meerderheid, nog goed katholiek was, en zich kloekmoedig tegen de invoering van het Lutheranisme verstelde. 't En zou echter niet baten. Nauwelijks toch was Bucer, door den raad beroepen, in de stad of er kwam een beeldstorm tot stand, die even gelijk overal anders, waar ‘de zoete Lammeren des Evangelies’ den voet zetteden, in al de kerken en kloosters al de beelden en autaren en alles | |
[pagina 534]
| |
wat den Katholieken heilig en eerbiedweerdig was aan stukken sloeg en vernietigdeGa naar voetnoot(1). Hierdoor versterkt vaardigde de raad, ‘gottesmuthig wie andere vom heiligen Lichte des Evangeliums erfüllte Obrigkeiten,’ eerst een besluit uit, waardoor er aan al de priesters en kloosterlingen, die in de stad waren, verboden werd nog hunne priester- of, ordekleederen te dragenGa naar voetnoot(2), korten tijd nadien eenander waardoor de katholieke godsdienst werd afgeschaft, en eindelijk, in 1534, een laatste dat allen de ‘nieuwe religie’ moesten omhelzen. De rede die hij aangaf om deze maatregelen te wettigen, luidde als volgt: Het Pausdom te Eszlingen nog zoo diep ingeworteld zijnde, hebben wij tot nog toe, niettegenstaande wij door Gods genade genoegzaam de overtuiging hebben opgedaan, dat het Evangelie, hetwelk de predikanten ons voorhouden, het echt en het eenig zuiver woord Gods is, geduld gehad met degene die dit niet aannemen. Voortaan is ons zulks zonder zware godslastering (schwerer Gotteslasterung) niet meer mogelijk. Door Gods bevel immers hebben wij het oppergezag over onze onderdanen, niet alleen voor wat het tijdelijke betreft maar ook en wel voornamelijk voor wat het heil hunner zielen aangaat; zoo dan, zijn wij ook verplicht zorg te dragen dat alle valsche leering zooveel mogelijk worde uitgeroeid, alle godslastering gestraft, en eenieder tot de bekentenis der waarheid opgevorderd. ‘Dien ten gevolge zal eenieder voortaan zich ter preek begeven bij die van het ‘Nieuw Evangelie’ en zorgen dat zijne kinderen en al de leden zijns huisgezins het zelfde doen; zoo niet zal hij aan den tuchtraad - eene ware rechtbank van Inquisitie met al zijn ab- en dependenties - overgeleverd en naar verdienste aan lijf en goed gestraft wordenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 535]
| |
Welk het gevolg dier drakonische maatregelen was leert ons Blarer in eenen brief aan een zijner vrienden: ‘Weinigen tijd nadien had alle valsche godsdient (het katholicisme) te Eszlingen op gehouden te bestaan’Ga naar voetnoot(1). Hoe verdraagzaam de ‘Hervorming’ te Augsburg was zal blijken uit de drij volgende feiten: 1o Dat het magistraat dezer stad, bewerkt en voorgelicht door reeds meermaals genoemden Bucer en eenige andere predikanten, in een schrijven van 18 Januari 1537, aan den bisschop en het kapitel ter kennis bracht, dat voortaan de Misse en de katholieke godsdienst, als regelrecht in strijd zijnde met de eer en de leering van God, was afgeschaft, bijgevolg dat het aan niemand nog veroorloofd was misse te doen of eenige plechtigheid van den katholieken godsdienst te vieren; dat degene die zich ‘aan dit christelijk, vreedzaam en billijk besluit’ niet wilden onderwerpen, zich binnen de veertien dagen, met haaf en goed zouden verwijderen, en dat al wie, hij ware arm of rijk, burger of edelman, geestelijk of wereldlijk, iets zou durven schrijven, zeggen, of doen wat hiermede in strijd was, gestreng en zonder beroep, aan eer, goed en lijf zoude gestraft worden;Ga naar voetnoot(2) 2o Dat eenige dagen nadien een nieuw gebod van wege den raad verscheen door hetwelk voor allen die in de stad gebleven waren, de uitoefening van den ‘hervormden’ godsdienst werd verplichtend gemaakt;Ga naar voetnoot(3) eindelijk 3o Dat te Lichtmis van hetzelfde jaar al de pastoors, al de kloosterlingen en al de nonnen uit de stad verbannen, al de autaren, en al de beelden in | |
[pagina 536]
| |
al de kerken, kapellen en kloosters verbrijzeld, en al de goederen en schatten dezer ten gunste der ‘Nieuw-hervormden’ die de plaats der katholieke geestelijken ingenomen hadden, aangeslagen werdenGa naar voetnoot(1). Evenmin dus voor Zwaben als voor Thuringen heeft de ‘Hervorming’ het recht zich over hare liefde tot de vrijheid van geweten te beroemen. Integendeel, bewijst hare invoering in deze streken iets, dan is het wel degelijk wat de protestantsche geschiedschrijver, Lang, van Luther zegt, namelijk dat ‘zij haar eigen weg ging en dat geen anderen godsdienst nevens haar kon verdragen.’Ga naar voetnoot(2) Thans laat ons het Zuiden verlaten en naar het Noorden opklimmen. In Wurtenberg, in Bruinswijk-Wolfenbüttel, in Hessen, in de bisdommen van Naumburg-Zeisz en Meiszen, in Keur-Saksen, in het hertogdom Saksen, na de dood van hertog Joris, in Brandenburg, in de steden Stuttgard, Stratzburg, Frankfort, Leipzig, Wurtzburg, Hamburg, Magdeburg, Munster, Bremen, Lübeck, Hamburg, Dresde, enz., overal... overal ontmoeten wij dezelfde gewelddaden, dezelfde gruwelen, dezelfde woede, dezelfde barbaarschheid in het onderdrukken der katholieken en van hunnen godsdienst; dezelfde ontheiliging en verwoestiging van kerken, kloosters, altaren, beelden en kerksieraden van alle soort, dezelfde hatelijke uitjagingen, dezelfde onmenschelijke behandelingen van priesters, paters en nonnen, in een woord, overal dezelfde alles onteerende, alles verwoestende, alles vernietigende onverdraagzaamheid. Te ver echter zou het ons leiden, zoo wij streek voor streek, stad voor stad, de heilloosheden en de wandaden, in elk dezer door de invoerders der ‘Nieuwe leer’ bedreven, zooals wij dit voor de bijzonderste | |
[pagina 537]
| |
steden van Thuringen en Zwaben deden, in 't bijzonder moesten aanhalen. Daarom laat ons nog slechts eventjes te Schmalkalden stil blijven en daar een oogenblik de beraadslagingen van den Bond, in de geschiedenis onder den naam van ‘Schmalkaldischen Bond’ gekend, volgen. Buiten de stichters van het ‘Nieuw Evangelie’, Luther, Melanchton, Bugenhagen, Spalatin, Justus Jonas, Agricola, Amsdorf, Melander, Eobaan Hessen en groot getal ander ‘hervormde’ godgeleerden, zullen wij daar al de hoofden der landen en steden, die wij daar zooeven opgenoemd hebben, Philips van Hessen, Jan-Frederik van Saksen, Philips van Bruinswijk, enz. vinden, en ons bijgevolg, niettegenstaande het ons niet gegeven is nader met ieder dezer plaatsen kennis te maken, toch - zoo wij de besluiten kennen die zij namen en weten dat zij ze allen ten stipste ten uitvoer brachten - een algemeen gedacht kunnen vormen van wat er in dien tijd en in die landen onder opzicht van verdraagzaamheid in zake van godsdienst voorviel. Diensvolgens, welk waren de besluiten die de Schmalkaldische Bond in 1537 nam? Laten wij den leden van den Bond zelf het woord. In de zitting van den 15 Februari door den gezant des keizers, Mathias Held, opgevorderd te verklaren hoe zij hunne handelwijze tegenover de Katholieken en hunnen godsdienst - hun verjagen van priesters en kloosterlingen, hun vernietigen van kerken en kloosters, hun opschorsen van den ‘ouden’ godsdienst - met den vrede van Nuremberg, dien zij bijgetreden waren, en die hen verbood veranderingen in godsdienstzaken aan te brengen, overeenbrachten, antwoordden in naam der vergadering, Melanchton, Justus Jonas, Bugenhagen, Bucer en eenige andere der tegenwoordig zijnde godgeleerden: ‘Boven allen twijfel is het verheven, dat de oversten van een land gehouden zijn den waren godsdienst in hun rijksgebied onder alle opzichten te bevorderen en er de valsche godsdiensten, zooveel het in hunne macht is, uit te verdrijven; zij hebben dus ook het recht de | |
[pagina 538]
| |
pastoors en de schoolmeesters aan te stellen en voor deze hun noodig onderhoud te zorgen. ‘Meteen is het zeker dat, waar er een slechte (untüchtiger) predikant of pastoor aan het hoofd eener parochie staat, deze moet afgezet en door een anderen, een goeden, vervangen worden, wien in dit geval de jaarwedde (dit is de vruchten der parochie) zal toebehooren. Diensvolgens hebben de vorsten en de standen, die den valschen godsdienst in de kloosters en de stichten op hun grondgebied hebben afgeschaft en de goederen dezes aangeslaan, slechts naar recht en rede gehandeld; evenzoo de steden, die de afgoddienaars van pastoors, en vervolgers der “zuivere leer” verjoegen, en zich voor zooveel het noodig was de goederen der kerk aanmatigden.’ Op de opwerping die de gezant des keizers nog maakte dat zijn vorst alleen het patroonsrecht over de kerken had, gaven zij ten antwoord: ‘Als de Keizer onwaardige persoonen aan het hoofd van parochiën plaatst, hebben de kerken het recht aan zijn bevel niet te gehoorzamen, want dit ook is een artikel van ons geloof, dat al de paapsche pastoors en al de paapsche kloosterlingen, die kerkgoederen bezitten, dieven zijn en roovers.’ Eenstemmig hiermede luidde de Verklaring die eenige dagen later de wereldlijke leden van den Bond aflegden. ‘De kloosterlingen en de pastoors, zeïden deze, die het eene ware christene geloof niet willen omhelzen en in hunne dwalingen hardnekkig blijven volherden, van hunne plaats, goederen, cijnsen en renten beroovende, hebben wij niet anders gedaan dan wat ons recht en rede voorschrijven, daar die goederen voor den eenig waren godsdienst bestemd zijn, en, bijgevolg, de kloosterlingen en de papen die dezen niet kennen, ze niet mogen bezitten.’ En verder: ‘Den godsdienst der Katholieken, kunnen of mogen wij in ons gebied niet dulden of lijden, | |
[pagina 539]
| |
omdat wij zulks doende in strijd met ons geweten zouden handelen, daar nogthans alles wat met het geweten in strijd is moet gedoemd worden.’Ga naar voetnoot(1) Of het klaar genoeg is! Dus, nergens in Duitschland, noch in het Zuiden, noch in 't Noorden, noch in 't Midden, oefenden, in de XVIe eeuw, de ‘Hervormden’ de verdraagzaamheid. Wel vroegen Luther en zijne volgelingen voor eenieder het recht God naar zijn geweten te dienen; dit echter duurde slechts zoolang dat zij de minderheid waren. Zoohaast zij de overhand hadden veranderden zij van stelling en vloekten ze de vrijheid van geweten die zij eerst met zooveel nadruk als een recht den mensch van natuur toebehoorende, eischten.
P.J. Goetschalckx. |
|