| |
| |
| |
Vlaamsche letterkunde in de laatste tien jaren.
(1877-1886.)
OP het tienjaarlijksch Congrès bibliographique international, dat onlangs te Parijs andermaal plaats vond (3 tot 6 April 1888), werd mij de eervolle taak aangeboden, een verslag over de Vlaamsche letterkundige beweging in België binnen evenjarig tijdvak voor te dragen.
Zelden, voorwaar, wordt er over Vlaamsche gezindheid en Vlaamsche taal in de ‘wereldstad’ gehandeld, waar de ‘Petits Belges’ slechts als volgsterren der Fransche zon aanschouwd worden. De gelegenheid viel dus gunstig om aldaar te verkondigen wat wij weten en wat wij willen: ‘In Vlaanderen Vlaamsch’. Nog min dacht ik het gevraagde te mogen weigeren, daar op den vroegeren dergelijken landdag, over Vlaamsche, evenmin als over Chineesche of Congoleesche letterkunde gehandeld werd.
Beperkt en bepaald moest evenwel dit overzicht blijven, om onder het zeventigtal verslagen, die aldaar aangeboden werden, te kunnen opgenomen worden.
Beter dan wie ook ondervond ik, bij het bewerken dezer grondstof, hoe onaangenaam het valt binnen zulk engen kring, de schatten der volkstaal, de juweelen der letterkunde, de sieraden van dicht- en geleerdheidsoefeningen op welverdiende en juistgepaste plaats te schikken. Hoeveel meesterwerken, slechts vermeld in dit verslag,
| |
| |
die breedvoerig dienden geprezen te zijn! hoeveel verdienstelijke schriften moesten overgeschrikkeld worden, terwijl er ongetwijfeld nog vele blijven, die mij zelfs niet ter kennis kwamen!
Wat er ook van zij, dezen zullen het mij niet ten kwade duiden, die in acht gelieven te nemen dat ik binnen korte dagen het opstel behoefde te voltrekken, terwijl het bezorgen en bereiden der bouwstoffen zekerlijk langeren tijd en meerdere bekwaamheid hadden vereischt.
Alhoewel ook dit verslag met het oog op de bijzondere gesteltenis der Fransche toehoorders bewrocht werd, laat ik volgaarn, op het aandringen van mijnen hooggeachten en hulpwilligen vriend Frans de Potter, den verdienstvollen secretaris der koninklijke Vlaamsche Academie, hier eene vrije vertaling volgen van een schrift dat, minstens op vreemden bodem, eenigszins toch - zoo durf ik verhopen, - tot verheerlijking en opheldering strekken zal onzer Dietsche moedertaal!
ONDER de volksspraken, die uit den alouden Germaanschen stam hunnen oorsprong nemen, wordt de Vlaamsche taal, ten vreemde, meermaals als min belangwekkend aanschouwd; zekerlijk wel ten onrechte, daar zij, benevens de naastbestaande Friesche spraak, deze is die de duidelijkste en talrijkste overblijfsels van vroegere bewoordingen, alsmede van eigenaardige wendingen der Duitsche tongvallen, behouden heeft. Terwijl immers de oude Saksische taal in Engeland, met Fransch-normansche woorden meer en meer doorspekt werd; terwijl de Deensche spraak, evenals de Noorweegsche, langzamerhand van den oorspronkelijken aard afweek; terwijl in Duitschland de menigvuldige gewestspraken, onder den invloed van Luther's Bijbelvertaling, en later ten gevolge der stelsels door Frederik II en zijne Potsdamsche vleiers gekoesterd, dadelijk tot eene algemeene spraak versmolten,
| |
| |
bleef bij de Nederlanders de oude Dietsche taal bijna ongeschonden en onaangeroerd onder de volksstanden in voege. Menigmaal heeft men kunnen vaststellen dat de Dietsche tongval in nauw verband staat met het vroeger Duitsch, gelijk het in de stukken ouder dan de XVIe eeuw, voorkomt; nader nog staat hij met het Platdeutsch, of gewestspraak der zeeoevers aan de Noord- en Oostersche zeëen.
De oorzaak waarom het Dietsch, min dan andere Duitsche spraken, door de onvermijdelijke wisselvalligheden van elke gesprokene taal, getroffen en gestoord werd, mag men grootendeels wijten aan de beperktheid van het landgebied.
Om reden ook van zijn nauw verband met de andere Germaansche talen, heeft men soms aan het Dietsch den naam van Nederduitsch toegepast. Evenwel zou het woord Nederlandsch met de aardrijks- en taalkundige stelsels beter. overeen komen, ware het niet dat Vlaanderen reeds van over ouds op 't gebied der letteren, even als op dit van fraaie kunsten, eenen roem verworven heeft, die ook door dagelijks spraakgebruik gewettigd en bekrachtigd wordt.
Wat het grondgebied der Dietsche taal aangaat, dit strekt zich uit langs het strand, van de engte van Kales af tot over de Zuiderzee, en behelst namentlijk het westerdeel van 't Fransche Noorder-departement, de meerdere helft van België en het Nederlandsche rijk tot aan de Friesche grenzen. Buiten Europa, wordt er nog Dietsch gesproken in de Neêrlandsche bezittingen te Java, Curaçao en elders, alsook in 't Afrikaansch gebied der Boeren en in de bloeiende Vlaamsche bezittingen van Noord-Amerika. Bij zoo ver dat de Wel Ed. heer Vanden Bemden onlangs in het Belgisch Senaat heeft mogen verklaren, dat: ‘de Dietsche taal op den zesden rang in Europa, maar wel op den derden buiten Europa komt’. (Zitting van 21 December 1887.)
In de verschillige gauwen der vroegere Nederlanden treft men ook verschillige gewestspraken aan. Dit
| |
| |
moet men voornamentlijk hieraan toeschrijven dat de harde klanken, alsook de klemtoon, die bij de Dietsche meer nog dan bij andere Germaansche talen, uittermate gevoelbaar zijn, binnen dit of geen geweest op min of meer scherpe wijze uitgesproken of uitgegalmd worden. Daarbij nog ondervindt men hier of elders dat het opbouwen der volzinnen, alsook het vervaardigen van samengestelde woorden, volgens min of meer eigenaardigen trant opgevat wordt.
Deze verschillige gewestspraken komen evenwel op twee voorname uit: de Hollandsche en de Vlaamsche. Hunne grenspalen passen nauwernood op de scheiding die door de omwentelingen van de XVIe eeuw en die van 1830, in 's lands bestuur toegebracht werd.
Niettemin, is tusschen beide rijken, de eenheid der taal staande gebleven. Deze taal, door elken geleerde bij opstellen en schrijven aangenomen, dient insgelijks, letterlijk gesproken, tot het gemeenzaam spraakverkeer onder de verschillige gewesten van 't Dietsch gebied.
Ook werd er binnen deze laatste jaren, meer en meer aangedrongen om de taalbetrekkingen tusschen beide deelen der Nederlanden nauwer aan te sluiten; 't is zoo dat het Belgisch bestuur in 1864, de eenheid bemiddelde door het aannemen der Hollandsche spelling. Dit stelsel werd algemeen aanvaard, zelfs door hen die eenigszins vreesden dat het verdwijnen van Vlaanderen's eigene schrijfwijze mogelijks ook het verdwijnen van zijne katholieke overleveringen tot gevolg mocht gehad hebben.
Het ons opgelegde werk bepaalt zich bij een vluchtig overzicht der Vlaamsche lettervruchten binnen de laatste tien jaren in België verschenen. Om deze beweging beter te kunnen begrijpen, dient men evenwel eenen blik op het voorafgaande tijdstip te werpen.
De opstand van België tegen het Hollandsch bewind in 1830, had ook het beoefenen der Nederlandsche letterkunde erg verachterd. Weldra nochtans stonden er mannen op, als Willems, David, Bormans, Snel- | |
| |
laert, Van Duyse, Ledeganck, Th. Van Ryswyck en anderen, die den verdrukten glans der vaderlandsche taal herop wisten te beuren. Hunne moedige pogingen zijn evenmin als hunne roemvolle namen, thans bij 't Vlaamsche volk nog niet vergeten, daar wij verder bevinden zullen dat, na twintig en dertig jaren, hunne gewrochten onlangs weder in druk werden gegeven. Met het afsterven van Hendrik Conscience, verdween de laatste en luisterlijkste kamper dier heldenschaar.
Dat de jeugdige opvolgers van deze mannen aan hun nalatenschap niet te kort zijn gebleven, zal men bij het overzicht der jongste lettervruchten van 't Vlaamsche volk kunnen bestatigen.
| |
Godsdienstleer.
De Verklaring van den Mechelschen Catechismus door Mgr. Lambrecht, hulp-bisschop van Gent, vervaardigd, is tevens een werk van geloofsverdediging, dat, onlangs in Zweedsche taal overgezet, aldaar diepen indruk verwekt heeft; eene Beknopte verklaring werd insgelijks door den hooggeleerden kerkvoogd bewrocht.
De wijdberoemde Schriftgeleerde Mgr. Beelen, die vroeger Mgr. Lambrecht's leeraar was, had het grootsch ontwerp opgevat zijn vijftigjarig meesterschap bij de Leuvensche hoogeschool met het uitgeven eener verklarende vertaling der Heilige Boeken, te bekronen. Het boek der Psalmen, De spreuken van Salomo, Het boek der Wijsheid, Het boek genaamd Ecclesiasticus, werden achtervolgens binnen het laatste tienjaartal in 't licht gegeven, toen de onverbiddelijke dood de voltrekking van dit reusachtig werk onderbrak; geen twijfel, getuigde een deskundige, of Beelen's gewrocht zou weldra door gansch Europa beroemd zijn geweest, had de diepgeleerde professor het in eene wijder bekende taal opgesteld.
Wij mogen in dit vak nog opnoemen de Sermoenen over de waarheden van den katholieken godsdienst, door Eerw. pater Vendrickx, wier tweede uitgave reeds tot het 10e boekdeel klom; alsook menigvul- | |
| |
dige schriften van Pater Hillegeer, jesuiet, die, evenals Mgr de Ségur in Frankrijk, talrijke boeken voor de volksklas opstelde. Menige godvruchtige werken kwamen in 't licht onder den naam van Jamar (Maria bij letterverplaatsing); de eerw. heer B. Van Loo schreef er insgelijks verscheidene, terwijl menig Fransch boek over godsdienstzaken en godsvrucht ook in het Vlaamsch werd vertaald.
Zoo zijn ook vele levensberichten van heilige en eerbiedwaardige personen, in 't Fransch eerst opgesteld, spoedig in onze moedertaal overgezet geworden. Aan Vlaamsche schrijvers hebben wij te danken: de Legende van Franciscus van Assizie, door Eerw. heer Huys; diegene van Sinte Godelieve van Ghistel, door Eerw. heer Van Haecke; het Leven van de H. Coleta, door Eerw. heer Hulpiau. Men mag er bijvoegen: Eene schets van het leven van Pius den groote, en Het leven van Z.H. Leo XIII, door den zeer Eerw. heer kanunnik Duclos, alsmede de Levenschets van Pater J.-P. Roothaan, generaal der Jesuieten, door zijnen stadsgenoot, J. Alberdingk Thym.
De Geschiedenis van den eeredienst van het Heilig Sakrament in België, door Eerw. pater Schoutens, en deze van Het Vlaamsche Lourdes, door Eerw. heer Scheerlinck, hoeven hier insgelijks vermeld te worden.
| |
Rechtsgeleerdheid.
Godsdienst mag van maatschappelijk Recht niet afgescheiden worden, wil men, als Dr de Gryze, handelen over Vaderlandsch recht en revolutie. Wij hebben daar eene diep doorgronde en flink opgestelde studie over de huidige tijdsomstandigheden.
Reeds sedert lang werd bij de rechtsgeleerden en ambtsmannen, het Handboek van den notaris, door meester Van Assche opgesteld, hoog gewaardeerd; daar het thans in den handel niet meer te vinden was, heeft de kundige schrijver er eene tweede uitgave van in vier boekdeelen laten verschijnen.
| |
| |
Drie welbekende leden der balie van Gent, Mrs Obrie, de Baets en J. Devigne, werkten om nieuw herziene wetten op te helderen. De Wet op de verzekeringen en deze op de bevoegdheid in betwistbare zaken werden door eerstgenoemden verklaard; beide zijne confraters deelden uitleg, de eerste wegens het Belgische herziene wetboek van koophandel, de laatste betrekkelijk de Wet op de jacht.
Heer K. Stallaert gaf het oude Keurboek der stad Diest in 't licht, terwijl de Koninklijke Commissie met het uitgeven der oude wetten en ordonnantiën gelast, in hare verzameling menige oorkonde opnam, die voor de taalgeleerdheid even belangrijk is als voor de opheldering der gewezen ‘costuymen’, onzer vrije gemeenten.
| |
Aardrijkskunde.
Op 1500 uren afstand van België, heeft de edelmoedige en manhaftige onderneming van onzen koning Leopold II, aan de overgroote Congostreken de voordeelen der christene beschaving willen verschaffen. Geen wonder dat de jongst verschenen werken op gebied der aardrijkskunde, meestal over deze nog zoo duistere Afrikaansche gewesten handelen. De Brieven van eenen Vlaamschen missionnaris in midden-Afrika, van Eerw. Pater Vyncke, alsmede de Reis naar midden-Afrika van den vroeg gesneuvelden Arnold Maes, maken ons met de lastige werkingen dier moedige voorboden bekend. Eene Studie over midden-Afrika werd insgelijks door de heeren De Neve onlangs in druk gegeven.
Dat Vlaanderen's zonen ook in vroegere eeuwen aan uitwijkingsvaarten niet te kort bleven, blijkt nog uit de Beschrijving der Azorische (of Vlaamsche) Eilanden en geschiedenis van hunne volksplanting door den heer Baudet, uit het boek over Antwerpsche reizigers, door den heer Staes, gelijkmede uit de opzoekingen des heeren De Decker over Eenige Antwerpsche drukkers in den vreemde. - Neêrlands kinderen wisten
| |
| |
ook eene roemvolle plaats te bemachtigen onder dezen die onbevreesd de gevaren der Reizen naar den Noordpool te gemoet gingen, waarover de zeer Eerw. heer kanunnik Martens eene belangwekkende studie schreef.
| |
Geschiedenis.
Nergens meer dan in onze Nederlanden is er voor den navorscher eenen belangrijken en leervollen oogst van geschiedkundige gebeurtenissen op te doen, daar onze gewesten meermaals als speelloon der gewichtigste Europeïsche twisten golden. Reeds van over lang en met onverpoosden ijver werd er over de lotgevallen des vaderlands gewrocht en geschreven. Geen beter verhaal is er daar omtrent dan de Vaderlandsche historie van hoogleeraar David; thans wordt zij opnieuw gedrukt door de zorgen der maatschappij, die onder den naam schuilt van den diepgeleerden meester, wiens Leven en werken door de heeren Moroy en Vanden Weghe opgehelderd werden.
De kennis van België's inwendige geschiedenis is met drie belangwekkende studiën verrijkt. Profr Alberdingk Thym wist den oorsprong en de ontluiking te verklaren der Gestichten van liefdadigheid in België, van Karel den Groote tot aan de XVIe eeuw; de heer Frans de Potter doorgrondde de Geschiedenis van het schependom in de Belgische gewesten, alsook deze van den Belgischen boerenstand, van de vroegste tijden tot het einde der XVIIIe eeuw. De Koninklijke Academie van België heeft deze drie meesterlijke gewrochten naar waarde geschat, toen zij hen met hare palmen bekroonde.
Over menige belangwekkende bladzijden der vaderlandsche jaarboeken in 't bijzonder, werd door ijvervolle en geleerde opzoekers gehandeld. Kanunnik Duclos bewerkte met den besten uitslag de Geschiedenis van den zaligen Karel den Goede, grave van Vlaanderen, martelaar, alsook deze van Onze Helden van 1302. - Door het drukken der Stadsrekeningen van Brugge voor
| |
| |
dit zelfde jaar, die de heeren Colens en Van Speybrouck bezorgden, gelijk door het uitgeven van de Voorgeboden der stad Gent en de Rekeningen der stad Gent 1336-1349, die Jhr. Mr de Pauw bereidde, bekomt de geschiedenis dier eeuw, eenen kostelijken voorraad van onweerlegbare getuigstukken.
Prof. Paul Fredericq gaf het eerste boekdeel uit, zijner studiën over de Nederlanden onder Keizer Karel, terwijl hij ook de moeilijke verdediging waagde van Marnix en zijne nederlandsche geschriften, die zeker wel het meest bijbracht tot ophitsing van den betreurenswaardigen opstand in de tweede helft der XVIe eeuw. Over dit droef tijdstip verschenen nog: de Geschiedenis der Malkontenten, waarvoor de heer Alf. De Decker eene welverdiende belooning der Koninklijke Academie bekwam, en de tweede uitgaaf van de verhandeling over De Pacificatie of bevrediging van Gent, door den Eerw. heer Bets.
De geleerde L. van Ruckelingen (Lodewijk Mathot) bezorgde eenen nieuwen druk zijner Geschiedenis der Oostenrijksche Nederlanden, terwijl de heer Frans de Potter kortbondig verhaalde wat Vlaanderen onder het Fransch bewind te onderstaan had.
Over dezen jammerlijken ‘beloken tijd’ schreef advocaat J. Plancquaert zijn boeiend verhaal De Franschen in Vlaanderen, 1795. In den zelfden trant schetste nog de vroeggestorvene schrijver De zegepraal der Vlaamsche gemeenten onder het beleid van Jacob van Artevelde.
Talrijk zijn de bijdragen tot opheldering van stadsen dorpsgeschiedenissen; zij strekken niet alleen tot nut en onderricht der plaatselijke bewoners, maar leveren tevens meermaals belangrijke stukken tot breeder uitgezette navorschingen. Vorenaf moet men de hoogst verdienstelijke Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen melden, een werk dat de ijvervolle secretaris der Kon. Vlaamsche Academie, geholpen door den heer J. Broeckaert, reeds tot
| |
| |
het XLIe boekdeel gebracht heeft. De Geschiedkundige beschrijving van Gent, van de vroegste tijden tot heden, die eene voorname plaats in de laatste reeks dier verzameling bekleedt, is ongetwijfeld de volledigste en best doorwrochte studie welke tot heden over Vlaanderen's hoofdstad gegeven werd; als bijvoegsel er aan heeft de heer Frans de Potter eene rij van tot dusver onuitgegevene stukken in druk laten verschijnen, waaronder namentlijk de Chronijke van Ghendt door Jan vanden Vivere.
Insgelijks gaf de onvermoeibare archivaris der stad Leuven, heer Edw. Van Even, de Geschiedenis van Leuven, door Willem Boonen opgesteld, terwijl Eerw. pastoor Schuermans de Belegering der stad Loven in 1635, door M. Bets beschreven, liet verschijnen. - Eerw. kanunnik Welvaarts stelde de Geschiedenis der abdij van Postel op, alsook deze van Corsendonck; heer Peeters vervaardigde onlangs eene Geschiedenis van Dixmude, heer Stockmans die van Moorsele en Berchem, enz.
De tijd laat ons niet toe een aantal andere verdienstelijke monographieën over 't verledene van menig steedje of dorp onzer gewesten, op te sommen. Wij zullen ons dus beperken bij de voornaamste gewrochten betrekkelijk de hoofdstad van België's handel, en wel eerst bij het Antwerpsch Archievenblad, dat de hoogverdienstelijke archivaris Génard sedert zestien jaren met onverpoosden ijver bezorgt; de Verzameling van oorkonden gekend onder den naam van stadsprotocolen, wier uitgaaf door den heer Pauwels aangelegd werd, komt er als een vervolg bij. - De kundige bewaarder van het Plantijn-Museum, Max Rooses, beschreef de werken van Plantijn en de Plantijnsche drukkerij; dezelfde schrijver bewrocht ook eene Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool, wijl de heer van den Branden een dergelijk boek uitgaf, dat in den wedstrijd door het stadsbestuur van Antwerpen uitgeschreven, den lauwer verwierf.
| |
| |
Heer Max Rooses heeft daarbij nog eene reeks Schetsenboeken over Zuid-Nederlandsche schrijvers onzer eeuw in 't licht gegeven. Ongelukkiglijk stemmen deze letterkundige studiën, onder betrek der oesthetische grondbeginselen, weinig overeen met Dr Alberdingk Thym's Spiegel der Nederlandsche letteren, waarmede wij van 't gebied der geschiedenis tot dit der letterkunde zullen overgaan.
| |
Taalkunde.
Indien er in vroegere tijden over de grondslagen en beginselen der moedertaal weinig gearbeid wierd, mag men integendeel vaststellen dat de taalkundige studiën thans het geliefkoosd voorwerp uitmaken van menig vlaamschgezinden werker. De hoofdman dier taaloefenaars is wel Guido Gezelle, die maandelijks in zijne Loquela eenen waren schat van hooggeleerde en welgegronde opzoekingen weet aan te boeken. - De Glossaire flamand, door den heer Edw. Gailliard bij den Inventaire des Archives de Bruges gevoegd, bevat insgelijks eene echte goudmijn voor de navorschers der oude Dietsche spraak.
De eerbiedwaardige Mgr. De Haerne heeft de betrekkingen tusschen de Vlaamsche taal en de Keltische tongvallen, alsook de oude gewestspraken in Engeland opgezocht.
De Nederlandsche spellinghe die ‘Joas’ Lambrecht in 1550 te Gent bewrocht, werd door de zorg der Maatschappij van Vlaamsche Bibliophielen in lichtdruk naar het eenig bekende exemplaar, weder uitgegeven.
Hoogst merkwaardig is de Verhandeling over de toepassing van het Grieksch- en Latijnsch metrum op de Nederlandsche poezij, door den heer van Droogenbroeck. - Laat ons daarnaast de verscheidene studiën stellen die de heer Amaat Joos over Vlaamsche spraakleer en taalkunde zoowel in Rond den heerd
| |
| |
als in Het Katholiek onderwijs en in Het Belfort liet verschijnen; men mag den wensch uiten dat deze verdienstvolle gewrochten door den schrijver in éen werk zouden verzameld worden, dat gepaard zou gaan met zijne uitmuntende Schatten uit de Volkstaal.
Een ware schat, die Volkstaal! Tot bewijs daartoe de verhandeling van Eerw. Heer Baes over Gewestspraak en algemeene taal. Bij de Vlaamsche talen immers, meer nog dan bij de andere van Germaanschen oorsprong, ziet men dat de volksspraak als meester doorgaat, wijl de soms overdrevene en te nauw geijkte voorschriften der spraakkunst slechts op den achtergrond komen.
Daarom is 't dat de overblijfsels der taalwendingen zorgvuldig onder het volk dienen opgeteekend te worden. Zoo dacht Deken De Bo, toen hij zijn meesterlijk Westvlaamsch Idioticon vervaardigde, dat weldra op nieuw in druk komt. - De Bijdrage tot een Hagelandsch idioticon door den heer Tuerlincx, is op denzelfden leest geschoeid. - Middelerwijl gaf eerw. Pastoor Schuermans een lijvig Bijvoegsel aan het algemeen Vlaamsch Idioticon, waaraan hij sedert lang, tijd en zorg besteed heeft.
| |
Sagen, verhalen, enz.
Taalkundige opzoekingen banen gewoonlijk den weg tot het ontdekken van oude Sagen en verhalen, kostbare schatten te lang in 't duister gebleven! Wij zullen hier de Chants populaires flamands aanteekenen, door de heeren Lootens en Feys verzameld en op muziek gezet; alsook de Geschiedenis der kerels van Vlaanderen, die nevelachtige helden der Westvlaamsche stranden, wier legende de heer De Flou waagde te verklaren.
Wie kent de boekjes niet, zoo dikwerf bij Snoeck-Ducaju te Gent herdrukt, waarin de vroolijke ‘historiën’ van Genoveva van Brabant, van Uylenspiegel, van Malagijs, van Jan van Parijs, van Cobonus en Pec- | |
| |
cavia, van den Ridder metter Zwaan, van de Heemskinderen, en andere dergelijke, verhaald worden?
Boven alle dietsche Saga's, staat de Reinaart de Vos, zeker als de aanzienlijkste, maar ook wel als de duisterste. De diepbetreurde Prudens Van Duyse had er eene nieuwe en kundig opgehelderde uitgaaf van bewrocht, die nu onlangs in 't licht kwam.
Twee tijdschriften moeten wij nog aanstippen die bijzonderlijk het vergâren en verklaren van al wat op oude gebruiken, overleveringen en vertelsels van 't vroeger Dietsche volk betrek heeft, met onverpoosden ijver betrachten. Wij bedoelen Rond den heerd, dat op 23jarigen leeftijd, onder 't beheer van zeer Eerw. kanunnik Duclos altijd even werkzaam blijft, en het jonger 't Daghet in den Oosten, waarvan de eerw. heer Daniëls te Hasselt, de leidsman is.
| |
Romans.
Wat zouden die verhalen en legenden, waar onze voorvaderen zooveel genoegen in schiepen, aan hedendaagsche romanlezers zouteloos en eenvoudig voorkomen! De Vlaamsche roman staat evenwel - dit strekt hem tot eer - buiten vergelijking met die bedorven of verpestende bladeren, die heden in onzeggelijk getal op den Franschen bodem ontkiemen en opschieten. Eerbaarheid en zedelijkheid zijn bij ons de eerste voorwaarde tot gelukken voor den novellenschrijver.
Als bewijs daarvan mag men den helderen glans aanhalen van Hendrik Conscience, den wereldberoemden opsteller van den Leeuw van Vlaanderen, die in het vervaardigen van een honderdtal schitterende schriften door zijne vruchtbare pen tot stand gebracht, altoos aan eerbied voor Godsdienst en zedelijke grondbeginselen, even als aan boeiende vaderlandsliefde, wist getrouw te blijven. Talrijke overzettingen van Conscience's werken werden bij den vreemde bezorgd, talrijke uitgaven zijner volledige werken zijn in België verschenen. De
| |
| |
prins der Vlaamsche romanschrijvers heeft aldus eenen wereldwijden roem verworven, naast Dickens, Feuillet, Van Lennep, Häcklander en Tolstoï.
Na Conscience schijnen thans de heeren Snieders den dichterstaf te zullen voeren. Van Dr Renier Snieders, van wiens gewrochten thans 16 boekdeelen uitgekomen zijn, zullen wij slechts De Geuzen in de Kempen en De Goochelaar aanhalen; zijn broeder August Snieders schonk ons, onder andere, De Gasthuisnon, Het Zusterke der armen, De Nachtraven, enz.
De Dramatische werken, verhalen en novellen van den heer Sleeckx stijgen reeds tot zeventien boekdeelen, wijl de Volledige werken van Ecrevisse tot het negende komen. - Onder de voornaamste romanschrijvers noemen wij nog den onvermoeibaren Geiregat, alsook Dr Amand De Vos, die onder den naam van ‘Wazenaar’ een Vlaamschen jongen afschetste. Jammer is 't dat, bij enkele dier werken, godsdienstige en geschiedkundige waarheden soms door 't romantisch opstel verduisterd worden.
Nog hoeven wij de verschillige romans te melden van Teirlinck-Styns en van Lod. Janssens, De nieuwe burgemeester, van den heer Roëll, De soldaten van Christus, 1798, van Honoré Staes, enz.
Wie bij de pas opgesomde gewrochten deze voegt van vrouw Courtmans-Berchmans, wier pen nimmer ledig blijft, en die van juff. Loveling, welke 't gedicht tegen 't verhaal verwisselde, zal nagenoeg een voldoend tafereel hebben der hedendaagsche roman-en novellen schrijvers in Vlaanderland.
| |
Dichtkunst.
Vlaamsch van aard en vlaamsch van toon,
Wat is dietsche dichtkunst schoon!
| |
| |
Het laatste tienjaartal heeft ons inderdaad eenen recht merkwaardigen bundel van dichtgewrochten opgeleverd. - Diepzinnig en ingetogen als Ossiaan, ijverzuchtig en vastberaden als eene Hadewijch, zong Lodewijk de Koninck het Menschdom verlost; een grootsch ontwerp voorwaar, dat aan Milton's en Klopstock's meesterstukken herinnert.
Echte peerlen ook pinkelen onder Dr Gezelle's Gedichten. Met Vlaamschen geest, met schitterende en eigenaardige taal, weet de Westvlaamsche meester, nu op zielroerende wijze over Kerkhofblommen te dichten, dan op wonderjuiste maat Hiawatha's sage, het meesterstuk van Longfellow, te vertalen.
Naast Gezelle staat zijn ambts- en kunstgenoot, pastoor Claeys, wiens Gemengde gedichten op eenen tweeden bundel wachten. - Onder de leden der Koninklijke Vlaamsche Academie, die insgelijks den Parnassus' berg beklimmen, treffen wij den volksvertegenwoordiger Jan De Laet aan en den welbekenden criticus Dr Nolet de Brauwere van Steelant, koene en onvermoeide strijders! De eerste, bezorgde eene nieuwe uitgave van de gedichten zijner jeugd; de tweede levert nog voortdurend het bewijs van welgeslaagden dichterlijken arbeid. - Naast hen bekleeden de zeer Eerw. kanunnik Daems, met Luit en Fluit, Jan Ferguut (Van Droogenbroeck) met zijne Makamen en Ghazelen, alsook de heer Coopman met menige dichtgewrochten, eene eervolle plaats.
Eene vrouwenhand alleen, - die van Hilda Ram (Mathilda Ramboux) - kon met zulk lieflijk vernuft, in eenen prachtigen ruiker Bloemen en bladeren, met Een klaverken uit 's levens akker opbinden. - Middelerwijl werden, door juffrouw Belpaire, eene reeks meldingswaardige tafereelen Uit het leven, dichterlijk afgeschetst. - Op Westvlaanderen's akkers wist Dr De Gheldere ook eenen prachtigen schoof Landliederen te zanten. Men mag insgelijks onder de Vlaamsche dichterschaar, de namen opschrijven van de heeren
| |
| |
Alfons Janssens (Gedichten), Mercelis (Natuur en hert) G. Antheunis (Uit het hart enz.), Bultynck (Stemmen des gevoels), enz.
Schoone en echt dichterlijke stukken treft men voorwaar aan, onder de Historische gezangen en Vaderlandsche liederen van Emm. Hiel; onder de met den vijfjaarlijkschen prijs van Vlaamsche letterkunde bekroonde Gedichten van Pol. de Mont; onder deze van Jan van Beers; onder de Verzamelde gedichten van Jul. Vuylsteke en van Victor Delamontagne, alsmede in verscheidene liederen door Jul. de Geyter, vervaardigd. Jammer dat onder sommige dier gezangen de godsdienstige grondbeginselen zoo hevig, als ten tijde der vroegere Geuzen, aangerand worden!
Van dit droevig tijdstip der Geuzen, komt er ons weerklank in de Refereynen verzameld door Jan De Bruyne en uitgegeven door den kundigen bibliothecaris van Brussel, K. Ruelens. - Terwijl de Antwerpsche Bibliophielen die belangwekkende liederen ten druk bezorgden, gaven de Vlaamsche Bibliophielen van Gent de Nieuwe refereynen van Anna Bijns, de katholiekgezinde dichteres van Antwerpen, in 't licht.
Gelukkig dat de Nagelaten gedichten van Prudens van Duyse geen drie honderd jaren op eenen uitgever hebben moeten wachten!
Middelerwijl werd een nieuwe druk der Volledige dichtwerken van Van Duyse's tijd- en kunstgenoot Ledeganck bezorgd. - De Volledige werken van Theodoor van Ryswyck, alsook de Dicht- en prozawerken van zijnen broeder Jan, zijn insgelijks verzameld en uitgegeven geweest.
Eindelijk moeten nog de gewichtige Studiën over Vondel van den Eerw. Pater Verstraeten, aangewezen worden. De diepgeleerde kloosterling wist immers de meesterstukken van Neêrland's beroemdsten dichter, namentlijk Lucifer en Joseph in Dothan, voortreffelijk op te helderen.
| |
| |
| |
Tooneel.
Jaarlijks verschijnen er, voor 't Vlaamsch tooneel, talrijke nieuwe stukken; doch vele zijn enkel uit den vreemde vertaald of verhaald; andere ook bieden onder letterkundig opzicht minder belang. De best gegeerde tooneelschrijvers zijn nog van Peene, - wiens Volledige werken 61 stukken beslaan - Delcroix, van de Sande, van Bergen, Wytynck-Devos, vrouw Slimbroeck, enz. - Eene Bibliotheek van geprimeerde tooneelwerken wordt te Brussel uitgegeven. Al de daar opgenomen stukken zijn zeker zoo prijsbaar en zoo treffelijk niet als de Bekroonde tooneelstukken, die de Gentsche afdeeling van het Davidsfonds, ten gevolge van eenen prijskamp in 1882 uitgeschreven, liet verschijnen.
| |
Kunsten en wetenschappen.
Laat ons tot een eenvoudiger vak terugkeeren, en de bijzonderste boeken opsommen die onlangs tot behulp en bevordering der wetenschappen uitgegeven werden.
Naast de Vlakke Driehoekkunde van Eerw. heer de Visschere, die onder betrek van woordentoepassing uitmunt, vinden wij de Beginselen der meetkunde en deze der Stelkunde door Tysmans, alsook het Leerboek der Rekenkunde ten gebruike van Normale Scholen, door den Eerw. heer De Riemacker, welk door het Hooger Bestuur voor het openbaar onderwijs aangenomen werd.
Den bouwkundigen werden aangeboden: de Vignole der werklieden (met 115 platen) door den heer Foubert, de Gids voor het teekenonderwijs (4 deelen met 100 platen) door den heer Robelus, en de Grieksche en Romeinsche bouwkunde (met 35 platen) door den heer de Waele. - Door den heer Vuylsteke werden verscheidene belangvolle vertalingen bezorgd van de hooggeprezene verhandelingen van Dr Lubke over oudheidkunde en kunstgeschiedenis.
Hoogleeraar Swartz bewerkte de Grondbeginselen der scheikunde en Dr. Morel een Handboek der anor- | |
| |
ganische scheikunde. - Over Handelsmeststoffen en zaadkoeken gaf de heer de Caluwe eene nuttige onderrichting. - Dr van Monckhoven, de beroemde photograafkundige, liet in 't Vlaamsch zijn handboek over Photographie met broomzilvergelatine verschijnen.
Van de heeren Pipyn en Vanden Steene heeft men twee belangrijke vakschriften: Handboek der hedendaagsche katoenspinnerij en Leerboek der werktuigkunde, beide met platen opgeluisterd. Laatstvermelde stof werd ook, onder geschiedkundig oogwit, behandeld in de Opkomst der stoomtuigen, door den Z. Eerw. kanunnik Martens, wiens welgeleerde pen insgelijks eene reeks Wetenschappelijke volksvoordrachten schreef.
Het Plantenrijk van den heer Oomen, houdt zich vooral aan legenden, poëzie en symboliek. - Op zuiver wetenschappelijk gebied treffen wij de Flora der Dendervallei door den heer De Cock aan, alsook De Boomteelt, van den welbekenden hortulanus Van Hulle, de Groenselteelt en de Fruitkweek onder glas van den heer Burvenich, de Kruidkunde van HH. Teirlinck-Styns. - De Inleiding tot de kruidkunde (vierde druk) van Dr Fredericq, de Leiddraad bij het onderwijzen der plantenkunde (in vier boekdeelen) van Dr Mac Leod, alsmede de Algemeene dierkunde door denzelfden, tellen onder de voornaamste werken die, namentlijk door het Willemsfonds, tot onderwijs van verschillige leervakken bereid werden.
| |
Onderwijs.
Ontellijk zijn de hand- en leerboeken die in deze laatste jaren ten gerieve van schoolgangers, door onderwijzers of opzieners in 't licht gegeven werden. Daar deze schriften meestal op tegenovergestelde politieke en godsdienstige grondbeginselen steunen, was de vermaarde ‘schoolstrijd’ tot hun ontluiken hoogst voordeelig; edoch bieden zij onder letterkundig opzicht minder belang.
Wij zullen ons in dit vak bij het aanduiden van
| |
| |
de twee voornaamste tijdschriften bepalen, aan school- en onderwijsbelangen toegewijd. Het Katholiek Onderwijs en de Toekomst wisten beide, naast de met opvoeding betrekhebbende studiën, ook menige letterkundige en wetenschappelijke verhandelingen den Vlaamschen lezer toe te dienen.
| |
Tijdschriften.
Men mag veronderstellen dat het op vasten tijd en met bedeelde maat bezorgd letterkundig voedsel, den Vlaamschen smaak best gepast voorkomt. Wij bedoelen, bij dit zeggen, de voortreffelijke verzameling van maanden verdere tijdschriften, waar de beste schrijvers en de beroemste geleerden dikwerf belangvolle gewrochten in bezorgen. Dergelijke schriften brengen veel bij tot opheldering der Vlaamsche letterkunde en dienen dus hier minstens in 't voorbijgaan aangewezen te worden.
Benevens deze waar wij reeds gewag van gemaakt hebben, benevens ook de Illustratiën en soortgelijke huiselijke leesbladeren, zullen wij slechts de belangrijkste letterkundige tijdschriften kunnen vermelden.
De Vlaamsche school, die gedurende meer dan dertig jaren onder 't geleide van wijlen den heer Van Spilbeek stond, laat zich voornamelijk aan kunsten boekbeoordeelingen gelegen. - In de Kunst- en dichterhalle, door den verdienstelijken dichter Coopman bestuurd, worden ook letter-, dicht- en taalkundige verhandelingen gegeven.
Het Nederlandsch Museum, door hoogleeraar Heremans, een der ervarenste beijveraars onzer moedertaal, gesticht, bespreekt allerhande vraagpunten die met letter- of taalkunde, met geschied- of staatkunde betrekking hebben, doch menig aldaar opgenomen stuk is jammerlijk met godsdienstige gevoelens strijdig.
Tegenover het Museum rijst Het Belfort, welks grondslagen in 1886, op den vasten bodem van Geloof en Waarheid gesticht werden. De toekomst van dit jonger tijdschrift is veel belovend. Het heeft eene ware
| |
| |
leemte in de katholieke Vlaamsche letterkunde aangevuld, en zal, dank aan zijne ijverige medewerkers, de verwachting zijner menige vrienden niet teleurstellen.
| |
Boekenkunde.
Ten slotte, daar zij hier best te huis behooren, zullen wij twee verdienstige en hoogst nuttige gewrochten over boekenkunde vermelden. - De Vlaamsche pseudoniemen werden door den heer de la Montagne met bijzondere kennis opgehelderd. - De Vlaamsche Bibliographie, die de verdienstelijke heer Th. Arnold, na Dr Snellaert en Fr. de Potter, in den jongsten tijd bezorgde, is voor iederen letterkundige een onontbeerlijken leiddraad, zoo wij het ook, bij het opstellen van dit verslag, menigmaal ondervonden.
Ziedaar een beknopt en zeker, zeer onvolledig overzicht van Vlaanderen's letterkundige vruchtbaarheid gedurende het laatste tienjaartal. Nog zou men dienen bij deze opsomming menig gewrocht aan te teekenen, dat door Vlaamsche schrijvers in Fransche taal werd opgesteld. Meer dan een immers onder onze geleerde landgenooten verkiest vreemden tolk en trant, hetzij om toegang tot een grooter getal lezers te vinden, hetzij om gemakkelijker gebruik te kunnen maken van zekere kunst- of vakwoorden, hetzij nog om aan den ouden slenter te offeren, ofwel mogelijks ook uit onervarenheid in de Vlaamsche taal... Hoe lang is het geleden dat het Vlaamsch maar als de taal van boeren en dienstboden doorging, en dat het op straf en boete uit elk fatsoenlijk onderwijsgesticht streng verbannen en verwijderd werd?
Die toestand is evenwel, God zij dank, reeds verbeterd en men durft zich weder op vaderlandschen roem en moedertaal beroepen. Aan deze heilzame beweging werd door de menige letter- en taalkundige kringen, die overal tot stand kwamen, krachtig gewrocht tot dat
| |
| |
eindelijk de zege behaald werd. In 't vak der boekenkunde noemen wij namentlijk, de Maatschappijen van Bibliophielen, te Gent in 1839, en later te Antwerpen gesticht, die zich met het uitgeven van vroeger ongedrukte stukken onledig houden.
In den zoo uitgebreiden en belangwekkenden kring van het volksonderricht, werken het Willemsfonds en het Davidsfonds beide met onverpoosden ijver, doch volgens tegenstrijdige richtingen. Eerstgenoemde maatschappij werd in 1850 gesticht en heeft het uitgeven van een 120tal boeken reeds bezorgd; spijtig dat er onder deze velen voorkomen waarin de heilzame invloed van godsdienstige grondbeginselen tot bevordering der volksbelangen, misacht of geloochend worden.
Het Davidsfonds kwam in 1875 tot stand en telt reeds 60 plaatselijke afdeelingen. Het heeft voor doel de verspreiding van lettervruchten, die met onberispelijke zedelijkheid en echten eerbied voor Vlaanderen's diepste godsdienstgevoelens bezield zijn. Ongeveer vijftig boeken werden reeds door deze vereeniging, verreweg de talrijkste van heel België, bezorgd.
Ook betracht thans België's hooger bestuur meer en meer de herstelling van Vlaanderen's welgegronde taalgrieven. Den edelmoedigen volksvertegenwoordigers Coremans, Jan de Laet en J. De Vigne zij dank om hunne pogingen tot vrijwaring der rechten van 't Vlaamsche volk in betrek met rechtspleging, krijgsdienst en middelbaar onderwijs.
Daarenboven strekt de onlangs verwezentlijkte inrichting der Koninklijke Vlaamsche Academie, aan de huidige Regeering tot lof en eer, daar dit hooggeleerd gezelschap welhaast veel zal bijbrengen tot opbeuring en uitbreiding der meer en meer aanwinnende en opwaardsstijgende Vlaamsche beweging. Aan hun edel doel zullen de gekozene taalrechters niet te kort blijven, daar het hier om vaderlandsliefde even als om wetenschap te doen valt.
De kennis en beoefening der volksspraak komt in de
| |
| |
huidige omstandigheden voor, als een machtig verzoeningsmiddel tusschen de verschillige maatschappelijke standen, als een krachtige schild tegen de buiten- en binnenlandsche aanslagen op België's overoude en diepgewortelde volksvrijheden.
De taal, zoo leert de geschiedenis, is immers de stempel van een volk, het kenmerk van zijn zelfbestaan, het teeken van ongeschonden en zorgvol bewaarde eigenaardigheid .
Bon Johan Bethune-de Villers.
Oost-Roosbeke, maart 1888.
|
|