Het Belfort. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 404]
| |
Kronijk.Boekbeoordeeling.Korte Spraakkunst van Jacob van Maerlant, volgens ‘Spiegel Historial’, - Korte Spraakkunst van Anna Bijns volgens ‘Refereinen’, beide door Amaat Joos, professor in de normaalschool van St Niklaas. Gent, S. Leliaert, A. Siffer en Cie Hoogpoort, 52. - Prijs fr. 0.50 stuk.Ga naar voetnoot(1)
Sedert de herboring onzer letterkunde hier in België, en vooral in de laatste jaren, zijn de werken onzer Middel-nederlandsche dichters een der voornaamste objectieven geweest van de studie en den arbeid onzer letterkundigen. Tot hiertoe nochtans, had men er zich op toegelegd door deze geschriften, en inzonderheid door die van den vader der dichters en van de Brabantsche Sapho, onze geschiedenis en de zeden onzer voorouders na te zoeken. Hier echter, hebben zij den heer Joos tot standpunt gediend van nasporingen van eenen anderen aard, namelijk tot taalkundige studie en heropbouwing eener Middelnederlandsche Spraakleer. De heer Joos is ons niet onbekend, en is, op verre na, ook niet de eerste de beste. Wie zijne bijdragen in het Belfort leest en bestudeert, zal wel weten dat het een wetenschappelijk ontwikkeld man is, die als taalkundige zijne sporen won en dus ook wel ‘the right man in the right place’ is om ons een werk te leveren zooals wij hier voorhanden hebben. Beide werkjes zijn op denzelfden leest geschoeid en komen, zoo in plan als in bewerking, gansch overeen: dezelfde verdeelingen, en bijgevolg ook dezelfde hoedanigheden en dezelfde gebreken. Dat onze opmerkingen dus ook voor beide gelden zal iedereen licht begrijpen. Nochtans willen wij vooreerst eene enkele opmerking maken die alléen op het werkje slaat over Maerlant. Waarom, vragen wij ons af, heeft de schrijver zijne taalkundige bewerking gemaakt op den Spiegel Historiael en niet op den Rijmbijbel? Inderdaad, al is dit eerste werk misschien wel het uitgebreidste van onzen middeleeuwschen puikdichter, toch valt het wel te betwijfelen of zijn Rijmbijbel, voor hetgeen taal en vorm | |
[pagina 405]
| |
aangaat, niet zijn beste werk is, en bijgevolg, beter tot deze studie zou gediend hebben. Wat er ook van zij, schrijver heeft den Spiegel Historiael verkozen tot uitgangspunt van zijne grammaticale aanmerkingen, die hij dan ook alle staaft met voorbeelden uit het bovengemeld werk getrokken. Tot hier over de spraakkunst van Van Maerlant. De volgende opmerkingen gelden, zooals reeds gezeid is, voor beide verhandelingen. Wat eerst in 't oog springt bij het openen van deze werkjes, is namelijk, dat de schrijver zijne regels slechts door één of twee voorbeelden steunt. Ware het niet wenschelijk geweest hadde hij alle plaatsen aangehaald waar de eene of andere regel zijne toepassing vindt? Dit zou, ons dunkens, aan de belangrijkheid en gegrondheid van het werk niet schaden. Verder, in no 25 M 24 B,Ga naar voetnoot(1) over de voorzetsels, leest men: ‘Telkens dat van geene bepaling van achter heeft, wordt het af.’ Stond deze opmerking niet beter onder de rubriek: bijwoorden, aangezien af hier dan toch wel een bijwoord is? No 28M-27 B: Diende hier bij de verbuiging van het lidwoord geen woordje gezegd te worden over de omgeschreven vormen van genitief en datief: vanden, anden, - vander, ander, andie? Bij het hoofdstuk vervoeging zouden wij liever de gewone wetenschappelijke vorming van tijden en personen uiteengezet zien; 't is te zeggen, dat al, wat onder de rubriek vervoeging thuis hoort, beter en duidelijker zou moeten uitgedrukt worden. Deze opmerking slaat vóóral op no 41 M. 39 B, waar de schrijver enkel zegt dat het tegenwoordig deelwoord uitgaat op de; hetgeen onjuist is. Het tegenwoordig deelwoord is immers de infinitief praesens niet met den uitgang de, maar wel de stam van het werkwoord met het suffixe ende waarvan de lettergreep en van eenen gansch anderen oorsprong is als het suffixe en van den tegenwoordigen tijd der onbepaalde wijze. Bij no 40 M. 38 B mocht ook eene kleine uitlegging bijkomen. De onbepaalde wijze neemt somwijlen wel ge voorop, maar slechts in bepaalde gevallen, namelijk, bij de modale hulpwerkwoorden ontkennend gebruikt. Wat de lijsten betreft van ongelijkvloeiende en onregelmatige werkwoorden, ware het niet beter deze in twee te splitsen en twee lijsten te vormen: eene waar de ongelijkvloeiende, en eene andere waar de onregelmatige werkwoorden bijeen staan? - Deze en andere dergelijke kleinigheden zullen den heer Joos bij eene ernstige herziening niet ontsnappen. Nu, de lezer denke niet dat deze opmerkingen eenig gewicht, tegen de innerlijke en echte waarde van deze werkjes kunnen uitmaken. Dit was ook geenszins hunne bestemming, want deze korte spraakkunsten verdienen eene warme aanbeveling, en het voorbeeld, de wenk door den schrijver gegeven, den welgemeenden lof van al wien onze oude letterkunde aan het hart ligt. Laat ons hopen dat de heer Joos het bij deze proeven niet zal laten, maar dat hij eens eene volledige spraakleer, naar onze oude Zuid-Nederlandsche schrijvers opgemaakt, aan zijne taalgenooten zal aanbieden. Jan Maes. | |
[pagina 406]
| |
Taal- en letterkundige nalatenschap van K.-L. Ternest, uitgegeven door J. Broeckaert, briefwisselend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. - Niet alleen aan de talrijke vrienden en vereerders van den verdienstelijken man, wiens naam hiervoren geschreven is, maar al den beoefenaren van de Nederlandsche taal- en letterkunde zal dit boek welkom zijn, en zij zullen met belangstelling het vijftigtal korte studiën of opmerkingen lezen, die K.L. Ternest over onze taal, hare geschiedenis, hare vormen, hare spelling en spraakkunst, vroeger, als artikelen in tijdschriften en andere verzamelwerken schreef, en die nu tot éénen bundel van 135 bladzijden vereenigd zijn. Vooraf gaat eene goedgestelde levensbeschrijving van Ternest, door den heer Jan Broeckaert, die als dankbare hulde aan zijnen oud-leermeester dit boek met groote zorg ter perse heeft gebracht. Tegenover den titel prijkt een welgelijkend portret van den vereerde, aan de bekwame teekenpen van Albert Verheughe te danken. Gaarne had men in den bundel ook de bekroonde Uitspraakleer der Nederduitsche taal aangetroffen, maar de pogingen van den uitgever bij de Maatschappij, welke het eigendomsrecht van dat werk bezit, zijn, spijtig voorwaar! niet met den gewenschten uitslag bekroond. In allen gevalle, zooals het boek thans is, zullen onderwijzers en letterkundigen het met veel vrucht te rade gaan. De omslag van de Taal- en Letterkundige Nalatenschap vermeldt nog een ander werk van Ternest: de Hoogduitsche Spraakleer voor Nederlanders, het beste werk over die stof, dat er in handen van Vlaamsche leerlingen te stellen is. Wij bevelen het meteenen als handboek in het onderwijs der Hoogduitsche taal ten zeerste aan. fr. 3,50. Intusschen mag men den heer Broeckaert dank weten voor de uitgave van een hoogst nuttig boek, door de drukkers van het Belfort met zorg ter perse gelegd. Prijs fr. 2,00. Z.
Schets eener geschiedenis der Rederijkkamer Sinte-Barbara, gezeid ‘de Zeegbare Herten,’ te Rousselare, door Em. van den Berghe-Loontjes, voorzitter der maatschappij. Ieperen, K. de Weerdt, 1887, in-8o, 152 blz. en pl. - Er bestonden tot heden twee beknopte historische schetsen van bovengemelde rederijkersvereeniging, welker oorsprong opklimt tot de XVe eeuw: eene door wijlen Angillis, de andere voorkomende in de Schets der geschiedenis van Roeselare, door Fr. de Potter. De heer Em. van den Berghe brengt thans een meer uitgewerkte schets voor, in welke hij alle bronnen, die te Roeselare in zijn bereik waren, geraadpleegd en gewetensvol benuttigd heeft. Zonder juist onze goedkeuring te hechten aan al de gedachten, die hij in zijn boek uitgedrukt heeft, mogen wij zeggen dat hij eene niet onbelangrijke bijdrage heeft geleverd voor de volledige geschiedenis van de Vlaamsche rederijkers, die nog altijd op eenen schrijver wacht. Hier en daar stuiten wij op kleine onnauwkeurigheden. De Deinzische spelers hadden niet tot zinspreuk: Donscom beter, maar Donse (doense) om beter; die van Diksmuide was: H. Kruys, scherp deur (duur) en niet scherpsdeuren, dat geen zin heeft. De schrijver heeft, voor het politieke deel zijner Schets, ongelukkiglijk de beste bronnen niet geraadpleegd. De armoede in België, tijdens de regeering van Albert en Izabella, was niet te wijten aan het bouwen van kerken en kloosters, maar aan de roof-, | |
[pagina 407]
| |
plunder- en vernielingstochten der Fransche legers. Kunst, nijverheid en koophandel namen onder gezegde regeering eene aanzienlijke uitbreiding: honderd kunstenaren en mannen van wetenschap, in allerlei vakken, maakten den naam van België over gansch het aarderijk beroemd. De XVIIe eeuw is zeker een der glorierijkste tijdvakken van België's geschiedenis. R.
Sammlung Kirchlicher Tonstüche fur die Orgel, drie deelen aan fr. 6,25.
Volledige Handleiding tot het aanleeren der moedertaal Volapük, naar de laatste verbeteringen van Dr A. Kerkhoffs, door A. Heiliger, tweede vermeerderde uitgaaf, fr. 1,00.
Vlaamsche Conferentie der Balie van Gent, verslag over de werkzaamheden gedurende het rechterlijk jaar 1876-1887, door C. Siffer, fr. 0,40. | |
Loopend nieuws.Davidsfonds. - Zondag 18 Maart, hield de Gentsche afdeeling een prachtig feest opgeluisterd met muziek, een zangspel en eene merkwaardige voordracht van Senator Lammens. Die welsprekende hooge kamerheer heeft zijne aanhoorders geboeid met zijne belangrijke rede over Het huiselijk leven, welke wij met genoegen hier voren mochten drukken. Sint-Niklaas bereidt insgelijks eene plechtige zitting tegen tweeden Paschen: eene cantate aan Leo XIII, van Alfons Janssens, zal er op uitgevoerd worden en de eerw. heer Dr Claeys zal het woord voeren. Yperen heeft eenen letterkundigen avondstond gehad waarop de eerw. heer H. Verriest grooten bijval gehad heeft, met eene conferentie over de muurschilderingen der Ypersche halle. Antwerpen van zijnen kant maakt zich verdienstelijk met het uitgeven van een maandschrift, orgaan der Antwerpsche afdeeling, getiteld Het Davidsfonds. Het kost slechts fr. 1,00 per jaar. De eerste algemeene vergadering zal te Kortrijk plaats hebben.
De Vlaamsche Academie is eindelijk in hare meubels, zij heeft zich, in afwachting dat zij mogelijks later het historisch Torreken betrekt, een lokaal gereed gemaakt, op de Vlasmarkt, niet monumentaal maar toch behoorlijk en doelmatig ingericht. Woensdag 21 Maart, hield zij er hare eerste vergadering: de bestuurder Jonkheer de Pauw deed eene openingsrede om het lokaal intehuldigen, en na het bestuurlijk werk afgedaan te hebben heeft zij lezing gehoord van eene merkwaardige studie van M. Sermon over Antoon Hemert, Frans Amelry en Remigius Van Ertborre, Vlaamsche schrijvers van de eerste helft der 16de eeuw. Er is ook besloten onmiddellijk overtegaan tot het drukken van Maleghijs, uittegeven door M. de Pauw en het Glossarium van Alexanders Yeesten bezorgd door Hoogleeraar Roersch. De eerw. heer Dr Gezelle en Dr Nolet de Brauwere waren nog verhinderd door ziekte op de zitting aanwezig te zijn, al hunne collegas en geheel het Vlaamsche land wenschen ten | |
[pagina 408]
| |
vurigste dat zij weldra wederom hunne studiën en bezigheden mogen hernemen Men schrijft ons: Eene nieuwe - of heringevoerde - wetenschap is thans in de tijdschriften aan de orde van den dag: de Folklore. Waarom echter die benaming in eene vreemde taal gesteld blijft, is ons een raadsel, tenware men in de meening verkeerde - eene verkeerde meening - dat de vreemden ons in het vak der volkenkunde zouden voorgegaan zijn. De volksoverleveringen en -vertellingen, de volksdeuntjes en- liedjes zijn hier zoo oud als de straat, en bleven in den mond, niettegenstaande de minachting van waanwijze schoolmeesters en schijngeleerden. Honderd jaren en meer geleden bezorgden Vlaamsche drukkers verschillige uitgaven van volksvertellingen, als de Ridder met de Zwaan, Valentijn en Ourson, Fortunatus borze, enz. Snellaert, in zijn Kunst- en Letterblad, rakelde, veertig jaren geleden, tal van oude volksgezegden en sproken op, en lang nadat het voortreffelijk tijdschrift opgehouden had te bestaan, herbegonnen onze medewerkers, de heeren De Potter en Broeckaert, (een aantal jaren geleden) in hunne Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, de mededeeling van al het eigenaardige, dat op den buiten nog verteld of gezongen wordt. Dit zij gezegd als terechtwijzing op Aug. Gittée's, anders welgesteld, artikel in de Toekomst, waar beweerd wordt dat de oefening dier wetenschap in Vlaanderen ‘uitstierf’ na het vertrek van Dr Wolf, naar zijn vaderland, welke geleerde samen met Prudens Van Duyse, Jaak en Adolf Van De Velde, Grootmoederken of Wodana uitgaven, een bundel oude vlaamsche sproken, sagen, liedjes enz. Zou het Belfort in de verspreiding van die volksliteratuur ten achter blijven? De Redactie moest hare lezers verzoeken alles te willen mededeelen, wat er onder betrek van sprookjes, sagen, legenden, kinderliederen en andere, nog aan den haard, in de schuur of op het veld verteld en gezongen wordt: gansch eenvoudig, zonder opsmuk, in dezelfde vormen, gelijk die dingen in den mond des volks voortleven.
Varia. - De vijfjaarlijksche prijs van Fransche letterkunde is met algemeene stemmen toegekend aan het werk van Camille Lemonnier La Belgique. De prijskamp van Rome voor beeldhouwkunst heeft plaats te Antwerpen; 14 mededingers zitten in loge; het onderwerp is getrokken uit den 20sten zang der Iliade Andromaque weenende op het lijk van Hector. Na Vlaamsche munt, Vlaamsche zegels, zullen wij weldra Vlaamsche timbers en het staatsblad in de 2 talen hebben. Eere en dank aan het vlaamschgezind ministerie!
Sterfgeval. - † Désiré Nisaud, ouderdomsdeken der Fransche Academie is in zijn 83ste jaar christelijk te San-Remo overleden. |
|