Het Belfort. Jaargang 2(1887)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 768] [p. 768] Opwekking. ER is in mijn sluimrend harte Een vogelken blijde ontwaakt, De lustige vogel der vreugde, Die 't al tot een liedje maakt. Verdwenen is leed en kommer En weemoeds sluier gescheurd; Wêer sprankelt met licht en leven Wat treurnis' nacht had verkleurd! De wolken, die dreigend dreven Aan 't sombere vergezicht, Ze glansen in gouden luister, Ze baden in zonnelicht! Wat zwaar scheen, moeilijk om dragen: De drukkende levenslast, Daar hecht, als een duurbaar heilpand, Mijn ziel haar wenschen aan vast. Wat ongemerkt ik voorbijging, Wat slechts bij 't missen men schat: Het wilde bloemken, dat roekloos Bij 't zwerven mijn voet vertrad, Dat wekt in 't diepst van mijn ziele Een dankbaar, zalig gevoel, Dat spreekt een wondere tale Klaarklinkend in al 't gewoel, 't Gewoel, dat mijn geest vermoeide En nu tot handelen wekt, 't Gewoel, dat mij moedloos maakte, En nu tot geneugte strekt. Och, droefnis en vreugd der aarde, Ge zijt als de wolk en 't licht, Die ongestadige winden Doen wisslen in 's menschen zicht. Och, droefnis en vreugd der aarde, Wel hem, die gelaten, stil, Trots u in gerustheid afwindt Den draad van zijn levensspil. Want woelig juichen en schreien, 't Gaat alles een zelfden gang: 't Vult heden proppend het harte Tot morgen wat nieuws 't vervang'!... Antwerpen, November 1887. Hilda Ram. Vorige Volgende