Het Belfort. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 464]
| |
De doopnaam van Vondels vriend Roemer Visscher.IN het belangryke opstel ‘Bekeering van Vondel’ wordt, op bladzyde 233 van dit tijdschrift,Ga naar voetnoot(1) de naam van Roemer Visscher, van den goeden, ouden vriend van Vondel, vermeld in dezer voegen: ‘Roemer (Romaan) Visscher’. Hieruit meen ik te mogen afleiden dat de naam Roemer door den geleerden schryver van genoemd opstel beschoud wordt als eene verbastering van den naam Romanus. Met andere woorden: dat Vondels vriend eigenlik den doopnaam Romanus zoude gedragen hebben, en dat deze naam in het dageliksche leven tot Roemer zoude verbasterd zijn, of in Roemer veranderd, gelyker wyze by voorbeeld de namen Johannes, Franciscus, Frederik in het dageliksche leven wel tot Jan of Hans, Frans of Sies, Freerk, Freek of Frits verknoeid worden. En, om dan nog eene gissing te wagen, zoo meen ik dat de gedachtengang, die tot deze meening geleid heeft, de volgende geweest zy: Romanus (in verkorten form als Romaan genoemd) is een latijnsche naam, en hy beteekent in de latijnsche taal: een man, een ingezetene, een burger van de stad Rome, een man uit het | |
[pagina 465]
| |
volk der Romeinen. En het woord Römer, dat ook wel als Roemer geschreven wordt (men spreke Reumer) heeft in de hoogduitsche taal die zelfde beteekenis. Uit deze twee gegevens kwam men dan tot de gevolgtrekking dat Roemer Visscher, een echte Amsterdammer, dit hoogduitsche woord als naam zoude gedragen hebben, in vertalinge van zynen oorspronkeliken doopnaam Romanus. Is nu deze myne vooronderstelling juist, dan voel ik my genoopt om die meening van den schryver, boven aangeduid, beleefdelik en met alle bescheidenheid te weerleggen. Immers de naam Roemer en is geene verbastering, geen byzondere form, geene hoogduitsche vertalinge van den naam Romanus. Maar het is een oud-germaansche naam, een oorspronkelike naam op zich zelven, zy het dan ook in versletenen, en daarby eigenaardig hollandschen form.
Hrodmar is een algemeen oud-germaansche mansvóórnaam, die by alle germaansche volkeren oudtijds en vóór d'invoeringe des Kerstendoms, veelvuldig in gebruik was - hier en daar in eenigszins anderen form. Te weten: by de Franken als Chrodomar, by de Friesen en Angel-Sassen als Hredmar, by anderen weêr wat anders, - maar toch steeds in oorsprong één en de zelfde naam. Deze naam dan, samengesteld uit de naamstammen hrod en mar, is een soortgelyke als Hrodbercht, Hrodgar, Fulcmar, Audomar, waar ook deze zelfde naamstammen in voorkomen; verder als Baldwin, Liudbald, Hlodwich, en zoo voort. Al deze namen, en nog honderden en honderden anderen, soortgelyken, schoon van form, schoon van beteekenis, zijn grootendeels verloren gegaan by de hedendaagsche volkeren. Ten deele echter zijn zy ook heden nog wel in gebruik, maar dan in veranderden, versletenen, verknoeiden form. Zoo is de oude naam Hrodberaht, Hrodbercht, door den tusschenform Rodbrecht, heden ten dage tot Robrecht en Robert geworden, ja by de Engelschen in het dage- | |
[pagina 466]
| |
liksche leven zelfs tot Bob verknoeid. De naam Hrodgar komt in het Oud-Vlaamsch als Rogiere (als geslachtsnaam Roegiers), by de hedendaagsche Franschen nog als Roger, maar by de Hollanders ook thans nog als Rutger voor. Fulcmar is heden nog slechts by de Friesen als Folkmer, en dan ook nog maar zeldzaam in gebruik. Audomar is by de Vlamingen tot Omaar, by de Franschen tot Omer versleten, en leeft nog in den naam der stede Sint-Omaars of Saint-Omer. Baldwin is Baudewijn, Boudewijn, by de Franschen Baudouin geworden, Liudbald tot Leopold verformt, en Hlodwich, dat by de Franken oorspronkelik als Chlodowich luidde, is, door den tusschenform Clovis, by de hedendaagsche Franschen tot Louis, by d'oude Vlamingen tot Lowyck, by de Hollanders tot Lodewijk, by de Duitschers tot Ludwig geworden. En zoo is het ook gegaan met den vollen, ouden, oorspronkeliken naam Hrodmar. Hy geraakte by de andere germaansche volken buiten gebruik, maar de Hollanders en Friesen behielden hem. Maar deze naam werd, in verloop van tijd, by hen tot Rodmar, Rodmer, Romar, Redmer, en eindelik by de Hollanders in het byzonder tot Roemer verbasterd, by de gewone uitslytinge der d, die we ook by de namen Hlodwich als Clovis, Louis, Lowyk, en Audomar als Omaar, Omer opmerkten. By de Friesen bleef hy als Redmer bestaan. Reeds in de 16de en 17de eeu, toen Vondel leefde, kwam de naam Roemer in Holland nog maar zeldzaam voor; thans is hy daar, voor zoo verre ik weet, geheel buiten gebruik geraakt. En, ofschoon er onder de hedendaagsche Friesen nog zijn die Redmer heeten, by doopname, zoo zijn dit toch nog maar weinigen. De latijnsche naam Romanus was en is by de volkeren van germaanschen bloede, wegens de beteekenisse van dien naam en uit den aard der zake, slechts zeldzaam in gebruik. Waar hy in Duitschland heden ten dage nog gedragen wordt, behoudt hy zynen oorspronkeliken form, wordt er hoogstens nog tot Roman | |
[pagina 467]
| |
ingekort, echter nooit in Römer of Roemer vertaald. Was hy in de Nederlanden aan een kind gegeven, dan werd hy wel tot Romein veranderd of vertaald. Als een voorbeeld noem ik den naam van den kunstenaar Romeyn de Hooghe.
Johan Winkler. Haarlem. |
|