Het Belfort. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |
Texcoco, 10 November 1887.WIJ hebben daar een prachtig uitstapje gedaan. Heden morgen, - het was ongeveer vijf uren, - verliet ik Mexiko met eenen mijner oude vrienden, want als men zoo wat in de wereld omgezworven heeft, ontmoet men menigmaal in verschillende streken oude kennissen en soms ook, wat veel beter is, goede oude vrienden. Wij vaarden door de oude Mexikaansche kanalen en staken dan het meer van Texcoco over. Dit maal wil ik deze reis niet beschrijven daar ik denk onze uitstapjes rond Mexiko tot onderwerp van eenen bijzonderen brief te nemen; en ook, de eerste brief eene zeereis beschrijvende, indien ik nu van eene meerreis te spreken kwam, zou de lezer wel kunnen denken dat mijne oudheidkundige reis eigentlijk maar eene waterreis geweest is. In zulke dwaling wil ik hem niet brengen. Ik houd er aan, nu reeds te verklaren dat het uitstapje hoogst belangrijk was en het weder.... Zie lezer, ik heb maar eens mijn jaarboekje opengeslagen om mij wel te overtuigen dat ik den 10n November beleefde. Ik moest dan ook trachten mij wel in den geest te prenten dat ik op eene hoogte van 2,264 meters vaarde. Nu daarover later. Als men alzoo 's avonds in een klein stadje aankomt, en men niet moede is, heeft men menig uurtje vrij. Ik wil deze ledige stonden nu gebruiken om eenen tweeden brief voor het Belfort op te stellen. Hij zou, volgens ik vóor eenige dagen schreef, over de reiswijze in de Vereenigde-Staten handelen. Dit zij nu zoo. Een voorafgaand woord zal hier wel niet ongepast wezen. De acht en dertig vereenigde Amerikaansche Staten en de tien Territories, meestendeel van jonge opkomst, zijn bevolkt door Europeanen gekomen uit de verschillendste streken der Oude Wereld. | |
[pagina 187]
| |
Nevens hen leven vele negers alsook eenige arme Indianen door de eerlijke Amerikaansche politiek stelselmatig uitgeroeid.Ga naar voetnoot(1) Iedere Staat heeft aldus bijna geene eigene overleveringen noch gebruiken. Hoe uitgestrekt dan ook de oppervlakte der Vereenigde-Staten zij, - ongeveer zoo groot als heel Europa,Ga naar voetnoot(2) - vindt men toch in heel Noord-Amerika eene zekere eenheid. Dit is niet te zeggen, gelijk men het weleens gedaan heeft, dat indien men eene Amerikaansche stad gezien heeft, het volstrekt onnoodig is andere steden te bezoeken, want zulke bewering kan men niet staande houden. Wat de reiswijze betreft, bestaat er eene volstrekte eenheid in heel de Republiek. De ordening der gasthoven en der spoorwegen is een en de zelfde in gansch Noord-Amerika, en zeer verschillend van onze Europeesche inrichtingen. En vooreerst wat verstaat men door gasthof in Amerika? Er bestaan twee soorten van gasthoven: die, volgens european plan, en die volgens american plan. Men steekt nu toch den Oceaan niet over met het doel in de Nieuwe wereld te zoeken hetgeen men in zijn eigen land kan vinden; meer nog: het is een algemeene reisregel te leven volgens de gewoonten van de streek, alwaar men zich bevindt. Het is gezonder, goedkooper en ook belangrijker. De eerste soort is mij aldus onbekend gebleven, zij bestaat ook maar in eenige groote steden; ik kan aldus alleenlijk van het oprecht Amerikaansch hotel medesprekenGa naar voetnoot(3). Men stelle zich hier geen huis voor, eenigszins grooter dan de gewone burgerwoningen, bestaande, gelijk doorgaans bij ons, uit het samenbrengen van eenige oude privaathuizen, van welke men dan een gasthof, ik ging schrijven een binnendoolhof, gemaakt heeft. Neen! in Amerika is alles jong en alles nieuw; men leze niet goed en nog minder sterk. Een Amerikaansch hotel is gewoonlijk een groot gebouw, meest zonder kunstkarakter, alwaar voor drie à vijf honderd gasten plaats te vinden is. De gevels zijn in graniet of wel in baksteen; de binnen verdeelingen zijn gewoonlijk in hout: ook is het al voorgevallen dat zulke gebouwen in weinige uren in asch gelegd werden. En daar men nu toch in Amerika van alles gebruik moet maken om | |
[pagina 188]
| |
nieuwe reklamen uit te vinden en geld te slaan, zoo zijn er eenige eigenaars die niet aarzelen overal aan te doen plakken en in de gidsen te doen drukken dat men hunne gasthoven als fire proof moet aanzien, en zulks omdat zij heel en al in steen zijn gebouwd: een middeltje om de gastprijzen een weinig hooger te stellen. Ook heb ik die fire proofsche niet bezocht en toch, God zij dank, is mijn kamertje nergens afgebrand; dit kwam mij maar eens voor over eenige jaren te Lissabon. Het is met de gasthoven juist gelijk met de spoorwegen: eenige ongelukken zijn voorgevallen: maar zoekt mij nu toch een land van belofte, alwaar dat niet voorvalt. Zelfs in België komen zulke ongevallen wellicht meer voor dan in Amerika; waren de Amerikaansche spoorwegen zorgvuldig gebouwd, zulks zou er bijna nooit voorvallen. Dadelijk heeft men dan - o Amerikaansche uitvindingsgeest, - spoorverzekeringsmaatschappijen tot stand gebracht. Men vergeet nooit het spoorbriefje in een lief envelopje te steken op hetwelk de reiziger aangespoord wordt zich te verzekeren, bij voorbeeld, aan de travelers insurance Hartford Co, dewelke u bij ongeval van 15 à 30 dollars per week verspreekt, volgens het beloop van uwe verzekering. Daardoor kan men soms aan eenvoudige reizigers angst inboezemen en aan het genootschap eenige dollars doen verdienen. Het verzekeringsstelsel is natuurlijk in 't algemeen goed, maar waarom toch aan iederen reiziger altijd herinneren dat hij gevaar kan loopen? Nu in Amerika moet men zich aan zulke gebruiken gewennen. Meer noch, zelfs in de gasthoven wordt uwe aandacht op het bestaan van zulke maatschappijen ingeroepen. Op de leestafel vindt gij er gewoonlijk meerdere exemplaren van verzekeringsbladen: eenieder kan er naar gelieven een mede nemen. Ik bezit alzoo ‘The accident news’ van Nieuw-York, orgaan van het V.S. mutual accident association, en in groote letters leest men op de eerste bladzijde: 10,000 dollars voor dood, 10,000 voor verlies van armen of beenen; 10,000 voor verlies van arm en been; 5,000 voor verlies van arm of been; 5,000 voor verlies der twee oogen; het verlies van een oog wordt met 1,300 betaald, voor permanent total desabilety bekomt men 2,500; en is men maar voor eenigen tijd onbekwaam erkend zoo betaalt men u 50 dollars per week. In deze gelijk in andere zaken overdrijft men in Amerika de reklaammiddelen; want ik denk te mogen beweren dat het reisgevaar in Amerika zoo groot niet is als in Europa. Wanneer gij nu een hotel binnen treedt, - gewoonlijk zonder veel reisgoed: dit leg ik uit bij het bespreken der spoorweginrichtingen, - dan komt gij eerst in eene groote hall: een oprecht openbare doorgang; men komt er in en gaat er uit zonder dat iemand u aan zal spreken. Want gij weet wellicht, waarde lezer, dat ‘zwijgén is onbetaalbaar’ eene amerikaansche regel | |
[pagina 189]
| |
is, en misschien denkt een Yankee wel dat er een dollar verloren gaat met een woord uit te spreken dat hij best zou bespaard kunnen hebben. Men zou bij ons deze spreekspaarzaamheid weleens met het woordje bot kenmerken; maar de Amerikaan is niet gewoon vele europeaansche reizigers te ontmoeten. Ieder amerikaansch kind handelt voor zijn eigen zelf en men veronderstelt dat het weet wat hem te doen staat en dat het ook met iedere amerikaansche inrichting bekend is. Aldus is het onnoodig in het hotel of in de staties eenige uitlegging aan de vreemden te geven of er op de muren aan te plakken. Op den muur is de reklaam meester en voor eene aanduiding is er aldaar geene plaats. Gij staat aldus in de Hall. Geen portier, om u aan te kondigen. De portier is daar alleenlijk om zich met het reisgoed te bekommeren: en een ieder doet maar juist, doch gewoonlijk goed, hetgeen hem volgens zijn ambt is voorgeschreven, maar geen stap meer, vriendje! In de Hall vindt men altijd dagbladen en sigaren te koop. Men ziet er ook houten bakjes gevuld met gidsen der menigvuldige spoorwegen: eenieder kiest er uit volgens lust en genoegen: een middel om zich kosteloos eene schoone verzameling van Amerikaansche kaarten te bezorgen. Een in Amerika voor de eerste maal aangeland reiziger bemerkt dan eindelijk dat het office zich in het midden of op het einde der Hall bevindt. Aldaar vraagt de reiziger eene kamer, zonder te verwaarloozen zich over den dagelijkschen gastprijs in te lichten. Twee of drie dollars is het antwoord: het is een bij ons algemeen aangenomen vooroordeel dat men in de Amerikaansche gasthoven hoogere prijzen vordert dan in Europa, zelfs te Nieuw-York kan men voor twee dollars en half heel deftig inwonen. De prijs is per dag: woonst, eetmalen, alles inbegrepen, en het office bekommert zich niet met op te nemen of de reiziger aan al de eetmalen heeft deel genomen of niet; gewoonlijk heeft een gasthof maar een en dezelfde prijs voor al de kamers, welke dan ook de verdieping zij, op welke de kamer gelegen is. Zoodra men u het nummer der kamer aangeduid heeft, schrijft gij uwen naam en uwe woonst in een groot boek, gewoonlijk met reklamen versierd, - deze politie-maatregel is nauwkeuriger gevolgd dan bij ons, alwaar zulks maar al te dikwerf verwaarloosd wordt, - en dan bekomt gij een briefje met naam, nummer der kamer en datum der aankomst: het is een toegangsbewijs tot de eetzaal en moet bij het afreizen terugbesteld worden. Gij ziet, goede lezer, met het spreken van vier of vijf woorden is de reiziger aan het office klaar. Van dan af is hij in het hotel een nummer: zijn naam is dadelijk op het bord, nevens het nummer der kamer opgeschreven, en aldaar is dan ook de plaats der brieven, die hem toegestuurd worden. Verder bekommert men | |
[pagina 190]
| |
zich met den reiziger niet. Nu wordt er op een timber gedrukt en dadelijk komt een der knechtjes, dewelke altijd vier of vijf in getal op eene bijzondere bank in de Hall zitten en alleenlijk met den dienst der kamers gelast zijn, aangeloopen, neemt uwe reispakken af, bekomt den kamersleutel en spreekloos brengt hij u tot uwe kamer door middel van den elevator. In twee of drie seconden zijt gij.... t'huis, al was het nu ook op de vierde of de vijfde verdieping. Spreekt gij nu Engelsch of niet, tot hiertoe hebt gij er niet veel gebruik moeten van maken; en kijkt gij dan eens door het venster, dan zijt gij heel verwonderd zoo hoog te nestelen zonder zelfs adem geschept te hebben. De kamers zijn meestendeels eenvoudig, maar zindelijk: schommelstoelen, ja, waar vindt men die in Amerika niet, - gaz- of elektrische verlichting, elektrische bel, water- of dampverwarming en de regulations op de deur aangeplakt. Dit alles is zeer praktisch en, voor gasthoven alwaar er soms op eenen dag veertig, ja ook wel tachtig nieuwe gasten aankomen, bijzonder eenvoudig ingericht. Men vindt ook altijd in zulke gasthoven baden, leeszalen, dameszalen, bijzondere ladies intrance, want de damen hebben eene bijzondere eetzaal, haar- en baardsnijder, negersche schoenpoetserszaal want het schoenpoetsen is in de regulations niet begrepen - dit is een bijzondere stiel in al de Amerikaansche steden, - en eindelijk een bar. Een bar is eene herberg, gewoonlijk heel schoon, alwaar men al staande drinkt, leunende op eene dikke houten bar aan den toog gehecht. Herbergen zooals bij ons zijn in Amerika gelijk in Engeland schier onbekend. Nu, alhoewel er in de bar's niet gezeten wordt, zoo wordt er daarom toch niet minder gedronken. Hetgeen men in het Walenland eene tournée noemt is er van algemeen gebruik. Men heeft om de dronkenschap te bestrijden Temperance societies tot stand gebracht, maar die waterdrinkers hebben door hun overdrijven eene goede zaak bedorven. Eenige Staten verbieden den zondag de bar's open te houden, onder andere de Staat van Nieuw-York. Nu, bevindt gij u 's zondags te Nieuw-York, en voelt gij daar eens lust een glasje Milwaukee of Lau Laud te drinken, dan gaat gij maar voor drie centen met een ferry boat Hudson-river over en dan bevindt gij u te Jersey-city, in den 's zondags vrij drinkenden staat van New-Jersey. Andere staten, gelijk die van Vermout, hebben heel en al het verkoopen van bier en sterke dranken verboden. Nu, beste lezer, weet gij wat men in zulke wettelijke waterdrinkende staten uitgevonden heeft? Raden zult gij 't niet: een Vlaming, hoe vernuftig ook, bezit de Amerikaansche uitvindingskracht niet. Men gaat bij den apotheker, en bier en sterke dranken worden er als medecijn verkocht. Aardige medecijn, voorwaar! Eene goede wet op de dronkenschap gelijk degene welke men in Holland gestemd heeft of zelfs gelijk degene | |
[pagina 191]
| |
welke bij ons nu heerscht zou veel nuttiger zijn dan al deze overdrijvingen. Maar ik ben met het gasthof nog niet klaar. Er blijft mij nog uit te leggen wat eene Amerikaansche eetzaal is. Met zijn briefje heeft er de reiziger toegang, maar alleenlijk op vastgestelde uren, buiten welke de zaal, even gelijk de keuken, gesloten is. Komt de ongelukkige drie minuten te laat, dan kan men niets meer bekomen, al wilde hij ook de gevraagde spijzen driedubbel betalen. Bijzondere spijzen kan men ook niet bekomen, want voor alles, wat bijzonder is, heeft het gasthof geene inrichting: ook moet het hoogst angstwekkend zijn in een Amerikaansch gasthof krank te worden: men zoude zulks aan zijne innigste vijanden, indien men het ongeluk heeft er zulke te tellen, niet willen wenschen; want menschlievendheid en nog minder kristelijke liefde, is tot nu toe nog geene algemeen bekende Amerikaansche deugd... De dienst in de eetzaal wordt door negers verricht, twintig, dertig in getal. Bij uwe intrede wordt u uwe plaats door den overste der negers aangeduid, soms ook white men genoemd. Hier wordt nog min gesproken dan in het Office. Een teeken van den - wij zullen maar Oberkelner zeggen - is genoeg en een neger staat nevens u, zonder u iets te vragen. Gij neemt de dagelijks gedrukte spijskaart in de hand en noemt de verschillende spijzen, welke gij bekomen wilt. Gij duidt er aan zooveel u belieft maar gij moet uwe eetkaart in eenen keer aflezen. De neger heeft het maar te onthouden: zij hebben een goed geheugen: en dan worden u na eenige minuten, vijf, zes, zelfs tien schotels op de tafel geplaatst. Iedere gast is alzoo van een heel getal borden omringd. Onnoodig te zeggen, dat er hier aan goede warme spijzen niet te denken valt, en daar gij naar niets wachten moet, en met uwen gebuur niet te spreken hebt, zoo zijt gij in een kwaartiertje klaar. Dit noemt men eene Amerikaansche table d'hôte. Ik verzeker het u: Wattel heeft er nooit iets te zeggen gehad. Wat het drinken betreft: gedurende de eetmalen wordt er alleenlijk water, melk en koffie gedronken. Hebt gij nu in de stad niets meer te doen, dan gaat gij naar het office en geeft uw briefje af. - Zooveel dollars. - Gij betaalt, rekening bekomt gij niet, zulks is onnoodig, want het aannemen van het briefje bewijst dat alles vereffend is, en gij vertrekt zoo sprakeloos als gij aangekomen zijt. Denk niet, dat ik deze inrichting beknibbelen wil! Och neen, ik denk zelfs dat zij wellicht voor groote gasthoven de eenigst mogelijke is. Ik zegde het reeds: alles is er zeer practisch. Ook aangenaam? Dat is iets anders. Komt er nu misschien een lezer denken dat het voor iemand, die eene wetenschappelijke reis onderneemt, toch aardig voorkomt zoo lang bij dit alles stil te staan, dan zal ik hem slechts dit woordje zeggen: geduld, gij moet nooit in den vreemde gereisd hebben. | |
[pagina 192]
| |
Wij spraken van gasthoven en zelfs van spraakspaarzaamheid; nu op de inrichting der spoorwegen valt er wat meer te zeggen. De verkeermiddelen zijn menigvuldiger in Amerika dan in welk land ook. Het stedelijk verkeer is allerbest ingericht en de kleinste plaatsen zijn met tramways doorkruist. In groote steden vindt men niet alleenlijk horsecars, maar ook steam- en insgelijks, alzoo te San Louis en te Chicago, cable-cars; binnen kort zullen deze laatste van algemeen gebruik zijn. Die cars, in Europa, voor zooveel ik weet, tot hiertoe onbekend, worden in beweging gebracht door een kabeltouw dat onder den straatbodem gelegd is. In wereldsteden, gelijk Nieuw-York, alwaar het verkeer drukker is dan te Parijs en wel met dat van Londen gelijk staat, zijn de bovengemelde vervoermiddelen niet voldoende. Ook vindt men daar nog talrijke ferry boats, welke natuurlijk met den breeden en lompen overzetter van Sint-Anneken niets gemeens hebben. Het zijn prachtige booten, gewoonlijk met een of twee verdiepingen. Het dek bestaat uit drie deelen. Het middelste is voor rijtuigen en wagens voorbehouden; de rechter zijde voor rookers; de linkerzijde voor niet-rookers en ladies. En dan heeft men nog de beroemde Elevated Rail Road. Van deze onderneming valt er niets dan goeds te zeggen; ook moet ik daar eens bij stil staan. In Londen had men eenen metropolitaan onder de straten der stad gebouwd. De Amerikanen hebben iets beters uit willen vinden met een spoorweg boven de straten te doen loopen; en, men moet het wel bekennen, zij zijn er volkomen in gelukt, want dat ondersteedsche spoor van Londen, hoe praktisch ook, is toch erg onaangenaam. Zie hier hoe men zulks te Nieuw-York verwezenlijkt heeft. Om de uitlegging verstaanbaarder te maken, drie woorden eerst over den aanleg der stad. Nieuw-York bestaat uit een lang, maar smal eiland, zestien mijlen lang en vier mijlen en een kwaart op de grootste breedte, behelzende eene oppervlakte van 26,500 acres. Dit is aldus eene lengte van 25,744 meters, wij zullen maar zeggen zes en twintig kilometers, alzoo ongeveer gelijk van Gent naar Aalst. De straten zijn alle recht getrokken: dit is een algemeene regel in heel Amerika, zoodat de platte grond van de Amerikaansche steden aan een dambord vergeleken kan worden. Nu de straten in de richting der lengte zijn de Avenues en degene welke loopen van Hudson-River tot East-River zijn de streets. De eene gelijk de andere zijn alleenlijk door een nummer gekenteekend, andere benoemingen zijn zeer zelden. Men telt twaalf avenues en twee honderd twintig streets. Broadway, de groote handelsstraat, welke aan de Battery begint om aan Central-Park een einde te vinden, verdeelt de stad in Oost en West. Nu, de Elevated heeft zijne centraalstatie aan de Battery, van waar, in de richting der lengte der stad, vier verschillige lijnen boven de tweede, derde, zesde en negende avenue loopen. De twee eerste bereiken Harlem-river aan de 28ste en 29ste straat, de | |
[pagina 193]
| |
derde eindigt aan het Centraal-Park, en de vierde lijn volgt de negende avenue en later de achtste tot de 155ste straat. Iedere lijn bestaat uit twee sporen upward en downward, wij zouden zeggen op en af. Het spoor zelf rust op sterke ijzeren zuilen, in het midden der avenue geplaatst en de hoogte der eerste verdieping der huizen bereikende. Op de zelfde hoogte zijn de ijzeren statiën opgericht, tot welke men toegang heeft bij middel van ijzeren trappen. De statiën zijn altijd gepaard: eene voor elke richting. De inrichting is hoogst eenvoudig. Hoe verre men ga of niet, de vervoerprijs is altijd dezelfde: vijf cents (0,25) even gelijk in de cars. Men geeft vijf cents aan het winket en bij het betreden der statiestandplaatsen laat men zijn briefje in eene glazen box vallen. Hier even wordt geen woordje gesproken. Het dagelijksch vervoer van den Elevated beloopt tot dat ongelooflijk getal van een half millioen reizigers, en daar deze spoorweg, eenig in zijnen aard, alleenlijk handelsstraten doorloopt, zoo kan men niet zeggen dat door deze Amerikaansche uitvinding de esthetische indruk der stad geschonden is geweest, vele leelijke straten zijn daardoor eerder min of meer bedekt. Er bleef nu nog iets te doen om het verkeer tusschen heel de Nieuw-Yorksche wereld te vergemakkelijken. Brooklijn, eene stad van ongeveer 800,000 zielen en alwaar nu ook al een elevated bestaat, kon men nog altijd maar met den fery boat van Nieuw-York bereiken. Er bleef bijgevolg niets over dan eene brug over den zeearm East-river te leggen, en dit hebben de Amerikanen ook gedaan, alhoewel de Antwerpsche Schelde met East-river niet vergeleken kan worden. William Kinslye kwam de eerste tot het verwezenlijken van dit grootsch gedacht. Men had reeds groote gespannen bruggen in Amerika tot stand gebracht. Alzoo wierp in 1851 de beroemde Roebling de eerste spoorwegbrug over den Niagara; (tegenwoordig zijn er al drie); zij heeft eene lengte van 825 voet of 304 m. 80. Dezelfde ingenieur legde eene brug (1856-1867) op eene hoogte van honderd voet over den Ohio, te Cincinnati, hebbende eene lengte boven den stroom van 1,057 voet en eene volstrekte lengte van 2,252 voet. Van 1869-1874 werkte James Eads aan hét oprichten eener brug over den Mississipi, te San-Louis, welke brug niet min dan tien millioen dollars kostte, het graven van den tunnel onder een gedeelte der stad er in begrepen. Deze brug heeft twee verdiepen: de onderste dient tot spoorweg en de bovenste tot gerij. Nu, zij is zestig voet hoog, dertig breed en heeft eene lengte van 1,520 voet, de toegangen er ingerekend. Dît zijn kunstwerkjes, niet waar? En toch, hoe reusachtig ook, schijnen zij, ik zal maar zeggen: kinderspel, wanneer men de Brooklyn-bridge aanschouwt. Het was alweer J. Roebling (hij is van Duitschen oorsprong en werd te Mühlhausen in 1806 geboren) die de plannen er van vervaardigde. Hij stierf ongelukkiglijk in 1869 en aan zijnen zoon, Washington Roe- | |
[pagina 194]
| |
bling, viel de zware taak ten laste het geniaal vaderlijk werk te voltooien. De eerste steen van dit grootsch gebouw werd gezegeld op 3 Januari 1870, en reeds den 24 Mei 1883 kon de brug ingehuldigd worden. Ingenieur ben ik niet, dat weet gij; ik bevind mij dus niet in staat een wetenschappelijk oordeel over dit wonderwerk te vellen. Trachten wij evenwel eens een eenvoudig gedacht er van aan den welwillenden lezer te geven. Daar de brug veel hooger is dan de grondoppervlakte zoo is men genoodzaakt geweest bij de uiteinden een hellenden toegangsweg te maken - eigentlijke culées zijn het niet, daar zij niets van de breedte van East-river innemen. - Van den kant van Nieuw-York heeft deze toegangsweg eene lengte van 1,562 voet en op de zijde van Brooklyn bereikt hij maar 971 voet. De eigenlijke brug is in drie verdeeld door twee hooge torens waaraan gansch het gewicht gespannen hangt. Deze torens - bestaande uit dubbele spitsbogen - hebben eene hoogte van 271 voet 6 inchen boven het hoog water, de grondlagen niet inbegrepen. Het metselwerk van den Nieuw-Yorkschen toren bevat niet min dan 46,945 Amerikaansche kubieke yards; voor den Brooklynschen heeft men er 38,214. De middelste brug meet 1,595 voet 6 inchen; de twee andere zijn ieder 930 voet lang, en de totale lengte der gansche brug beloopt 5,989 voet op eene breedte van 85. Staat gij in 't midden zoo bevindt gij u 135 voet 6 inchen boven den waterspiegel. De kosten beliepen vijftien millioen dollars, een sommetje van 46,750,000 franksGa naar voetnoot(1). De lezer zal misschien denken dat eene breedte van vijf en tachtig voet te veel overdreven is? Neen, zulke breedte was volstrekt noodzakelijk om aan deze zoo lange brug eenige kracht tegen den sterken wind te geven en ook om het verkeer gemakkelijk te maken. De brug is in vijf straten verdeeld. De twee buitenste dienen voor paarden en rijtuigen, dan komen er twee voor den kabelspoorweg, getrokken bij middel van eene koord gelijk men vroeger te Luik gebruikte, en eindelijk de middelste straat voor voetgangers voorbehouden; om deze brug te voet over te gaan heb ik niet min dan twintig minuten noodig gehad. Men spreekt soms van de zeven wonders der oude wereld: het zal wel niet onjuist zijn de Brooklijn-brug als het achtste wonder te aanzien. Voor alles wat het stedelijk verkeer betreft kan men nie genoeg zeggen dat de inrichtingen praktisch, eenvoudig en opperbest geregeldzijn. Daar zouden wij, mannen der oude wereld, wel het eene of het andere kunnen bij leeren. Maar men kan toch niet altijd te Nieuw-York verblijven, men moet ook eens het land | |
[pagina 195]
| |
in, en dan heeft men met de zoo beroemde Amerikaansche spoorwegen kennis te maken. Hier is alles zoo lofwaardig niet, inzonderheid in het Far West. Van kleine uitstapjes - gelijk men zou zeggen bij ons van Gent naar Parijs of Amsterdam - denken wij hier niet te moeten spreken. De zaak is eens klaar uit te leggen, hoe men in de Vereenigde-Staten eene reis van twee, drie dagen, soms meer, per spoor onderneemt. Besloten hebbende zich naar eene ver afgelegene stad te begeven, ziet men eerst eens na welke lijn men het best daartoe bezigen kan. Men heeft soms keus tusschen twee of drie verschillende spoormaatschappijen. Bestaat er geene competition, zoo is de maatschappij alleen meester, hare lijn zij goed of slecht. In geval er meerdere maatschappijen bestaan, zoo heeft een iedere belang de lijn zoo goed mogelijk te onderhouden en de vervoerprijzen op het laagste te stellen. De spoorweggidsen, van welke ik even sprak, geven de noodige inlichtingen over de richting der lijnen en de vertrekuren. Van prijzen is aldaar geene spraak: deze zijn er nooit op aangeduid, evenmin als op de reisbriefjes. En in 't algemeen wanneer een Yankee eene reklaam maakt, wordt er nooit van prijzen gesproken: Dit is geene Amerikaansche mode. Men stelt u ter hand zoo vele boekjes als gij maar wilt, soms heel prachtig uitgegeven met kaarten, platen en wat al meer; men beschrijft de merkwaardigheden der steden, en de lijn is, dat spreekt van zelfs, altijd de zekerste en de best ingerichte; er zijn er die zich beroemen de schoonste der wereld te zijn, de Denver Rio Grande, bij voorbeeld. De Central Mexican beweert allerschoonste inrichtingen te bezitten; de lijn is allerbest gebouwd; alles is er prachtig, goed, zeker. Voor deze laatste lijn is dat toch maar eene... ik zal eenvoudig zeggen tandentrekkerij. In Amerika niet meer dan te Gent, vallen de dollars uit de lucht, zoodat gij toch eens moet nazien hoeveel de reis u gaat kosten. Gij hebt daarvoor eenige Offices van Broadway af te loopen; en na, dikwijls een heelen dag, aan dat niet prettig werkje besteed te hebben, bevindt gij u gewoonlijk in het bezit van een lang papiertje in een mooien omslag met verzekeringsreklamen gestoken. Het is het reisbriefje, het welk u soms vijftig of nog meer dollars gekost heeft. Op dit briefje staat te lezen, het getal dagen geldigheid, de richting, en andere zaken meer, zelfs reklamen, maar de prijs zult gij er nooit op vinden. Men denkt in Europa dat de spoorwegen hier duurder zijn. Dit is eene dwaling. Het verschil der prijzen tusschen de Amerikaansche spoorwegen en de Fransche, bij voorbeeld, is al niet heel groot; maar men verliest dikwijls uit het oog dat in plaats van 100 of 200 kilometers afstand men in Amerika met 1000, 1500 en zelfs 2000 te rekenen heeft. Men vindt ook dikwijls briefjes aan verminderde prijzen. Het zijn reizigers die kaartjes voor heen en weer geno- | |
[pagina 196]
| |
men hebben en het briefje der terugreis verkoopen: daarvoor bestaat een ware handel in de groote Amerikaansche steden. Indien men zich zulke briefjes verschaft, moet men wel in acht nemen of zij nog geldig zijn. Zijn reisbriefje betaald hebbende, heeft men zich met zijn goed te bekommeren, waarvan het vervoer allerbest en zeer eenvoudig ingericht is; ook wordt er nooit van verloren koffers gesproken. Gij geeft uw reisbriefje aan den portier van het hotel, en tegen den avond is alles geregeld; gij hebt u met niets meer te bekommeren; en 't heeft u maar 50 cents (fr. 2,50) gekost. De Amerikanen bezitten allen ongeveer dezelfde koffers, met zink bekleed, zeer sterk, en aan heel goedkoope prijzen. Eene Express, het agentschap van Adams bij voorbeeld, neemt de koffers in de gasthoven af, vervoert ze naar de spoorwegstatiën, alwaar men voor ieder reisbriefje 150 pond vrachtvrij heeft en zelfs een weinig meer: wordt dit gewicht overschreden, dan is de vrachtprijs heel hoog. Aan den koffer wordt een koperen plaatje bij middel van leertjes gehecht en met een nummer voorzien. Een koperen chek met hetzelfde nummer wordt u dan door den portier met uw reisbriefje ter hand gesteld. Diligentiën, zij hebben denzelfden vorm in heel Amerika, komen de reizigers in de gasthoven afhalen. Deze zijn kosteloos en worden u door het gasthof bezorgd. Gij komt aldus aan de statie zonder dat gij door garçons, koetsiers en heel dat volkje geplaagd zijt geweest, want drinkgeld is gelukkiglijk in Amerika niet bekend. Dragers vindt gij in de statiën ook niet, daar ieder reiziger toch maar een handkoffertje met zich medeneemt. Dit alles kan alzoo goed en eenvoudig geregeld worden juist omdat het getal der treinen zeer klein is. Veel keus hebt gij niet: er bestaat gewoonlijk maar een trein 's morgens vroeg en een ander 's avonds laat; zekere lijnen hebben maar een dagelijksch vertrek. Nu, iedere maatschappij heeft hare statie: men moet goed in acht nemen met welke lijn men te vertrekken heeft. Deze statiën zijn geene groote gebouwen, ik ging schrijven: monumenten, gelijk in België, en nog min kunstpaleizen gelijk in 't noorden van Duitschland; zeer dikwijls zijn het houten barakken, en in vele dorpen zijn er zelfs geene eigentlijke statiegebouwen. Hier en daar heeft men begonnen goede ingerichte statiën op te richten, - want, vergeet niet, goede lezer, dat Amerika een land is hetwelk zich vormt, en niet een land dat gevormd is; - doch heeft men te Chicago, te Detroit, te Philadelphie en elders ook reeds schoone statie-gebouwen. In de statie hebt gij zelf uwen weg maar te zoeken. Geene enkele inlichting, gij hebt maar te weten, dat zulke trein voor zulke richting is, en een andere voor eene andere. Het vertrek wordt ook niet uitgeroepen. De machinist doet de klok klinken welke aan iedere machien gehecht is, en de trein is weg: zit | |
[pagina 197]
| |
gij er bij tijds op zoo is het goed; anders kunt gij een dag uitrusten. De lijn is gewoonlijk eensporig en eigentlijk bestaat er maar eene klas. Zekere treinen hebben wel eene tweede klas maar het voornaamste verschil tusschen beide is, dat men in de eene mag rooken en in de andere niet. Op eenige lijnen, bijzonder in den Staat van Kansas, heeft men eene derde klas alleenlijk voor landverhuizers ingericht. Dat is alzoo iets gelijk de landverhuizersplaatsen op de stoombooten: prachtig in zijne eenvoudigheid! In dit demokratisch land was het niet te verdragen de gewone burger op dezelfde bank van den millioenrijken dollarman te laten vervoeren? Pullman vond zijne cars uit, en terzelfder tijd de ware eerste klas. Men heeft sleeping cars, drawing cars, Pullman salons, Diner rooms, Smoking rooms, en van al deze prachtige inrichtingen kan men voor twee dollars per dag gebruik maken. Van deze rollende paleizen heeft men geen gedacht in Europa, en zelfs de gewone wagens zijn veel beter ingericht dan onze eerste klas. Het zijn lange kamers door eenen looper in twee verdeeld; men vindt er altijd eenen kachel, allerbeste petroollampen, versch water en ook andere inrichtingen, door niemand genoemd, alhoewel ze door eenieder gebezigd worden. Men kan alzoo eene kleine wandeling doen met van den eenen wagen op den anderen over te stappen, want het zou toch onmogelijk zijn gedurende een of twee dagen te blijven zitten zonder zich een weinig beweging te geven. Moest men in Amerika van onze enge en gekussende bakjes gebruik maken, zoo waren langdurige reizen onmogelijk. Dit alles is aldus goed ingericht en zou bij ons wel nagevolgd mogen worden. Nu, de schok is ook niet sterk, want de wagen rust op veeren dewelke niet in de lengte gelijk bij ons, maar wel in de breedte van den wagen geplaatst zijn. Deze ressorts zijn niet onbewegelijk vast aan de wagons, zoodat de wielen op heel kronkelachtige lijnen kunnen loopen zonder door de lengte der wagens in gevaar gebracht te worden van te ontriggelen. Daardoor alleen waren de ongelukken op zoo kronkelende Amerikaansche lijnen te vermijden. In Mexiko bestaat er iets dergelijks voor de rijtuigen. Daar de wegen in dit land heel ongelijk zijn, heeft men aan ieder rijtuig eenen ressort in den zin van de breedte en twee in den zin van de lengte, zoo dat de kas van den wagen zich gelijk een schip kan bewegen zonder omver te duikelen: een Europeesche wagen, rijdende op eenen Amerikaanschen weg, was in drie minuten kort en klein, met man en paard. Nu, rijdt gij in prachtige of in eenvoudige wagons, toch is het traagzaam, traagzaam! De trein wordt wel express genoemd, het kind moet toch immers eenen naam dragen. Deze express's gaan nog zoo snel niet als onze bommeltreinen. Soms blijft de trein zelfs onder weg stil staan om eenen reiziger op te nemen. Dit is mij | |
[pagina 198]
| |
vòorgevallen in de omstreken van Monument Park (Colorado) en ik vond het opperbest. Zoodra de trein in gang is, komt de Conductor de reisbriefjes afhalen en steekt u in de plaats op uwen hoed een kaartje, op hetwelk de statiën met hunne afstanden, die gij voorbij moet trekken, aangeduid zijn. Waar gij van trein te veranderen hebt, dat hebt gij zelf maar te weten, en zie nu maar goed te recht te komen, want de namen der halten zijn gewoonlijk op de gebouwen niet geschreven en de conductor geeft zich de moeite niet de namen te roepen der steden en dorpen, waar men aankomt. Inlichtingen vragen gaat ook zoo licht niet, want een statieoverste is op Amerikaansche spoorwegen bijna een mythe, en bedienden zijn zelden te vinden. Er zijn er zoo weinig: een grooter getal zou aan de dollarsmaatschappij te duur komen te staan. Gij hebt betaald en de trein beloopt de voorgeschrevene lijn: meer is men u niet schuldig; zelfs is men niet verplicht op den voorgeschreven tijd te vertrekken en aan te komen: zelfs stipte aankomst is eene zeldzaamheid. Maar hoe is het spoor zelf, op hetwelk gij rijdt, gebouwd? De hoofdzaak voor eene maatschappij is de lijn zoodra mogelijk, te kunnen exploiteeren en weldra geld te slaan. En als wanneer deze exploitatie een schoonen percent heeft opgebracht dan begint men te trachten den bouw der lijn te verbeteren. Het aanleggen eener spoorlijn kan men aldus gewoonlijk in twee akten verdeelen. De eerste bouw is regular, zou men in 't Spaansch zeggen, soms ook slecht; de tweede bouw is meestendeels beter. Men neme aldus zooveel het doenbaar is de oudste lijnen: het zijn de minst gevaarlijke. De goede bruggen zijn zeldzaam en de eenvoudigste regels van den bruggenbouw verwaarloosd. Amerika is rijk aan hout, en toch vindt men geene enkele spoorbrug met eenen tablier voorzien. De steunbalken kunnen aldus licht verrotten en daardoor ongelukken veroorzaken. Meer nog: een Amerikaan vermijdt het graven van tunnels. In den tijd bouwde men bij ons onnoodige tunnels, alleenlijk om te bewijzen dat men zulks doen kon; in Amerika vindt men het voordeeliger rond de bergen en de afgronden de lijn te doen loopen. De reiziger kan alzoo, wel is waar, de schoonheid der streek beter bewonderen; maar daardoor is de lijn met vele kilometers verlengd: ik denk dat daargelaten zelfs het gevaar, hetwelk door deze kromme lijnen ontstaat, deze exploitatiewijze niet de voordeeligste is. In 't algemeen zijn de lijnen slecht gelegd en niet beter onderhouden, en moesten er in Amerika zooveel treinen op de sporen loopen en dit zoo snel als in Europa, de ongelukken zouden er zeer talrijk zijn. Ook, wat dit alles betreft hebben wij van Amerika niets, niets te leeren: Met den reiziger bekommert men zich niet. Hij heeft betaald: zulks is voldoende. | |
[pagina 199]
| |
Om u te doen kennen hoe aangenaam het is op Amerikaansche sporen te reizen, ga ik er u eens een staaltje van geven. Ik had eene weinig prettige reis op eene lijn van Topeka-Hutchison-Santa Fe Compagny gedaan, was eindelijk de Rio-Grande overgevaren en bevond mij te Paso del Norte op Mexikaanschen bodem. Ik dacht nu met die Amerikaansche speculaties voor goed gedaan te hebben: jammer maar, dat ik iets vergeten had. De meeste Mexikaansche lijnen zijn door Amerikanen gebouwd en behooren aan Amerikaansche maatschappijen toe. Want voor het ongeluk van Mexiko trachten de Yankees zich met hunne spoorwegen van dit schoone land geldelijk meester te maken. Zij hebben niet voor doel dit land te annectieren gelijk de Duitscher zegt, want te Washington zou men dat niet met goed oog zien, alhoewel men zulks dikwerf in Europa beweert. De staatkundige mannen van Washington weten al te wel dat Mexiko, deel makende van de Vereenigde Staten, de zuidelijke Staten de meerderheid zouden hebben en wellicht daartoe zouden kunnen komen eenen nieuwen bond te sluiten en alzoo het splitsen der Vereenigde Staten in Noordelijke en Zuidelijke Republiek veroorzaken. Maar met Mexiko geldelijk te bemeesteren zijn de Yankees dus toch in het land baas, en meer wenschen zij niet. Ook het beste hetwelke de Mexikaansche kapitalisten te doen staat, is allengsken deze spoorwegen te veroveren juist gelijk Engeland er met het kanaal van Suez in gelukt is. Ik weet ook niet waarom Belgische kapitalisten het niet zouden wagen eenige spoorwegmaatschappijen in Mexiko tot stand te brengen. Het landsbestuur betaalt een mooi sommetje voor iederen gelegden spoorwegkilometer: het ware een allerbest middel om er ons ijzer en staal bekend te maken en te verkoopen. Het is waar de Belg, ik zeg het bedroefd, maar het is onbetwistbaar, heeft allen ondernemings geest verloren; en het is hoog tijd dat onze rijke lieden hun geld aan iets anders dan aan paardenloopen en andere onredelijke zaken meer, besteden... Nu, ik zou weldra over staatshuishoudkunde handelen, en ik vergeet mijne belofte aan dezen brief een einde te stellen met het beschrijven van mijne blijde inkomst in het land van Monteuczuma, bij middel van de Amerikaansche spoormaatschappij, gekend onder den naam van Mexican Central. Het was op maandag, tienden Oktober, dat ik te zeven uren 's avonds te Paso del Norte den trein voor Mexiko nam. Een reisje van 1970 kilometers, alzoo nog iets meer dan van Gent naar St-Petersburg.... Ook het reisbriefje werd met zeventig pesos (280 fr.) betaald, en een koffer, wegende ongeveer twee honderd pond, kwam als vracht twintig pesos te staan (80 fr.). Het is waar: de maatschappij is Amerikaansch en van welk punt ook van Amerika tot welk ander punt van Mexiko heeft men 150 pond vrij, maar in Mexiko zelf heeft men er maar 35; daardoor ziet men hoe de Yankees bevoordeeligd worden. - Met dit alles | |
[pagina 200]
| |
bekreunde ik mij niet veel; ik was in het gewenschte land der Azteken, en hoopte in weinige dagen het oude Tenochtitlan te bereiken. In den trein was alles levendig. Men hoorde de harmonische kastiliaansche sprake klinken; men erkende dadelijk de Spaansche beleefdheid. Een nieuw aangekomen reiziger bemerkt wel dat een ieder met pistolen en geweren geladen is; maar dit is eene oude gewoonte; de wapens maken deel van de kleeding van eenen Mexikaan even gelijk een waaier van eene Sevillana; want men reist zoo gerust in Mexiko als in welk land ook. De trein vertrok. 's Nachts trokken wij door wat men den desierto (woestijn) van Chihuahua noemt. Het regende fel en waaide niet minder. Reist dan onder de tropieken! Tegen zeven uren 's morgends begon eenieder zijne pakjes te maken, met de hoop van ten acht uren eens smakelijk te Chihuahua te ontbijten, wanneer opeens, eenige minuten na het voorbijrijden der statie van El Sauz, aan kilometer 315, de trein stopte. Bij ons, en in Amerika nog veel meer, zoodra iets dergelijks voorkomt, kijken de damen aan de venstertjes en de heeren stappen af. Daar stonden wij nu voor de brug van Sacramento. Zij was zóó gebrekkig, dat zij grootendeels in den rio van Chihuahua lag. Drie weken geleden was zij door de hooge waters bijna vernield geworden en men had ze met eenige balken geschoord, juist gelijk men zou doen bij een half ingevallen huis. De waters der laatste dagen en het onweer van den vorigen nacht hadden de balken weggespoeld en de brug stond, och arme! scheef, krom, gebogen; zij geleek aan iets dat men geene brug meer kon noemen. Maar ook vergeet niet, dat deze houten brug slechts drie meters hoog was, drie en half breed en... tachtig lang; daarbij, door het niet bestaan van eenen tablier, waren menige balken verrot. Wat nu gedaan? Hoogst eenvoudig. Terug gaan. En de trein stopte vóór de statie van El Sauz. De conductor zegde ons natuurlijk niet, welke zijne inzichten waren, want eerstens hij was Yankee, en tweedens hij sprak geen woordje Spaansch: Engelsch alleen was hem bekend. Aardig toch, niet waar, dat een Vlaming hoe verre ook hij van zijn land verwijderd is, toch nog soms door het eene of het andere aan zijn landje herinnerd wordt. El Sauz is geene groote stad en zelfs geen dorp; het bestaat slechts uit eenen rancho door Indianen bewoond. Een rancho met eene hacienda niet te verwarren. Deze is eene groote hoef en een rancho integendeel bestaat alleenlijk uit eenige arme hutten, bewoond door Indianen die het vee te bezorgen hebben. Wij konden den dag doorbrengen met in de omliggende heuvels planten en steenen op te zoeken, en om iets onder den tand te krijgen bleef er ons niets over dan bij de Indianen aan te gaan kloppen. Wij werden door deze brave lieden zeer hartelijk | |
[pagina 201]
| |
onthaald: zij gaven ons het weinige, hetwelk zij bezaten. Het eerste eetmaal, hetwelk ik op Mexikaanschen bodem nuttigde, had in eene hut plaats. Voor iemand, die het oude land der Azteken te bestudeeren heeft, was dat nu toch goed geschikt. Een Lucullusmaal was het wel niet, maar toch kon er nu geene vrees meer zijn in de Chihuahuasche woestijn van honger te sterven. De tortillas ontbraken natuurlijk niet. Dit zijn warme koekjes, gebakken met water en Spaansche tarwe, - men maakte ze in mijne tegenwoordigheid gereed; - zij vervangen het brood en dienen ook als soeplepel. Als de Fransche soldaten dit zagen - in den ongelukkigen tijd der intervencion, - zegden zij kluchtig: ‘Mexiko is een aardig land: het volk eet er de lepels op, na ze voor de soep gebruikt te hebben.’ - Tegen zonnenondergang klonk de machien, en de trein vertrok naar... Paso del Norte terug. Een plezierreisje heen en weer van 630 kilometers! Om zeven uren 's morgends stonden wij daar weer aan deze geliefkoosde statie, en men gunde ons een heelen dag om het grenssteedje af te loopen. Daar de conductor ons niets gezegd had en daar ik in een kwartiertje met al de straten der stad bekend stond, zoo ging ik op zoek naar den statie-overste om eenige inlichtingen te vragen en te weten te komen wanneer wij konden hopen de beroemde Sacramento-brug over te trekken. Een eigentlijke statie-overste was niet te vinden, maar na lang overal rondgedraaid te hebben kon ik toch aan eenen ambtenaar der statie spreken, natuurlijk alweer niet in het Spaansch. - ‘Wanneer kunnen wij naar Mexiko vertrekken, Mijnheer? - Gij kunt het heden avond wagen; maar ik ben niet in staat u te verzekeren, dat gij de brug over zult kunnen komen. - En indien wij de brug niet over kunnen rijden? - Dan komt gij hier een tweede maal terug. Uw briefje is geldig totdat gij te Mexiko aan kunt komen; is de lijn niet berijdbaar, daar kan de Compagny niet aan doen. Het is een toeval. De waters zijn hoog. - De waters zijn zoo hoog niet, Mijnheer; maar de brug is slecht gebouwd. - De bouw is goed, maar de grond is zeer zandachtig. - Heeft men met zandachtigen grond te kampen, zoo doet men de brug op caissons steunen. - Ja, Mijnheer, maar zulke bouw zou te veel onkosten veroorzaakt hebben.’ Na zulk topisch antwoord was het hoog tijd het gesprek af te breken; men mag niet ongeduldig worden. Ook bepaalde ik mij bij de volgende woorden: ‘Eene maatschappij, Mijnheer, welke eene spoorlijn wil bouwen, moet de daartoe noodige gelden bezitten, anders bouwt zij niet. Eerlijk kan men met geld spekuleeren maar niet met het leven der reizigers.’ Als men iets dergelijks uitgesproken heeft dan neemt men | |
[pagina 202]
| |
zijnen sombrero af, buigt met eene zekere statigheid en gaat voorts wandelen totdat de machienklok het vertrek aankondigt. Na eenen derden nacht op den trein doorgebracht te hebben - alles is maar eene gewoonte, - stonden wij nog eens voor ‘Sacramento brug’ zij was nog niet best te pas. Ook was het ons toegelaten eenen tweeden dag te herboriseeren. Jammer dat mijn waarde collega der botaniek daar mijn gezel niet was! De brug werd letterlijk gelapt. Hier een stuk hout aangeslagen, daar een balk ondergeschoven, verder weer een andere balk weggenomen; zoo dat zij tegen vijf uren 's avonds als berijdbaar aanzien werd na beproefd te zijn geworden door het langzaam, langzaam overrijden van eenige met hout beladen wagens. Zij stond mij niet aan, zij scheen mij niet heel en al in den haak, ook verkoos ik er te voet over te gaan en zulks werd ook door andere reizigers nagevolgd. Eindelijk kwam de trein er zonder ongeval over. Doch, wij waren nog niet klaar, want eenige honderden meters verder was er eene tweede gebrekkige brug welker herstelling ons insgelijks eenige uurtjes ophield. Eindelijk tegen acht uren werden wij op eene boogscheut afstand van de statie van Chihuahua nedergezet. De statie zelve konden wij niet bereiken, daar eene derde brug - dit was eene ijzeren - vijftig meters hoog, vier meters breed en honderd meters lang, - door den wind in den afgrond gedompeld was. Ik zag ze daar des anderendaags heel en al gekronkeld liggen. Als ik sedert eenige dagen te Mexiko aangeland was, spraken al de dagbladen van eene andere brug, ik denk het was die van Zacatecas, welke ook gevaar liep. Bij andere kleine onaangenaamheden dezer reis wil ik niet stil staan: eene machien die hermaakt moest worden, enz. Te Paso del Norte werden de reisbriefjes in geen lief verzekerings-envelopje gestoken. Ik vraag mij nog altijd welke de reden daarvan kon zijn. Jonge lezer, wellicht staat gij op trouwen? Wilt gij dan een echt speelreisje doen, koop een reisbriefje te Paso del Norte, het zal een proefje zijn om u van de geduldsdeugd uwer jonge wederhelft te verzekeren. En komt gij beiden zonder gebroken armen of beenen te Mexiko aan, dan gaat gij naar de hoofdkerk voor het Altar del Perdon een krachtig Te Deum laudamus zingen! Adolf De Ceuleneer.
N.B. Men verwarre niet de Central Mexican met den Mexicano van Mexiko naar Vera Cruz, eene der schoonste en der beste ingerichte lijnen der wereld. Op het eiland Cuba zijn de sporen allerbest gebouwd en de treinen loopen met groote snelheid: het is waar - zij worden geen ‘express'’ genoemd. |
|