Maar:
V. 443. |
De diepe questien die si ontbant |
444. |
daer si den sin af vant. |
Het eerste ware in 't latijn: unde veniat; het tweede: quarum invenit.
Vondel bezigt nog heel dikwijls daar als betrekkelijk-aanwijzend, maar ook al het nieuwerwetsch waar.
Alzoo b.v. in zijnen Lucifer (uitgave van P. Busschaert) 1ste bedrijf, 1ste tooneel:
V. 12. |
|
en laat een spoor van licht |
13. |
En glansen achter zich waar zijn gezwinde wieken |
14. |
De wolken breken. Hij begint ons lucht te rieken, |
15. |
In eenen anderen dag en schooner zonneschijn, |
16. |
Daar 't licht zich spiegelt in het blauwe kristalijn. |
Zoo ook:
V. 51. |
Op 't aanzicht van den kloot, daar de oceaan om spoelt, |
52. |
Waarin zoo menig slag van zeegedrochten woelt. |
2) Van Beers zijn beweren en steunt ook op het gezag der taal- en spraakkundigen niet.
Huydecoper in zijne ‘Proeve van Taal- en Dichtkunde’, Amsterdam, MDCCXXX, bladz. 469, zegt dat Daer zy om badt en waerom zy badt taalkundig even goed zijn. Verder geven wij zijne eigene woorden.
In de Ziekte der Geleerden, III zang v. 165 staat er: ‘De droppels daar de Nijl.... Egyptens grond meê laaft’. Daarbij teekent vader David aan dat Bilderdijk hier zijne spraakkunste tegenspreekt, en de oude tale indachtig is; immers met daar te zetten voor waar. David en durft het niet kwaad keuren, zegt hij, om reden dat het in Braband dagelijks gebruikt wordt.
Brill in zijne Ned. Spraakleer, 1ste deel, uitgave van 1871, zegt op bladz. 252, no 3:
‘Het bijwoord waar, soms ook nog wel daar, gevolgd door een der woordjes af, van, mede, toe, door, enz., vervangt vaak het betrekkelijk voornaamwoord.’