Op wacht.
't Is nacht. - De wachten slapen,
Ik leun op 't lieve wapen,
De sterren, die weerglimmen
Doen zacht mijne oogen klimmen
Naar 's hemels pracht en praal.
Hoe staat ge lief te blikkeren,
Waarom dit pinkend flikkeren,
Die vriendengroet van ver?
o, 'k Raad het al, mijn lieve,
Gij ook zult schildwacht zijn.
Houdt gij getrouw de wacht;
Door 't duister van den nacht.
Der heilge Stede onweerd:
Gij wacht het hemelsch Roomen;
Och, kom ik, op uw wenken,
Eens kloppen aan uw poort,
Wil dan uw maat gedenken,
En doe voor hem een woord.
Licht heb ik veel vergeten
En zeg het wachtwoord mis;
Laat dan Sint Pieter weten,
Dat hij me, zonder schroomen,
Dat ge, aan de poort van Roomen,
Mij zaagt op schildwacht staan.
Zeg vrij: ‘'t was een der zwaven
En, lijdt dees poort geweld,
Dan moet ze voor die braven
Ik wed dat, zonder dralen,
En hem, al mocht hij falen,
Wat vreugde ginds te blinken,
In ster- en engelschaar!...
Ik hoor.... ik hoor al klinken
Neen.... 't is het staalgeklater
Lief sterreken, tot later,
'k Ga rusten... goeden nacht!...
Roomen, 1868.
A. Janssens
te Sint Niklaas.
|
|