teekent. Het diende eenen tijd lang tot verblijf onzer graven, doch als deze later naar het Prinsenhof en naar 't hof der Posterne in dezelfde stad verhuisden en later naar Male, bij Brugge, werd het betrokken door den Raad van Vlaanderen en het kastelnijbestuur van den Ouden-Burcht. Tevens diende het tot staatsgevangenis en het was in zijne krochten dat de pijnbank zich bevond met hare folteringswerktuigen. Bij het afschaffen van het Jezuïetenorde betrok de Raad van Vlaanderen het klooster der Paters in de Voldersstraat, en het Gravenkasteel werd tot den dienst van verschillige openbare besturen gebruikt. Met de Fransche omwenteling ging het over in bijzondere handen. De ingang, het bijzonderste deel wat nog overblijft, is karaktervol en tamelijk wel bewaard.
Sprekende van herstelling, mogen wij niet vergeten de aandacht te vestigen op werken van gelijken aard, in onze stad sedert eenigen tijd begonnen, of op 't getouw staande. In onze schoone hoofdkerk schrabt men 't witsel af, waarmede de gewelven, pilaren en muren beklad zijn, en de blauwe en witte hardsteen, gelijk de roode baksteen, komen weer voor den dag, gelijk ze door den bouwmeester er gesteld werden. Al is er in de St.-Baafskerk niet regelmatig met de steenen gewerkt, en ziet men, b.v., in éen en hetzelfde vak, op éenen en denzelfden boog, soms witte en blauwe steenen onder elkander, (hetgeen niet altijd een goed uitzicht heeft) toch bekomt de tempel, door de kuisching, een grootscher voorkomen dan voorheen. Wat zal het zijn, als het werk geheel zal voltrokken wezen?
Men werkt ook al buiten, aan den hoofdingang, die dringend herstelling behoefde. Het beeld van den H. Bavo, in de XVIIe eeuw gemaakt en dat boven de deur prijkte, is weggenomen - wij hopen om door een beeld in Gothischen trant vervangen te worden.
Ook de zij-ingang, te weten aan den zuidkant, (een werk van de XVIIIe eeuw en aan de Grieksche heidentempels herinnerende, zal men, dit jaar nog, afbreken. Dewijl deze ingang, door de opening der nieuwe straten komende van de spoorbaan, nu van verre gezien wordt, zal dit herstellingswerk op dat punt, samen met de ontworpen herbouwing van de torennaald, aan de kerk een geheel ander uitzicht geven dan zij tegenwoordig bezit.
Melden wij in 't voorbijgaan dat ook in de St.-Michielskerk eene verstandige herstelling begonnen is, namelijk het afschrabben van de kalklagen op de witsteenen pilaren en gewelfribben, en dat men hetzelfde doet in de St.-Jacobskerk, waar de pilaren van den middenbeuk en de gewelfribben van blauwen, de pilaren aan de zijkapellen van witten arduin zijn. Bij dit werk heeft men gezien, dat de vloer der kerk minstens m. 0,75 moet opgehoogd zijn - immers de plaats der oude wijwaterbekkens aan de twee eerste pilaren is nauwelijks op m. 0,30 van den tegenwoordigen vloer. 't Geheele voetstuk der pilaren zit onder den vloer!