Het Belfort. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |
Vondel.
| |
[pagina 207]
| |
‘Het 3o eeuwfeest der geboorte van den grootsten Nederlandschen dichter, Vondel, werd te Roermond op zeer indrukwekkende wijze gevierd. In tegenwoordigheid van Z. Doorl. Hoogw., den bisschop van Roermond, van eene breede schaar van priesters, de notabelen der stad, en een dicht opeengedrongen menigte, brachten de leerlingen van het Bisschoppelijk College een van Vondel's Bijbelstukken, “Joseph in Dothan” ten tooneele. Het drama, bij plaatsen eene liefelijke idylle, herinnert levendig aan de studiën van Virgilus, waarnaar Vondel zich vormde. Door de uitstekende en geoefende voordracht kwam echter ook de kunstvolle dialogiseering der stof tot haar volle recht. Joseph, Simeon, Levi, Judas en Ruben bleken nu meesterlijk doorgezette karakterrollen te zijn, veel krachtiger dan men bij de lezing van het stuk zou verwachten. Zij werden dan ook zeer goed gespeeld, misschien levendiger en natuurlijker dan het zelfs tooneelspelers van beroep zou gelukt zijn. De reien of koren, waarmede de vier eerste bedrijven sluiten, waren merkelijk verkort, getoonzet, waardoor ongetwijfeld een niet onbelangrijk deel der schoone poëzie verloren ging. Voor de dramatische uitwerking nochtans was die maatregel voortreffelijk. De “rei” in dit stuk bestaat uit Engelen, die den door zijne broeders verraden en verkochten Joseph liefdevol begeleiden. Hij werd voorgesteld door knapen, die door smaakvolle, waarlijk kunstrijke kleeding, goede groepeering en schoon gezang, de door den dichter beöogde uitwerking geenszins misten. Het openingstooneel vormt een volkomen tegenhanger van het tooneel, waarmêe het tweede deel van “Faust” begint. Joseph, door den vader tot de broeders gezonden, sluimert in een bekoorlijk landschap. Een rei van Engelen omgeeft hem en volgt belangstellend zijne droomen. Hij ontwaakt, de zon met hem; hij begroet het nieuwe daglicht, vertelt zijne droomen en de zending hem toevertrouwd. Het geheel vormde een lieflijk tafereel, dat de schoonheid van Vondel's heerlijke verzen nog machtig verhief. Ook klinkt het Nederlandsch, goed voorgedragen, veel welluidender en voller dan men uit de gewone spreektaal zou opmaken. Op het reeds genaamde Faust-tooneel heeft deze openingsscène den volmaakt harmonischen, godsdienstigen toon voor, die den geheelen gang van het stuk beheerscht, terwijl nog herhaaldelijk gewezen wordt op de typische beteekenis der handeling, en dat op schoone, treffende, gewis kunstrijke wijze. Is het niet éen benijdenswaardig voorrecht., zoo de jongelingschap van een volk, om den held zijner literatuur en poëzie te vieren, niet behoeft af te zien van het hoogste ideaal, het godsdienstige, maar dit op volkomen en waardige wijze in hem belichaamd vindt?’
Roermond. G.B. |
|