Vondel herdacht op het laatste Congres te Rijsel.
Men schrijft ons uit Rijsel:
De feesten ter eere van Vondel gevierd in Amsterdam, Antwerpen, Keulen, hebben weergalm gevonden tot in Frankrijk. De Eerwaarde Heer Brouwers, Pastoor van Nieuw-Amstel, was de slotvergadering van het Congres der katholieken te Rijsel, door zijne tegenwoordigheid komen begunstigen. Zijne zoo topische aanspraak, gedurig toegejuicht, liet ons Vondel bewonderen als voorbeeld van werkzaamheid, geleerdheid, godvruchtigheid, en als uitmuntende schrijver. In alle tijden zal hij als toonbeeld der Nederlandsche letterkunde te noemen zijn. De groote begaafdheden, die hem kenmerkten, blijken in 't overvloedig erfdeel zijner gedichten aan zijn Vaderland overgelaten. Geen dichter overtreft hem, en de Fransche meesters kwamen bij Vondel als leerlingen. Op Vondel werd gewezen als op een voorbeeld van allerlei gewrochten, waarin de geest door de letteren ontwikkeld wordt. Corneille en Racine zijn zeker uitmuntend, maar de kleur van Vondel is vuriger; hij is waarlijk een schilder; gevoel en gedachten leven in zijne pen. - Zijne versbouw is vloeiend, des te kundiger voltooid daar men er weiniger kunst in gevoelt; nooit is het gedacht aan het rijm geslachtofferd; men voelt het rijm, maar ziet het niet.
Vondel's pen was ten dienste aan alles wat den mensch verheft; de deugd alleen werd door haar geprezen; het kwaad ingepaald onder welken naam het wilde ten toon komen; ze vloeide om alle ongelukkigen tot God te richten.
Vondel's hekeldichten zijn zachtscherpe klauwen; hij was meester in dat vak. Zijne warande de Dierentuin doet hem kennen als fabulist. Zijn berijmde Psalmen verkondigen zijne Godsvrucht. Wij kennen zijne edelmoedigheid in de verdediging van Olden Barneveld's onschuld. Door het ongeluk der tijden als Protestant opgevoed, zwoer hij zijne doling af, omhelsde de waarheid in het Roomsch-Katholiek geloof en verdedigde het tegen alle sekten die het hoonden: zijn meesterstuk, Lucifer komt dit getuigen.
Hij koesterde eerbied voor den Franschen invloed, leerde en beoefende ook die taal, schreef de lofrede van Hendrik IV. Hij zijner gemalin, maar veroordeelde de eerzucht van Lodewijk XIV en moedigde dit volk aan altijd zijnen roep waardig te zijn, bekwam bij hem burgerrecht; bijgevolg mag men Frankrijk tot de studie zijner taal en werken uitnoodigen.
Vondeld die de Latijnsche en Grieksche taal, op dertigjarigen leeftijd begon te leeren, komt getuigen in welken geest men de heidensche letteren moet aanleeren: De Heidensche letteren ten dienste eigentlijk der christene letteren, even als een schoon vat ten dienste der bloem en vrucht dient; de vorm kan zijne weerde hebben, maar de christene