Het Belfort. Jaargang 3(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 307] [p. 307] Ontwaakt. DE lentemorgen, frisch en koel, Ontwaakt en speelt met het windeken zoel; Reeds draagt de leeuwerik, schel en zoet, Ten hemel der bloemen morgengroet: En gij slaapt! Wen blozend van leven de rozenknop zwelt, Een aâm van wonne waait door 't veld, Ontwaken in 't nestje de vogelen klein, En drinken den dauw van hun vleugelijn: En gij slaapt! God heeft u den boek van Natuur ontvouwd, Beschreven met bloemen en sterrengoud; Op ieder blaadjen, op elken halm, Daar leest gij zijn' Naam met een liefdespalm: En gij slaapt! Geleid door de machtige hand van den Heer, Zoo varen wij henen op 't levensmeer; O! hoort gij het dreigend golfgeklots, Ons bootje verslingert en breekt op een rots: En gij slaapt! Gij slaapt, met argeloos, stil gemoed, Wen de morgenzonne met bloed'gen gloed, En met leliënwit uw hoofd beglanst, Lijk een priester die zijn offer bekranst: En gij slaapt! En hoort gij der smeden hamers niet? Sta op! sta op! Zoo klinkt hun lied; O! zoo gij het doel van hun zwoegen wist.... Zij smeden.... den nagel voor uw kist: En gij slaapt! Droef klinkt in den toren de klokkenklank... Het is een schorre doodenzang: De wereld vergaat! het graf is diep! O! wee hem die sliep, Tot de doodsklok hem riep: En gij slaapt! Lodewijk Mercelis. Vorige Volgende