Gemoedelijk.
‘WAAROM weent ge, lieve kleine?....
Heeft u iemand kwaad gedaan?....
Laat u moeder met uw zusje
Heden niet uit spelen gaan?
‘Droog uw tranen, liefste kindje,
Ween niet meer en wees verheugd,
Kom, ik zal aan moeder vragen
Of ge met mij spelen meugt.’
‘Moetje zegt, ik mag gaan spelen,
Maar ze weent als ik heur vraag
Of mijn zusje wêer zal komen;
Altijd antwoord ze ‘vandaag.’
‘Maar Marieke komt niet weder
En “vandaag” is lang voorbij,
Weet ge niet wanneer 't zal komen,
Weet ge 't o! dan zeg het mij!’
- ‘Kindje, ga naar moetje henen,
Zeg heur: ‘moetje, ween niet meer,
Eenmaal in de rij der engelen
Zien wij ons Marieke wêer!’
1886
A. CLIJSTERS, Student in 't Seminarie, St. Truiden.