Het Belfort. Jaargang 2
(1887)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 637]
| |
Eene wandeling te Fourvière in 1886.NA een kort oponthoud aan het station Villefranche klonk de stoomfluit, en spoedig waren wij het compartement binnengestapt om langs prachtige boorden naar Lyon te vertrekken, waar men na één uur sporens aankomt. Naarmate men die nijverheidstad, met hare 376,700 inwoners en waar de handel in zijde nog altijd de kroon spant, nadert, ontwaart het oog steeds schoonere en grootschere gezichten; nu eens is men tusschen zeer hooge en naakte bergen ingesloten, die hier en daar rotsblokken dreigend over de ijzeren lijnen uitsteken; dan weer stoomt men langs bergen, waartegen sierlijke planten geslingerd zijn, torenhooge boomen rijzen, dichte bosschen hangen; dikwijls ziet men aan den verren gezichteinder de gletschers, die zelfs in de warmste zomermaanden met sneeuwlagen en ijsschorsen omzilverd blijven. Villas, kiosken, kasteelen, enz., in alle vormen en stijl, en meestal uit zware rotsblokken op duizelingwekkende glooiingen gebouwd, boeien telken oogenblik de oogen tusschen de immer afwisselende schoonheden, welke deels door 's menschen handen, deels door de natuur tentoongesteld zijn. Het stoompaard holt eindelijk de laatste en lange tunnel van bijna een half uur lengte (2175 M.) onmiddellijk vóór Lyon binnen. Slechts hier en daar dringt door de Cevennes, onoverklimbare bergketen, een lichtstraal heen, doch hij is zeer slap, daarom zijn ook bijtijds de lampen in alle wagons aangestoken. | |
[pagina 638]
| |
Terwijl wij nu zoo diep in den grond voortdwalen met het groot gedruisch en geraas van veertien passagierswagens, stoomt aan den anderen ingang der tunnel ook een trein binnen en snort ons op het onverwachts in die diepe aardingewanden oorverdoovend voorbij. Verwondering, vrees, verbazing, ontsteltenis weerspiegelen op veler gelaat; sommigen, zoodanig onthutst, spreken geen woord; anderen roepen zuchtend uit: men hadde eens een verkeerde lijn moeten nemen, enz., enz. Te midden van deze en andere klaagtonen kon men weer spoedig de zuivere lucht, onder den blauwen hemel, inademen; de vrees was nu geweken, de ontsteltenis verdwenen. Toen wij bij vrijere ademhaling al spoedig uit het portel zagen, hingen wij boven de zeer breede Saone, waar de trein een langzamen gang nam, zoodat men er een heerlijk gezicht op booten en schepen kon genieten. Nauwelijks waren wij die lange brug overgereden of men bracht ons onmiddellijk in het stationgebouw van Perrache, het grootste station van Lyon. Ternauwernood had de stoomreus ons met een daverend gedruisch onder dit ijzeren gewelf binnengerold, of wij ontwaarden er eene massa volk; allerlei typen slenterden dooreen, vreemdsoortige kleederdrachten trokken de aandacht. Gedurende onze peistering van ruim 24 uren namen wij het volgende waar. Gemakshalve lieten wij aan het station seffens ons reisgoed consigneeren. Links van de ijzeren lijn rijst het hooge Fourvière met zijn prachtige basiliek, een monument, allerbelangrijkst om zijne originaliteit. Slaat men zijn blikken van af de kaden der Saone naar dit landschap, vooral wanneer de zon hare gouden stralen bij het middaguur op die hoogte neerschiet, dan ziet men de nieuwe kerk uit een rijk belooverend bosch oprijzen met eene pracht en bekoorlijkheid, welke het pronkstuk dezes bergs uitmaken; doch weldra hierover meer. Fourvière schijnt in de nabijheid van gemeld sta- | |
[pagina 639]
| |
tion te liggen, maar de hoogte bedriegt niet weinig den afstand. Bij het station stapten wij in eene vigilante, of zooals men in Frankrijk zegt in een fiacre; wen het tweespan ons reeds een kwartier naar de hoogte had gebracht, bleef het rijtuig staan: de paarden gehoorzaamden niet meer aan de zweep, de wegen werden te steil voor de dravers. Na nog een kwartier gewandeld te hebben, waren wij op de kruin van Fourvière geklauterd, die er eene schoone oppervlakte beslaat. In de nabijheid der basiliek stond ons logement, daarom konden wij nog denzelfden avond een bezoek in dien prachtigen tempel brengen. Hier vernamen wij, dat er dagelijks veertig missen, zonder die der vreemde priesters, gelezen werden. Een der kanunniken ried ons aan om des morgens ons vroeg aan te melden ten einde de mis op te dragen in die kerk, waar de Moedermaagd zooveel mirakelen verricht, waar wij haar beeld reeds in het vroege morgenuur met een groot getal waschlicht versierd zagen. Om zes uren droegen wij er het onbloedig offer op en om zeven ure geschiedde in de crypte (benedenkerk) een plechtige mis, waaronder een schoone preek voorgedragen werd door een der priesters van deze kerk. Na die plechtigheid gingen wij de merkwaardigheden der stad bezichtigen. Wij begonnen met Fourvière. Men hoort op Fourvière geen dof gebrom van fabrieken of andere luidruchtige bedrijvigheid, het oorvlies wordt niet gepijnigd door het schel gefluit der locomotieven; men ziet er vooral winkels met godvruchtige voorwerpen, kerkboeken, prentjes van Heiligen, rozenkranzen en andere voorwerpen, die de pelgrims en andere vrome personen gaarne koopen; ook komen er toeristen, maar toch meer bedevaarders. De verschillende kloosters, die in den laatsten oorlog tusschen Pruisen en Frankrijk zooveel geleden hebben, worden slechts door eenen of anderen religieus bewaard; dit gezicht veroorzaakt een pijnlijken indruk | |
[pagina 640]
| |
op het christen gemoed, dat hier zoo gemakkelijk tot vroomheid en godsvrucht gestemd wordt in de schaduw van het overgroote Mariabeeld, dat van de hoogte der basiliek met uitgespreide armen zijn genadengaven uitstort en allen met moederliefde uitnoodigt. De kruin van Fourvière verheft zich 292 meters boven den zeespiegel. Toen de Romeinen den schepter over Lyon als een der bloeiendste steden van Gallia zwaaiden, bood Fourvière reeds een heerlijk gezicht aan. Op zijne kruin aanschouwde men vroeger het forum van Trajanus, doch dit heidensch gebouw is door de huidige basiliek vervangen. Waar men nu het gasthuis Antiquille opgetrokken heeft, rees eenmaal het grootsche paleis, de residentie der keizers, tijdens hun verblijf te Lyon. Op Fourvière was ook de woonplaats der prefecten van het pretorium; binnen de tegenwoordige kloostermuren der Minimen stond eens het theater. De nog aanwezige waterleiding is door Claudius, tijdens de geboorte van den Zaligmaker, gegraven. Men ziet er nog het Romeinsch kanaal, 84 kilometers lang, dat de wateren van den Mont-Pilat naar Fourvière overvoerde; verder zijn er zweet- en badkamers, mozaïeken, zeldzame inschriften, nissen van de lares of huiselijke beschermgoden. Fourvière bewaart nog meer merkwaardige sporen van al die vroegere grootheid en trotsche gebouwen. Zoo ziet men er overblijfselen van een kerkhof uit het Galloromaansche tijdperk. In de nabijheid der prachtig gelegen restauratie-Gay rijst een dikke Romeinsche muur van groote bergsteenen en van afstand tot afstand met steenen banden doorvlochten. De bochten van dezen muur stellen het hoofd eener vrouw in marmer aanschouwelijk voor; alhoewel de neus en het halve benedenlijf door hoogen ouderdom verdwenen zijn, verraden de trekken en het gelaat nog de kunstvolle hanteering van den beitel, en ziet men hoe bevallig kunstenaars het aangezicht met het hoofdhaar reeds in vroegere dagen | |
[pagina 641]
| |
konden omlijsten. Een oude lamp en loopend paard resten er ook. Men meent dat het een lamp der eerste christenen is, want het galopeerend paard is een van de zinnebeelden door de oude christelijke kunst gebruikt; de H. Clemens van Alexandrie heeft ons het: teugel der jeugdige ontembare strijdrossen, uit een hymne der eerste christenen bewaard. Onder de Romeinsche medailles, rond deze lamp gerangschikt, aanschouwt men er één met een altaar van Rome en van keizer Augustus. Dit altaar was weleer opgeslagen ter plaatse, waar de Rhone en Saone samenvloeien en waar thans de kerk van Ainay, gesticht in de VI eeuw des christendoms, zich verheft. Nog verschillende voorwerpen, zooals een fragment met Franco-germaansche letters, een stuk kroonlijst met Corintisch loofwerk in wit marmer enz. wekken de nieuwsgierigheid. Daar ziet men ook een Romeinsche grafzerk, maar het bovenste gedeelte is verdwenen en het overblijvend inschrift is in brozen steen; men leest er in den ondersten regel, dat de zerk onder de bijl, sub asciaGa naar voetnoot(1), gewijd is. Gedurende het voortzetten van den wandelrit en het afdalen van Fourvière's kruin, lazen wij onder weg boven een oude poort: Orphelinat de Bethléem, daaronder een ingrijpenden tekst van het H. Evangelie om een penning ten offer te brengen. Niemand zal voorzeker denken, dat de sybille der liefde zich bij zulke omstandigheid in wetenschappelijke uitdrukking zal voorstellen, en toch maakt men hier eene uitzondering, want de offerblok is een groote kreeftenpoot. | |
[pagina 642]
| |
Wonderlijke zaak! zal hier menigeen uitroepen of ten minste denken; wij werpen een licht op dit feit. Op zekeren dag vischte M.G. langs de boorden van een eiland in de Rhone en vernam eensklaps een zwaren schok in het net; hij trok het vischtuig op en zag in de mazen een reuzenkreeft hangen. De visch had spoedig vrijheid en leven verloren. De verwondering klom niet weinig, toen men bij verder onderzoek vernam, dat het voor Frankrijk een kreeft van ongekende grootte was, want hij woog niet minder dan acht kilos. Een schaar van dien tienpootigen waterreus verstrekt tot voornoemden offerblok. Bij de beschouwing van deze en meer andere merkwaardigheden waren wij eindelijk opnieuw in de benedenstad gedaald, doch daar ons logement op de kruin van Fourvière stond, bestegen wij langs een anderen kant weer de hoogte om tevens het paviljoen Gay, het observatorium, de basiliek enz. te bezichtigen. Nu zouden wij de kruin gemakkelijker bereiken, wij hadden immers den chemin de fer funiculaire, meestal les ficelles geheeten, leeren kennen. Die ficelles of kabelwaggon bestaat uit houten bakken zonder dak; er zijn daar geen zitplaatsen, nog veel minder gestoffeerde canape's, maar slechts houten leuningen, waartegen men met den rug ligt bij de schier loodrechte opklimming of neerdaling met die eigenaardige uitvinding. Elke vijf minuten biedt zich de gelegenheid aan om in de ficelles, met behulp van zware kabels, over katrollen heenglijdende, zich in vier minuten op eenen afstand van 600 meters te laten optrekken door een ander afdalenden en tevens een in evenwicht gehouden waggon. Eenigen aarzelden in den beginne in dien schuinen waggon plaats te nemen, doch voor alle gevaar gerustgesteld, lieten zij zich overhalen. Den eersten keer schoven wij met 5 personen de tunnel, of liever die groote, donkere mollenpijp binnen, en bereikten alzoo gemakkelijk het paviljoen Gay, waarvoor men uit de benedenstad, ter oorzake der zigzagvormige wegen, bijna één uur besteden moet. | |
[pagina 643]
| |
Het paviljoen op Fourvière is niet groot, heeft maar één verdieping en is van de vierzijden uit glas. Men geniet er een der heerlijkste panoramas, welke de mensch kan aanschouwen. De vreemdeling wordt met verwondering getroffen als hij daar de eerste maal dat onmeetbaar tafereel voor zijne oogen ziet ontrold. De blikken loopen er over zeven der rijkste departementen van Frankrijk heen, de oogen hangen aan de zich zeer ver uitstrekkende oppervlakte van Lyon, en beter dan elders volgt men hier den loop van die twee diluviaansche stroomen, welke den bodem dezer stad gevormd hebben, toen de eene stroom de bedding der snelvlietende Rhone, de ander die der trage Saone afgebakend had. Uit dit paviljoen kan men de Rhone tot twintig mijlen ver volgen. Wil nu het oog verder rondwaren en de diepste diepte van den gezichteinder peilen, dan ontdekt het spoedig de Groote Chartreuse, den berg Pilat 1365 meters boven de zee, den Mont-du-Chat 3788 meters hoog en op 32 uren afstands. Het uitgestrekt tafereel is op den verderen achtergrond gedeeltelijk met de Alpen, gletschers enz. omlijst, zooals met de Beauges, den Mont Blanc; deze laatste berg heeft eene hoogte van 4810 meters en is zelfs, bij helder weer, voor het ongewapend oog duidelijk zichtbaar, alhoewel hij op eenen afstand van 32 uren verwijderd ligt. Ziet men bij zonneschijn de bevrozen kruin van dien berg schitteren, het is een voorteeken dat men spoedig zuiderwind zal hebben. Zonder in verdere bijzonderheden af te dalen, melden wij ten slotte dat men zich hier in een panorama van bijna veertig uren kan verlustigen; een der verste zichtbare punten is de Aiguille-Verte: deze berg ligt 35 uren van Lyon, hetgeen dus eenen omtrek geeft van meer dan 100 uren. Wij verlaten het observatorium en stappen slechts een paar honderd meters verder om de nieuwe basiliek, het pronkjuweel van Fourvière, binnen te treden. De nieuwe kerk van O.L. Vrouw van Fourvière overheerscht niet alleen de uitgestrekte stad Lyon, maar | |
[pagina 644]
| |
ook veel andere plaatsen door haar indrukwekkenden bouw, pracht, marmer en vier hooge torens, zooals de volgende bijzonderheden, ontleed aan het verslag La nouvelle église de Fourvière 1885, mededeelen. De basiliek, grootsch zoowel in hare afmetingen, want zij heeft eene lengte van 86 M op eene breedte van 35 M., als grootsch van bouw en versiering, is opgericht krachtens eene belofte van 8 October 1870, die door Mgr Ginoulhiac, aartsbisschop van Lyon, aan den voet des altaars van de oude kapel afgelegd werd met een levendig geloof. De kerkvoogd was hier het orgaan van ontelbare smeekingen en dringende verzoeken zoo vanwege zijne priesterschap als van de geloovigen, aan zijne jurisdictie onderworpen. Ziehier met welke formule men in 1870 zich tot die plechtige belofte verbond: ‘Nous faisons voeu de prêter notre généreux concours à la construction d'un nouveau sanctuaire à Fourvière, si la très-sainte Vierge, notre Mère Immaculée, préserve de l'ennemi la ville et le diocèse de Lyon.’ Heinde en ver werden inschrijvingsbewijzen rondgezonden, aan welker hoofd die belofte geplaatst was. De formule greep zeer de gevoelige hartesnaar van duizende personen aan, want spoedig stroomden de inschrijvingen, gesterkt met handteekens zonder tal, terug. In die dagen van jammer en onheil was het halve Frankrijk de prooi van een verschrikkelijken oorlog. De vijand naderde met rassche schreden Lyon, en zou, volgens menschelijke berekening, niet wachten hier te kampeeren en zijn verdelgingswerk te beginnen. Gelijk in de Oude Wet de engel des verderfs de huizen der Israëlieten, wier deurstijlen met het bloed des lams geteekend waren, sparend voorbijging, zoo drukte ook geen voet van het Pruisisch leger dezen bodem. De vrede werd 1 Maart 1871 geteekend; de belofte van Lyon was verhoord, de stad en het bisdom gespaard gebleven. De stad had reeds meermalen zichtbaren bijstand ondervonden. In 1643 werd zij eensklaps van de pest bevrijd, ten- | |
[pagina 645]
| |
gevolge eener belofte van de schepenen. Nog jaarlijks wordt die gunst 8 September indrukwekkend herinnerd, gelijk wij hierna zullen melden. In 1832 en 1835 ging de cholera doodverspreidend rond. Die rondtrekkende en zoo vreeslijk slaande verdelger sleurde in zijne niet te stuiten vaart uit het noorden en zuiden van Frankrijk duizende personen naar het kerkhof - doch hij eischte niet één slachtoffer te Lyon. Welke hand had den verdelger buiten Lyon gehouden? Deze inwoners hadden zich andermaal aan O.L. Vrouw van Fourvière gewijd. Sedert 1843, tot den huidigen dag, heeft geene algemeen besmettelijke ziekte het doodskleed in de stad uitgespreid. Herinneringen van al die feiten, in vereeniging met de bescherming tijdens den laatsten oorlog, stemden rijken en armen, stedeling en dorper van Lyon's aartsbisdom tot eene algemeene opwekking en uitboezeming jegens hunne Weldoenster. De commissie, voor de optrekking der basiliek aangesteld, had haar laatste bronnen uitgeput en zelfs groote schulden gemaakt om Fourvière's kruin aan te koopen ter grootte van ruim drie hectaren. Men veranderde de kruin in een lommerrijken hof en wijdde dien aan de godsvrucht van den Rozenkrans toe. Hoe donker de toekomst aan den finantiëelen horizon ook scheen, aarzelde de commissie toch geen oogenblik om de grondslagen te leggen voor een gebouw, wiens bestek, met een wonderlijk voorgevoel, reeds lang door Petrus Bossan, een bouwmeester van Lyon, in grootsche trekken ontworpen was. Toen men het bestek zou uitvoeren, werd door Bossan een helper, M. Ferrin, gekozen; deze was ook diep doordrongen van den geest der oude overlevering. Het aangekocht terrein werd, 8 April 1872, gewijd en 7 December, de Vigilie van het feest van Maria's Onbevlekt Ontvangenis, plechtig de eerste steen der basiliek gelegd. Over hoe groot kapitaal kon men voor dien bouw beschikken? De lezer weet dat er niet alleen geen kapitaal, maar wel aanzienlijke schulden waren; het geheel kapitaal voor dit werk bestond dan in een vast | |
[pagina 646]
| |
betrouwen op God; dat betrouwen bleef niet vruchteloos. Sedert dien heeft de vrome ondernemingsgeest, opgewekt door een nooit verslapte zelfopoffering en ijver, de middelen om te bouwen weten te vinden. De vrijwillige en onafgebroken bijdragen, waardoor dit reuzengebouw in 1886 zoover gevorderd is, vertegenwoordigen reeds de kolossale som van vijf millioen franken, waarvan zonder twijfel de bevolking van de stad en van het aartsbisdom Lyon 9/10 geschonken heeft. Zijne Eminentie de kardinaal Caverot, aartsbisschop van Lyon, smaakte, 2 Juni 1884 den tweeden Pinksterdag, het genoegen om aan dit overgroot werk, op plechtige wijze, den laatsten steen te leggen, d.i. het kruis op het toppunt van den hoofdgevel tusschen de torens te bevestigen. Volgens oud gebruik staat de basiliek met het hoofdaltaar naar het oosten. Vier hooge veelhoekige torens omschutten den grootschen bouw en drukken erop hunne oorspronkelijkheid. De twee torens van den westelijken kant hebben eene rijke portiek, versierd met eene galerij, uitloopende in een frontaal of geveltrommel. Op het fronton of frontaal worden de beloften van 1643 en 1870 voorgesteld in beeldhouwwerk, dat bijna geheel van den grond losgemaakt is. Eene talentvolle hand is met dit hoog relief bezig. De aandacht wordt vooral getrokken door de vier kolommen, die de portiek onderschragen. Hare kunstig afgewerkte bases, de uit één stuk vervaardigde schachten, de kunstig gegroefde kapiteelen niettegenstaande de ijzervaste stoffe, zijn in graniet van het meer Majeur. Toen de eerste eensteenige schacht, een monoliet van 16000 kilos, uit het station Lyon naar Fourvière door 16 sterke paarden overgevoerd werd, bedekten de juffers het reuzengevaarte op den doortocht door de stad met bloemen en wuifden vreugdevol met zakdoeken. Het groot terras, met 22 trappen naar de bovenkerk leidende, is gescheiden in het middenvak door eene monumentale opening, welke de weg baant naar de crypte, | |
[pagina 647]
| |
een rijke benedenkerk. In de crypte, door kolossale en fraai gegroefde pilaren gesteund, daalt men langs eenen trap van 40 treden; de trap loopt onder een rijk looverdak van gebeeldhouwd en gepolijst graniet, en wordt met den Leeuw van Juda bekroond. De noordwestelijke toren strekt ten dienste der katholieke Hoogeschool van Wetenschappen, die er een observatorium zal inrichten met al de werktuigen voor de sterrenkunde. Dit gebouw verheft zich 339 meters boven de zee. De noordoostelijke toren heeft op zijne hoogste galerij, voor het publiek toegankelijk tegen eene kleine vergoeding, eenen reuzenverrekijker; spoedig gebruikten wij dat werktuig om de bijzonderheden van het onmeetbaar panorama tot aan den zeer verren gezichteinder te bewonderen. Dit zwaar instrument kan gemakkelijk en in alle richtingen verplaatst worden; het hangt in evenwicht, en kan met eene kleine inspanning rondom de geheele galerij over twee ijzeren lijnen gevoerd worden. In de koepellantaarn plaatst men een thermo- en barometer en andere meetwerktuigen van grooteren omvang ten gebruike der bezoekers. Bij een helderen en wolkeloozen hemel beklommen wij, omstreeks elf ure, die hoogte, doch we waren niet weinig verwonderd, toen wij de laatste galerij bij de koepellantaarn betraden, ons in een vrij dikken nevel gehuld zagen; gelukkig, het nevelgordijn schoof weldra weg, zoodat wij ons in een prachtig vergezicht mochten verlustigen. Ofschoon men te dezer plaats ongeveer 400 voet hooger staat dan op het reeds besproken observatorium, zijn er nochtans de gezichten dezelfde: men ziet de Alpen, de Bugey's, de Cevennen ook hier de grenzen trekken aan den verren horizon. De twee oostelijke torens schragen het apsis, wiens gebogen koepeldak den fronton meer dan halfkringvormig aanschouwelijk voorstelt. Dank aan die vindingrijke opvatting, ontvangt het heiligdom, zoowel binnen als buiten, eene eerbiedwaardige ruimte, waardoor allerbest het hart des gebouws, het heilig der heiligen aangewezen wordt. | |
[pagina 648]
| |
De zijgevel is zeer eenvoudig, maar majestatisch. Daar vertoonen de twee eerste torens, de een in het oosten en de ander in het westen, eene symetrie en juiste verhouding met al de onderdeden, zooals men maar zelden aanschouwt in gebouwen van dien aard. Drie overgroote openingen, afgescheiden door sierlijke kolommetjes van rozenkleurig graniet, nemen de drie borgvakken in, welke door reusachtige steunbeeren gescheiden zijn. Dit soort van pylonenGa naar voetnoot(1) of poorten zijn 35 meters hoog en verdeelen de rijke silhouette van de kap boven de kroonlijst. Deze zijn de hoofdtrekken van dien gevel, waarvan het groote en het edele den geest onweerstaanbaar tot de lang vervloden eeuwen der oostersche kunst terugbrengen. De ringvormige galerij rond het apis maakt een der merkwaardigste deelen der basiliek uit; die rooskleurige granietkolommen van Italië, die porphierpilasters van Esterel, die vakken tusschen de pilasters, die friezen met vliegende reigers in silhouetten, dat alles boeit en bekoort niet weinig de oogen. Deze met tras geplaveide galerij heet de zegengalerij. Daar geeft men jaarlijks, 8 September, aan de gansche stad den zegen met het Allerheiligste, ter gedachtenis van de beloften, door de oude schepenen gedaan. Die plechtigheid verschaft een grootsch en ingrijpend schouwspel; in dat uur snellen duizende personen naar de kaden, duizenden wemelen op bruggen en schepen, ontelbaren krioelen op openbare plaatsen en pleinen; ja, zoover men Fourvière kan zien, hangen vol eerbied hart en oogen van den vromen sterveling daar ginder aan de hooge galerij. Alle klokken van Lyon's talrijke parochiën beantwoorden aan de zware bourdonstem der kathedraal. | |
[pagina 649]
| |
Schepen hebben de zeilen ingehaald en dobberen op anker, booten hebben gestopt en hun koers gestaakt, wagens en rijtuigen rollen niet verder voort: die overgroote schaar van zooveel duizende en duizende geloovigen, rijken en behoeftigen, kinderen, jongelingen en grijsaards, allen liggen op de knieën, en het kanon brandt los om met zijn donderend geluid den dienst der kerkbellen te vervangen, en op dat indrukwekkend oogenblik daalt de zegen met het H. Sacrament van al de hooge galerij op die talrijke schaar neer. Het is dan de ure, dat de ondergaande zon met haar stralen de torens der stad, de verafgelegen kruinen der Alpen, enz. verguldt. Wij hebben eenen oogslag geworpen op den grootschen bouwtrant der basiliek van buiten, wij moeten haar ook van binnen zien, en wel vooreerst de benedenkerk. Deze ruime crypte, gewijd aan den H. Jozef, beslaat eene gelijke oppervlakte als de bovenkerk. Hare gewelven schetsen de drie groote, bovenbeschreven borgvakken af; zij zijn sterk gesteund door acht vierkante pilaren in steen van Hauteville, twee aan twee gegroepeerd en met 28 gegroefde kolommetjes geflankeerd in gepolijsten steen, wier bases en kapiteelen van Carrare's marber zijn. Zoodra men het schip binnenstapt, wordt men tot diepe godsvrucht en stilzwijgendheid gestemd. Eene rijke versiering heeft deze plaats in een kleed gestoken, dat dien schoonen bouwstijl overwaardig is. Het koor der onderaardsche kerk bevat nu eenen rijkdom en is met eene pracht opgetooid, welke eene gedachte vormen van de aanbrenging der gezamenlijke versieringen. Geen wonder dan dat de bezoekers verrukt zijn bij die zuivere en heldere samenstelling van Venetiaansche mozaïeken, die de tien paneelen van het apsis innemen en, te midden van bevallig takwerk, de cherubijnen en de phylacteriën of gedenkceelen voorstellen, waarop de deugden en de voorrechten van den H. Jozef te lezen staan. Eucharistische zinnebeelden prijken in de vensters; de Acht Zaligheden zijn door standbeelden aanschouwelijk voorgesteld. | |
[pagina 650]
| |
Op Carrare's marmer, doorsneden met rood marmeren banden, zijn de parochienamen van Lyon en van de omliggende plaatsen ingegriffeld. Die belangrijke naamlijst zal op de pilaren der crypte steeds grooter worden en niet ééne parochie van dit uitgestrekt bisdom zal er in vergetelheid blijven. Langs twee half cirkelvormige zijtrappen, van wit Italiaansch marmer, klimt men uit de crypte in de tuinen, die het apsis omgeven. De twee dakhellingen komen eindelijk te zamen en loopen uit op een voorportaal, dat langs de stad geopend is door een groot borgvak, versierd met kolommen, die door zittende leeuwen ondersteund zijn. Twee andere porphierkolommen voltooien den meesterlijken ingang. De bovenkerk, onder den titel van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, verraadt den stijl eener indrukmakende tegenstelling door de hoog opschietende lijnen van het bevallige schip. Het schip bevat drie beuken op de breedte en drie vakken in de lengte. Elk borgvak der middelbeuk is met een soort van middelbaar verheven koepel bedekt en gescheiden van het volgend vak door een tongewelf, dat gelijkt aan hetgeen de zijbeuken bedekt. Voornoemde drie koepels rusten aldus op een vierkant grondvlak, hetwelk met symetrieke tongewelven eindigt. Dit alles heeft zestien, twee aan twee gegroepeerde kolommen tot steunpunt, te weten twee groepen rechts en twee groepen links. De zijbeuken zijn zoo hoog als de middelbeuk; de samenstelling vormt er een bevallige harmonie. Deskundigen weten geen betere gedachte van deze inrichting te vormen dan zich de wonderlijke samenvoeging der gewelven en steunpunten der basiliek van Constantijn te Rome te herinneren. In elk geval geeft de bijeenplaatsing der steunpunten van het kerkplan eene oorspronkelijke eigenschap, en de bouwmeester heeft die samenbrenging weten te benuttigen om boven elken groep der twee kolommen | |
[pagina 651]
| |
even zooveel tribunen te maken, waar het publiek kan komen langs kleine treden, die in de uitstekken der muurbeeren geplaatst zijn. Die zestien besproken kolommen, in blauw marmer van Savoie, vertoonen gootvormige groefjes en andere sieraden met vooruitspringende rozetten. De pedestallen dezer kolommen zijn evenals de kapiteelen van Carrare's marmer. De kolommen van het sanctuarium zijn van rood Carrare's marmer met zeer fijn bewerkte kapiteelen; zij onderschragen geknielde engelen, die met hunne vleugelen de aanvangstukken der gewelfribben bedekken. Het koor heeft zes meters middellijn. Het pendentif of overhangende gewelf, in steen van Echaillon, en de tien aanvangstukken, die den boog ondersteunen, zijn bekleed met bloemen, rozetten en bevallig takwerk die er de hoofdversiering uitmaken. Tien gevleugelde cherubijnen, van kolossalen omvang, vullen de ribben en vormen eene kroon rond het overhangend gewelf, waaraan de zinnebeeldige Duif in verguld brons bevestigd is. De aartsbisschop van Lyon dacht eene onbeleefdheid te zullen bedrijven, als hij niet ging aankloppen bij zijne geestelijkheid voor de dekking der geheele onkosten van een meesterlijk bewerkt altaar. Eene bijzonder inschrijving beantwoordde spoedig en in ruime mate aan die vaderlijke en deelnemende uitnoodiging. Als men den prachtigen trap van den noordoostelijken toren beklimt, komt men op de hoogste galerij bij de edele luchtfiguur van den aartsengel Michaël, die den Draak verplettert. Men bewondert er de juiste verhoudingen, het verheven model en de fiere uitdrukking naar de teekening en onder de oogen van den reeds gemelden Bossan, door Millefaud bewerkt. De kunstenaar heeft hier niet zijn genie getoond in het scheppen van een zegepralend beeld, maar in het voorstellen van een edele sierlijke figuur. De zegepraal behoort uitsluitend aan de beeltenis der Moedermaagd, die haar overheerschenden troon op de oude | |
[pagina 652]
| |
kapel opgeslagen heeft; van dit standpunt zal Maria niet veranderen tenzij om hooger te klimmen, doch altijd ter plaatse waar zij, reeds ruim dertig jaren geleden, door het godvruchtig gevoel den 8 December aangewezen is. De nieuwe kerk van Fourvière wordt van binnen gelijk van buiten met engelen bevolkt, die Maria's roem en eer onder verschillende eigenschappen voorstellen. Niets was ook natuurlijker dan dat de aanvoerder en prins van het hemelsche krijgswezen de uitstekendste plaats verkreeg in dit verrukkende werk; maar altijd in overeenstemmende verhouding met het koepeldak, waarop dit beeld van geperst koper prijkt en dat de fijne bewerking van een kunstrijken goudsmid vertegenwoordigt. De sierlijke kruisen op de absidale torens geven aan het gebouw de verlangde aanvulling. De geveltorens met lage koepels bekroond, zijn Byzantynsch en huwen een schoone verscheidenheid aan de eenheid. Het gebouw brengt den indruk teweeg van het karakter eener versterking of fort, waarmede het overigens bevallig, keurig en smaakvol onder vele opzichten overeenstemt. Die bevalligheid en sterkte kenmerken het geheele kerkgebouw, naar aanleiding der woorden van de H. Schriftuur: suaviter et fortiter. Fourvière is zoowel de citadel en het burchtslot van ons geloof, als een monument der christelijke liefde en edelmoedigheid. De vereeringswaardige Beschermster wordt vooral te dezer plaats aangeroepen om hulp en zegen zoo voor het tijdelijke als het eeuwige: getuigen de menigvuldige mirakelen in dit zeer bevoorrecht oord gebeurd. Een eerbiedvolle pastoor van Saint Étienne kenschetste naar waarheid, tijdens zijne bedevaart, in twee woorden dien geliefkoosden bouw: van buiten Turris eburnea, Ivoren toren; van binnen Domus aurea, Gulden huis. Th. Ign. Welvaarts, Prior. Abdij Postel-Molle. |
|