Het Belfort. Jaargang 2
(1887)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
Verdraagzaamheid der protestanten in de XVIe eeuw.IN ons artikel over het jongste werk van Dr Paul Fredericq, De Nederlanden onder Keizer Karel zeiden wij, sprekende over de Inquisitie en de onverdraagzamheid der Katholieken in de XVIe eeuw, zooals deze door den Gentschen leeraar voorgesteld werden, het volgende: ‘Ook hier, liggen Dr P. Fredericq's partijdigheid en eenzijdigheid in zake van geschiedenis bloot. Immers na zorgvuldig opgesomd te hebben alles wat Keizer Karels wetgeving en de Inquisitie, naar zijn oordeel, onverdraagzaams inhielden, rept hij geen enkel woordeke van wat de Protestanten zich op ditzelfde gebied veroorloofden. Deze nochtans, men weet het, deden in geenen deele onder dit opzicht voor de Katholieken onder; integendeel zij vervolgden even zeer, en nog meer, zelfs veel meer - Protestantsche geschiedschrijvers zijn daar om het te bewijzen - dan de Katholieken. - Tijd- en plaatsgebrek, voegden wij er bij, verhinderen ons op het oogenblik dit verder uiteen te zetten, later evenwel komen wij er wel eens op terug en leveren dan de proeven die wij hier slechts de gelegenheid hebben aan te stippen.’ Het is, geachte lezer, om aan deze belofte te voldoen, tevens als om u de bovenaangezegde bewijzen onder het oog te brengen, dat wij heden de pen voor eenige oogenblikken opnemen. | |
[pagina 167]
| |
Zonder verder ‘préambule’ gaan wij onmiddelijk tot onze stof over. Klaar en duidelijk zal hetgeen wij boven over de verdraagzaamheid of, wil men, over de onverdraagzaamheid der Protestanten in de XVIe eeuw verklaarden, uitkomen, zoo wij de twee volgende feiten kunnen daarstellen; namelijk 1o dat overal in de XVIe eeuw de opperhoofden en de aanvoerders van het Protestantisme straffen uitschreven tegen de Katholieken en al degene die anders dachten dan zij, - straffen die altijd om ter strengste werden uitgevoerd en waarin men met foltering, zwaard en brandstapel omsprong als of het eene niet ware; 2o dat zij overal waar zij de overhand kregen of met den tijd meester werden, zelfs daar waar zij slechts eenige dagen de boventoon voerden en het konnen bewerkstelligen, den Katholieken godsdienst afschaften, en de aanhangers dezes verplichtten tot de ‘zoogenaamde’ Hervorming over te komen of hen hunnen trouw aan het oud voorvaderlijk geloof met geldstraffen, ballingschap niet zelden met de schrikkelijkste folteringen, ja zelfs met den marteldood, voorafgegaan van alles wat vreeselijk was en nog de haren van walg en afschrik doet ten berge rijzen, betaald zetten. Nu, dit juist is het wat wij, steunende op de zekerste, de ontegensprekelijkste, de onpartijdigste uitspraken der Geschiedenis, ons voorgenomen hebben in het klaarste daglicht te stellen. Dus,.... het besluit volgt. En wel vooreerst, ziehier wat Luther, de groote apostel van het vrij onderzoek in godsdienstzaken, de stichter en het opperhoofd der opperhoofden van het Protestantisme zegt. In den uitleg die hij der Psalmen maakte vinden wij, op Ps. 71 en 82, de volgende merkenswaardige zinsneden. Op Psalm 71: ‘Het Magistraat moet het stilzwijgen opleggen aan hem wiens leering niet met het Evangelie overeenstemt; het moet hem op de hielen zitten als eenen apostel des duivels, en zoo hij hardnekkig blijft hem als een | |
[pagina 168]
| |
straatschender en oproermaker aan den beul overleveren. (Carnifici tradendum velut nebulonem qui seditionem machinetur.)’ En op den 82en: ‘Eenige ketters zijn oproerigen, zooals zij, die openlijk leeren dat men geene overheid moet dulden, dat geen christen een overheidspost mag bekleeden, dat men geen eigendom mag bezitten, maar vrouw en kind, have en goed verlaten en alles gemeenschappelijk hebben moet. Deze moet men terstond en zonder aarzelen straffen. Ook hen zal men niet dulden, maar als openbare misdadigers straffen, die iets willen leeren, dat strijdt met eenig artikel des geloofs, hetwelk duidelijk op de Schrift gegrondvest, door de geheele wereld en de geheele christenheid geloofd is en dat men in het Geloof aan de kinderen leert: bij voorbeeld, wanneer iemand zou leeren dat Christus geen God is maar eenvoudig mensch, zooals de Turken en de Wederdoopers dit doen’Ga naar voetnoot(1). Of het getuigt wat Luther dacht over de zoo hoog opgezette vrijheidsliefde en de verdraagzaamheid hoeven wij niet te zeggen. Gezwinder nochtans gaat hij er op toe in wat hij in zijn Pausdom van Rome, ingesteld door den duivel, over den Paus, de Bisschoppen en de Katholieken zegt: ‘De Paus, verklaart hij daar, is de duivel, één razende wolf... iedereen moet hem op het lijf vallen en hem dooden... zoo ook zijn handlangers, koningen, keizers, heeren zonder onderscheid... Iedereen moet zijn handen wasschen in hun bloed.’ 't Is echter nog niet alles. Zoo groot was Luthers liefde voor de vrijheid, zoo hevig de drift die zijne ziel voor deze zoo edele, hemelsche deugd in gloed zette, dat hij, meermalen, zelfs den keizer, de koningen en de andere vorsten der aarde ten oorlog opvorderde, en hen, onder | |
[pagina 169]
| |
bedreiging der schrikkelijkste straffen van wegens God bezwoer alles te vuur en te zwaard te vernietigen en tot in den grond af te breken, wat met ‘het zuiver woord Gods’ en ‘het rein Evangelie’ dat hij sinds eenigen tijd verkondigde, niet overeenkwam of in strijd was. Oorbeeldig, onder dit opzicht, de plaats die Dr Johannes Janssen, in zijne Geschichte des Deutschen Volkes seit dem Ausgang des MittelaltersGa naar voetnoot(1) uit Luthers Aanmerkingen (Glossa) op Sylvester Prierias' werk De Juridica et irrefragabili veritate Romanae Ecclesiae uitschrijftGa naar voetnoot(2). ‘Zoo de razernij der Romanisten’, schreef Luther op evengemelde plaats ‘aldus nog lang blijft voortduren, schiet, dunkt mij, er geen ander middel meer over dan dat de keizer, de koningen en de andere vorsten het zwaard om de lenden gorden en zich met geweld tegen deze pest des aardrijks verzetten en de zaak beslissen niet met woorden maar met de kling. Zoo toch wij de dieven straffen met den strop, de moordenaars met de bijl en de ketters met den brandstapel, waarom straffen wij dan niet, en nog met veel meer gestrengheid en met al de wapens die in ons bereik liggen, die leeraars van bederf, die kardinalen, die pausen en heel de kliek van Rome's Sodoma, en wasschen wij onze handen niet in hun bloed!Ga naar voetnoot(3)’ | |
[pagina 170]
| |
Puik, niet waar?... vredelievend!... en vrijheidsgezind!... Doch al genoeg voor Luther: luisteren wij reeds een oogenblik naar wat de zoete, lijdzame, zachtaardige Melanchton ons nopens de vrijheidsmin en de verdraagzaamheid ter kennis brengt. Zooals men weet, had Calvien, de groote Hervormer van Zwitserland, Michel Servet, een Spaanschen ketter, omdat hij een leerstuk over het H. Sacrament verdedigd had, dat met Calvien's gedachten en leering niet overeenkwam, te Geneve, met een klein vuur laten verbranden. Dit vernemende schreef Melanchton, die immer zoo bescheiden was en nooit een woord op het papier stelde, zonder het eerst wel gewikt en gewogen te hebben, - bijgevolg, iemand dien wij volledig geloof mogen schenken, bijzonder wanneer het bijzondere brieven aan vrienden geldt - in een brief aan een zijner kennissen: ‘Het Magistraat heeft daar, door Servet te recht te stellen een schoon en merkweerdig voorbeeld gegeven, dat door geheel het nageslacht dient in aanmerking genomen’Ga naar voetnoot(1). Waar Melanchton met dit ‘schoon en merkweerdig voorbeeld’, als men het nevens de terechtstelling van den Castiliaanschen tegenspreker van den Geneefschen Hervormer stelt, heen wil, zal wel voor niemand een geheim zijn..... Doch ziehier een anderen brief waarin hij zich nog klaarder uitdrukt. In een schrijven, namelijk, van 1557 aan Buchholzer, sprekende over zekeren Thamner, die beweerde dat de Heidenen zoo wel als de Christenen in hun geloof kunnen zalig worden, zegt hij: ‘Thamner, met zijne heidensche en mahomedanische gedachten, bevindt zich in het bisdom van Minden: | |
[pagina 171]
| |
het Magistraat moest hem vatten en hem openbaar laten te rechtstellen (publicis suppliciis magistratus politici adficere deberent’Ga naar voetnoot(1). Eindelijk, luister wat hij reeds in 1536, dus nauwelijks na het ontstaan der Hervorming, in eene verklaring aan den Landgraaf Philips van Hessen aangeeft: ‘Het is de plicht der wereldlijke overheid de openbare godslasteringen en den meineed te straffen; zoo ook is het hare plicht opentlijk valsche leeringen, onrechten godsdienst en de ketterijen uit de landen waarover zij gebiedt te weeren en de personen die zich daaraan plichtig maken te straffen. Melanchton dus, - de zachtaardigste nochtans en de lijdzaamste aller Hervormden der XVIe eeuw, volgens de getuigenis van Protestantsche geschiedschrijvers zelf, - al evenmin als Luther, de onstuimige, zoo licht geraakte, bij 't eerste woord in vuur en vlam schietende Luther, kan op de zoo hoog opgezette, door onze liberale tegenstrevers op geschiedkundig, taalkundig en godsdienstig gebied nooit volprezene deugd van verdraagzaamheid aanspraak maken. Integendeel, de woorden die wij van beide aangehaald hebben bewijzen het tegenovergestelde; zij maken ons de proef gelijk twee en vier is dat noch Luther noch Melanchton, de twee bijzonderste en alom gekende en eerbiedigde aanvoerders van het Lutheranisme in Duitschland, de verdraagzaamheid zelfs eens kende; en dat waar zij hunne overtuigingsredenen of te zwak of niet voldoende genoeg achtten, zij aldra hunnen toevlucht tot den stok, het zwaard, ja tot den brandstapel namenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 172]
| |
Dit is voor Duitschland. Thans voor Zwitserland en Frankrijk: in hoeverre vindt hier de verdraagzaamheid huldiging? Calvien toch, hij die hier aan het hoofd der ‘Nieuwgezinden’ troont, wist hoe hard, hoe pijnlijk, hoe schrikkelijk het is voor zijne godsdienstgevoelens vervolging te moeten lijden; immers, hij zelf werd eens uit zijn vaderland verbannen en moest have, goed en alles wat hem duurbaar was, verlaten om, gelijk zijne leerlingen later zeiden, ‘zijnen God naar zijn geweten te dienen’. Luister wat een geschiedschrijver der laatste tijden, iemand dien men zeker niet van Katholicisme zal verdacht houden, de heer Th. Juste, in een zijner geschiedwerken hierop antwoordt: ‘Calvien, die, om zijn leven te redden, zijne woonplaats had moeten ontvluchten, - Calvien, die zijne bliksems tegen de onverdraagzaamheid der Katholieke vorsten slingerde, maakt zichzelven te Geneve tot Inquisitor en geloofsvervolger. Het was hem niet genoeg, den Staat aan de Kerk, de leeken aan de geestelijkheid ondergeschikt te maken; maar hij verkondigde ook de stelling, dat Staat en Kerk het recht bezitten, de geloofsverzakers te straffen. Niet tevreden met de heerschappij over de gewetens, strekte hij haar ook over het huiselijk leven uit. De leden van 't Consistorie waren evenzeer als de knechten der Inquisitie gerechtigd, ten iederen ure de woningen in te vallen. Zij verschenen niet zelden op het oogenblik van den maaltijd, om een waakzaam oog te houden over de matigheid in spijs en drank en de gesprekken der dischgenoten. De sombere wetgever van Geneve ging zoo ver, dat hij de kleederdracht, het hoofdtooisel der vrouwen en de uitgaven der maaltijden voorschreef. Ter gelijker tijd vaardigde hij een verbod uit tegen het dansen en tegen boeken, zooals bij voorbeeld tegen de Amadis. Spelers liet hij aan de kaak stellen. Geen erbarming voor godslasteraars, afgoden dienaars (daar onder verstond hij de Katholieken) en echtbrekers! Voor hen allen de doodstraf. Maar ook geen erbarming voor hen, die | |
[pagina 173]
| |
van tooverij - in den mond van dezen vervolger een zoo elastiek woord - aangeklaagd werden! Zij allen zijn den brandstapel toegewijd! Talrijke auto-da-fe's geven het bewijs van de macht en het draconiek karakter dezer nieuwe wetgeving... Geen grooter bewijs dan dit voor de algemeen heerschende onverdraagzaamheid dier eeuw en de ongevolgzaamheid der Hervorming. Calvien, in opstand tegen de kerk van Rome, kon niet dulden dat de kerk van Geneve op hare beurt tegenspraak vond’Ga naar voetnoot(1). Niet noodig is het, gelooven wij, na de getuigenis van een man zooals Th. Juste, er iets bij te voegen om den lezer te overtuigen wat en wie Calvien, 't groot orakel der zoogenaamde ‘Hervorming’ in Zwitserland en een groot gedeelte van Frankrijk, onder opzicht van verdraagzaamheid en vrijheidsliefde in zaken van Godsdienst was. Alleen dus zullen wij dan nog zeggen, dat hij in 1534 na de terechtstelling van Michel Servet, waarvan wij boven gesproken hebben, een verdedigingschrift zijner leering tegen die van evenvermelden Spaanschen Godgeleerden in 't licht gaf, waarin hij opzettelijk, zooals de titel van zijn schrijven het zelf zegt, de stelling verdedigde, wij halen zijne eigene woorden aan, jure gladii coercendos esse haereticosGa naar voetnoot(2), en dat eenigen tijd nadien, Theodoor de Beza, een zijner trouwste aanhangers, in een boek dat voor titel droeg, De Hoereticis a civili magistratu puniendis, schreef dat ‘de vrijheid van geweten een uitvindsel was van den duivel (Libertas conscientiarum diabolicum dogma)’Ga naar voetnoot(3) en verklaarde dat Michel Servet, omdat hij | |
[pagina 174]
| |
eene andere zienswijze nopens het H. Sacrament des autaars had durven verdedigen dan die van Calvien, ‘een duivel was in menschen vleesch, wiens bloed men te recht en heiliger wijze (sancte) had vergotenGa naar voetnoot(1)’.
(Vervolgt.)
Grobbendonk. P.J. Goetschalckx. |
|