Het Belfort. Jaargang 3
(1888)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
[pagina 185]
| |
Deken De Bo's grafteeken.Ga naar voetnoot(1)Het eerste deel is een kruis, dat vier meters hooge staat, van aan den grond. Uit elken arm van dat kruis spruit een drievoudig wijngaardloof, verbeeldende den wijngaard des Heeren. De vier armen van het kruis zijn ondervlochten met eene kroone van leliën en roozen, 't beeld van reinigheid en liefde. In 't midden van het kruis en kroone straalt het zinnebeeld van het heilig priesterdom, de kelk met de heilige Hostie. Het kruis staat verheven op eenen achtkanten schacht. Van weêrzijden, slinks en rechts van dien schacht, op fijn besneden voetsteden en onder even fijn versierde verhemelten, staan, met den schacht al uit een stik gebouwen, sint Leenaert, de patroon van Deken De Bo, en sinte Luudgarde, de patroonesse van 't gene hij zijn leven lang beminde, vereerde en verrijkte - het Vlaamsch. De twee voetsteden zijn omvat en geschoord benedenwaards door kunstmatig ineengewrocht eikenloof. Het bedied daarvan is sterkte en volstandigheid. Het eikenloof voert de ooge van den toeschouwer naar den voet van het kruis; daar rust de schild van Vlaanderen, rechtover den schild van de oude vermaarde abdie van Sint-Berten, die ter zelver tijde het wapen is van Poperinghe. Het tweede deel is een nieuw steenen graf, dat, op een verhoog van drie trappen, vóór het kruis staat en een scherfvat of middeleeuwsche schrijne verbeeldt. Dit treurig zinnebeeld van de dood verblijdzamen de naamteekens IH(esu)S, M(aria), S. J(oseph), benevens de eerste reken van Ps. 50 en van Ps. 129, die de heilige Kerke pleegt te lezen tot lavenisse der overledenen. De voeten van het scherfvat raken den voetstaal van het kruis, wiens vier panden, met raamwerk versierd, de volgende opschriften dragen: o Heere laat mij zalig sterven! Ik ben uw priester toch. Laat mij bermhertigheid verwerven, terwijl het tijd is nog. Ter zaliger gedachtenisse van den Z. E, H. Leenaert-Lodewijk De Bo, geb. te Beveren aan de Leye, 27 September 1826. Leerling in 't Coll. van Thielt, Professor in 't Coll. van Brugge, Pastor van SS. P. en P. te Elverdinghe en van O.L.V. te Ruysselede, Pastor en Deken van S. Bertens te Poperinghe, alwaar hij, vol van verdiensten zoo niet van dagen, in Chr. overleed op den 25 Aug. 1885, Piae Memoriae R.A.D. Leonardi Ludovici De Bo, qui nat. in Beveren ad Legiam 27 Sept. 1826, alumn. in Coll. Thiletano, Prof. in Coll. Brugensi, Pastor Eccl. SS. P. et P. in Elverdinghe, nec non B.M.V. in Ruysselede, Pastor et Decanus Eccl. S. Bertini Poperinghis, ibidem, plenus meritis si non diebus, obiit in Chr. 25 Aug. 1885. Naast God beminde hij zijn vaderland en zijne moedersprake. Hij was ervaren in taalwetenschap, in kruidkunde en in andere kennissen. Hij schreef 't Wvl. Idioticon, Gedichten, Sermoenen, enz. Tot Brugge, Gent, Leuven, Duinkerke, Leiden had hij geleerde vrienden en medewerkers. In Vlanderland betreurt hem iedereen. R.I.P. In den bovensten trap, hoofdewaards, staat de volgende oorkondschap: Het Davidsfonds, met de vrienden des overl., zetten dit teeken. A.D. 1887. Het derde deel is zaliger Deken De Bo's gewijd rust- en kerkhoveken, kunstig omtuind, vol blomgewas et circumsignata crucibus! |
|