| |
| |
| |
| |
Gewestspraak en algemeene taal.
(Vervolg van blz. 643, 1ste jaar.)
C) 't Gedacht van sommige Noord-Nederlandsche schrijvers.
Janssens (Sint-Anna ter Muiden):
‘Onder de dialecten van de Nederlandsche taal, bekleedt het West-vlaamsche een' belangrijke plaats.....
Het verdient eene eereplaats in Neérlands taalverbond; het draagt kostbare steenen aan tot verheffing van dat grootsche taalgebouw waaraan al de dialecten van Nederland te zaâm hun bouwstof moeten leveren.’
Taalcongres van Brugge, 1863,
Dr Halbertsma (Deventer):
‘De volkstael is de eerste en altyd wellende fontein van elke tael des menschdoms, uit welke de conventuele tael der schryvers elk oogenblik moet verrykt, vernieuwd en verfrischt, met een woord verbeterd worden.’
Ibidem, bl. 226.
Roos (Aardenburg):
Hij sprak in dien zelfsten zin in 't congres van Brugge en gaf het verlangen te kennen, dat ook
‘de westzeeuwsch-vlaamsche volksspraak’ hare ‘kostbare overblijfsels,’ ‘honderde woorden’ ‘ter verrijking der nooit volprezene, algemeene Nederduitsche taal’ in ‘het woordenboek’ mocht zien bijdragen.’
Ibidem, bl. 78.
Johan Winkler:
Sprekende van de werken van Guido Gezelle, prijst hij den dichter,
| |
| |
‘omdat hij rijkelijk put uit die bron van schoone oude woorden, die bron, die elders in Nederland reeds lang verdroogd en verstopt is, maar die in West-Vlaanderen steeds blijft vloeien en er de volkstaal oorspronkelijk rein en levensfrisch houdt.’
‘De taal van Gezelle's gedichten is zuiver en schoon nederlandsch, echt oorspronkelijk nederlandsch, duizendmaal schooner, zuiverder en oorspronkelijker dan modern hollandsch is.’
Dialecticon, IIde D., bl. 355.
Hoogleeraar De Vries:
‘Maar wij eischen dat uit de schrijftaal die platte, koude eenvormigheid worde verbannen, die alle leven uitdooft en aan het volk alle belangstelling ontneemt in geschriften, wier taal het niet als de zijne erkent. Daarom beschouwen wij als den plicht van elk, wien de taal ter harte gaat, de verfrissching van den nederlandschen stijl uit de levenwekkende bron der gesprokene volkstaal met alle krachten te bevorderen.’
(Verslag der redactie van het Nederlandsch Woordenboek, 3de taalcongres).
Dr De Jager:
Dr Nolet de Brauwere had op het taalcongres van Maastricht een boek beknibbeld van eenen Westvlaamschen schrijver.
Dr De Jager in een artikel een hard vonnis getoetst schrijft als slot zijner antwoorde:
‘Ziedaar eene reeks van veertig uitdrukkingen, voor onverstaanbaar en bandelooze taalverknoeijing verklaard, gebleken te zijn duidelijk verstaanbaar in beteekenis en regelmatig in den vorm. Niet ééne is er onder, waarbij den zin of den taalregel geweld is aangedaan, niet eene welker gebruik den nederlandschen schrijveren niet volkomen vrijstaat.
Men zal mij tegenwerpen, dat toch, naar mijne eigene verklaring, van verschillende woorden kan gezegd worden, dat ze in Holland verouderd zijn. In Holland ja, maar daarom niet in de nederlandsche taal. Tot hààr gebied behoort ook het vlaamsch; en zouden nu woorden of vormen, die eeuwen lang en tot in de 17e en 18e eeuw toe door de beste schrijvers gebruikt worden, en bij den Vlaming onafgebroken in gebruik gebleven zijn, niet meer tot het nederlandsch mogen gerekend worden, omdat de Hollander goed gevonden heeft ze te laten verloren gaan? Ik kan het niet denken. Evenmin als dat omgekeerd het den Hollander niet vrij zou staan, uitdrukkingen te bezigen, die bij den Vlaming nu niet meer gehoord worden.’
Nieuwe Rotterdamsche Courant, 30 Januari 1875.
| |
| |
Daar is nu ongetwijfeld meer als genoeg om te toogen hoe onze bijzonderste schrijvers in Belgenland en ja sommige in Holland 's eens zijn om te verklaren dat de algemeene taal al de woorden en wendingen bevat die van goed gehalte zijn, al waren zij maar gesproken in de eene of de andere provincie.
| |
IV.
Goede dialectische woorden en wendingen.
‘Maar nu is de questie wat er eigentlijk in de volkstaal voor goed en deugdelijk dient gehouden te worden, welke de dialectische woorden en wendingen zijn die burgerrecht in de schrijftaal verdienen.
De Bo beantwoordt die vraag als volgt:
‘Hebben burgerrecht in de algemeene schrijftaal alle dialectische woorden en wendingen die, tegen den goeden smaak of tegen den aard van de taal niet gaande, den eenen of den anderen van de volgende titels bevatten:
1o De eerste titel tot burgerrecht in de schrijftaal voor dialectische woorden is dat zij rusten op eene gezonde etymologie. Dit blijkt uit het doen van de beste schrijvers die niet haperen zulke woorden te bezigen, en ook uit het Wdb. der Nederl. taal dat b.v. het dialectische woord afspeuren (door twee holl. auteurs gebruikt in den zin van helder afsteken, van kleuren) goedkeurt omdat het denkt dat het woord etymologisch te wettigen is.
Bij gevolg zijn ze niet te berispen die dialectische woorden schrijven, als:
Bunselen, inwikkelen, fr. emmailloter (Bunseldoek bij Van Duyse, Vaderl. Poezij, III, 37). Van Binden - Bindelen - Bundelen - met tusschengevoegde s Bundselen - Bunselen.
Doksaal (met den klemtoon op saal) in plaats van het verminkte Oksaal, fr. jubé. Trouwens dit wvl. woord is eigentlijk het middell. doxale, als bewezen wordt in het Wdb. der Nederl. Taal, voc. Oksaal.
Duilen, brabandsch- woord in den zin van Ronken (Jan Van Beers, Gevoel en Leven, 192). Samentreksel van Duidelen, frequent. van Duiden, Doeden, verwant aan Tuiten, Toeten. In 't hd. is hoornblazen düten, bij Wachter duden, sonare, zegt Dr A. De Jager in zijn voortreffelijk Wdb. der Frequentatieven, 63.
| |
| |
Eenig, Eendig, Eenlijk, in den zin van vervaarlijk, ‘wat door het gevoel van eenzaamheid en verlatenheid schrik inboezemt’, zegt Jan Van Beers die 't woord gebruikt, Gevoel en Leven, 27.
Eeren in den zin van Ploegen; in 't l. arare, fris. oere, isl. erja, ags. erian, goth. arjan. Wij zeggen eenen akker eeren en iemand eeren, even als de Latijnen agrum colere en aliquem colere.
Hommel, wvl. synoniem van Hop, in 't fr. houblon, in 't latijn humulus.
Krikkel, brabandsch woord bet. Lichtgeraakt (Conscience, Arme Edelman, 99). Afgeleid, even als Krijgel en Kregel, van krijg, middelhd. kriec, oudhd. kreg, d.i. twist, strijd. Zie Dr A. De Jagers Wdb. der Frequent., 321.
Monken, een vlaamsch woord voor Pruilen, fr. bouder, faire la moue (Conscience, Moeder Job, 20). Hetzelfde als het holl. Mokken (dat bij Kramers ook pruilen beteekent), met de ingeschovene n. Vgl. Wankelen - Waggelen, Stronkelen, - Struikelen, enz.
Sikkeneurig, hollandsch woord met den zin van Twistziek (Bekker en Deken, Will. Leev. II, 76). Van 't fr. chicaneur.
Spasem voor Omslag of Koffertorie van een boek. ‘Spacemen een boeksken’ is bij Kiliaan libellum consuere, leviter compingere, d.i. een boek innaaien, fr. brocher. Men bemerke dat spasemen (of spademen, gelijk asemen of ademen, vessemen of vademen, wasemen of wademen), afgeleid is van spade, spit, spies, even als het fr. brocher van broche, spit; en dat het dus eigentlijk beteekent de drukbladen op eenen draad spitten en samenrijgen. Maar ook dat, even als het fr. brocher in 't gebruik zooveel zegt als eenen boek innaaien en er eenen omslag aan doen van gekleurd papier; zoo ook spasemen niet enkel beteekende innaaien, maar bovendien nog eenen omslag aandoen, als blijkt uit het substantief spasem dat in Vlaanderen nog in wezen is even als in Braband.
Trendel voor den staf met het gatenblad in eene keern. Het is met den trendel weg en weder rond te draaien dat men de melk keernt. Het oude trend (nu omtrent) bet. rondom; het ags. trendel bet. kring, cirkel; eng. trendle, wiel, rol, to trundle, draaien, rollen. Zie Wdb. der Nederl. taal, voc. Omtrent.
Vremmen voor verkloeken, verkwikken. Bij Kiliaan Vramen, Vromen; ags. framman, fremman. Vremmen is bij metathesis 't zelfde als Vermen, dat men leest bij Th. Van Herenthals: ‘Die een ander hout ten Vermsel (thans Vormsel, sacrement de la confirmation), te wile dat men vermt.’ Vgl. l. firmus, fr. ferme; en gr. rhômê (sterkte).
2o Een tweede titel tot burgerrecht in de schrijftaal voor dialectische woorden en wendingen is dat zij door analogie te wettigen zijn. De schrijftaal krielt van woorden die de auteurs op
| |
| |
hun eigen hand, maar bij analogie, gesmeed hebben, en, omdat zij bij analogie gesmeed zijn, niemand en is er die ze afkeurt. A fortiori dan moeten woorden en wendingen gelden die in de levende volkstaal ook bij analogie gewonnen en geboren zijn. Dergelijke zijn b.v.:
Wanland en Wanmaat, gemaakt met het onscheidbaar voorvoegsel wan, even als Wanbedrijf, Wanbetaling, Wangebruik, Wanhoop, Wanhout, enz. in de Woordenboeken.
Baneel (driewielkar), Forneel (fornuis), Kapeel (bloemtros), Marteel (dijselhamer), enz. gemaakt van 't fr. banneau, fourneau, chapeau, marteau, even als Bureel van bureau, Kasteel van château, Korbeel van corbeau, Paneel van panneau, Pinceel van pinceau, enz.
Maaibeenen, Zwimpelbeenen, Glarioogen, Lonkoogen, Wikkelsteerten, Kraaktanden, Knoeselvoeten, enz., op dezelfde manier gemaakt als Waggelbeenen, Pinkoogen, Kwispelsteerten, Krijzeltanden, Sleepvoeten, enz.
Dergelijk is ook het wvl. voorzetsel en bijwoord bachten (achter), gemaakt volgens Wdb. der Nederl. Taal, van 't oude acht, nu achter, met het voorvoegsel be en den uitgang en, juist gelijk Beneden gemaakt is van 't oude nede, nu neder, hoogd. nied: be-ne-den; - Binnen, van in: be-in-nen; - Boven, van ov-op lijk in ov-er: be-ov-en; - Buiten, van uit: be-uit-en.
Dergelijke zijn nog zekere bedrijvende werkwoorden bij 't volk onzijdig gebruikt in eenen passieven zin, dien men in 't fr. gemeenlijk door een reflexief uitdrukt; b.v.:
Betalen voor Betaald worden, fr. se payer: hoeveel betaalt dat (hoeveel wordt dat betaald, hoeveel kost het, combien cela se paie-t-il)?
Leeren voor Geleerd worden, fr. s'apprendre: zulke verzen leeren moeielijk van buiten (zijn moeielijk van buiten te leeren, s'apprennent difficilement par coeur).
Mederekenen of Medetellen voor Medegerekend of Medegeteld worden, fr. entrer en ligne de compte: dat en telt niet meê.
Onthouden voor Onthouden worden, fr. se retenir: spreuken op rijm onthouden best (blijven best in 't geheugen, se retiennent le mieux).
Overtrekken voor Overtrokken worden, fr. se couvrir de nuages: de lucht overtrekt (wordt met wolken overtrokken).
Sluiten voor Gesloten worden, fr. se fermer: wanneer sluiten de stadspoorten 's avonds (op welk uur worden zij gesloten)?
Spinnen, voor Gesponnen worden, fr. se filer: dat vlas en spint niet gemakkelijk (is niet gemakkelijk om spinnen, ne se file pas facilement).
Uitbleeken of Uitwasschen voor Uitgebleekt of Uitgewasschen worden, fr. disparaître par le blanchiment ou la lessive: zulke vlekken en wasschen noch en bleeken nooit uit.
| |
| |
Vergeten voor vergeten worden, fr. s'oublier: geleden smaad en vergeet niet licht (wordt niet licht vergeten, ne s'oublie pas vite).
Verkoopen voor Verkocht worden, fr. se vendre: die ware en verkoopt niet meer (wordt niet meer verkocht, ne se vend ptus).
Weven voor Geweven worden, fr. se tisser: dit garen weeft moeielijk (is moeielijk om geweven te worden, se tisse difficilement).
En meer andere die men dagelijksch hoort bij 't volk.
Trouwens in de schrijftaal zegt men ook b.v.:
Brouwen voor Gebrouwd worden, fr se brasser, fig. se tramer: ‘Er brouwt iets tegen u, il se brasse quelque chose contre vous.’ (Kramers' Wdb.)
Heeten of Noemen voor Geheeten of Genoemd worden, fr. s'appeler: ‘Hoe heet die man? comment s'appelle cet homme? Ik heet Willem, je m'appelle Guillaume.’ (Kramers' Wdb.) ‘Zyde bandekens, die faveurken en leveryen noemen, aen den hoed, aen 't rapier, oft aen den arm.’ (Boëtius a Bolswert, Duyfk. en Willem. pelgrim.)
Heffen en Opheffen voor Opgeheven worden, fr. se soulever: ‘Hoe d'water hoogher wies en clam, hoe oock de arcke van Noë naerder den hemel rees en hief.’ (J. David, s.j. Christel. Waerseggher.)
Die arke hief up, ende vloot
Mompelen en Morren voor Gemompeld en Gemord worden, fr. se murmurer:
Een lijkzang mort en mompelt rond.
(Van Duyse, Vaderl. Poëzie, I, 136.)
Spellen voor Gespeld worden, fr. s'épeler:
Met een letter meer noch min dan zyn name spelt.
Trekken voor Getrokken worden: ‘Wanneer begint de loterij te trekken? quand commencera-t-on à tirer la loterie? - Die waren trekken niet meer (worden niet meer gezocht). - Laat de kruiden in den theepot noch wat trekken.’ (Kramers' Wdb.)
Zingen van Gezongen worden, fr. se chanter: ‘Eene zingende Mis.’ (Kramers' Wdb.)
3o Een derde titel tot burgerrecht in de schrijftaal voor dialectische woorden en wendingen is dat zij mede bestaan in de eene of de andere aanverwante taal. Hoe vele termen zelfs uit vreemde talen zoo als 't Italiaansch, het Engelsch, en vooral het
| |
| |
Fransch, dringen er dagelijks, zonder dat het nood doet, in de Nederduitsche schrijftaal binnen, zelfs bij dezen die men als taalbazen aanschouwtGa naar voetnoot(1). Nu als men die vreemdelingen zoo minzaam onthaalt, waarom inboorlingen verstooten die in Duitschland of in Engeland in weerde gehouden worden? Waarom b.v. het wvl. volkswoord aanbehoor (uitgesproken anboor) voor toebehoorte, in 't hd. anbehor, verwerpen? - En den uitgang -aardig (voor -achtig, b.v. in glasaardig, kalkaardig, klapaardig, loopaardig, enz.), hoogd. -artig (glasartig, kalkartig, enz.)? - En Begrijmen, met grijm of rookzwartsel bevlekken, eng. to grime (bevlekken)? - Blonk, eng. blunt, fr. émoussé? - en Bonke, eng. bunch, fr. bouquet, tros? - En Haam, eng. ham, fr. jarret, de plooi van 't been? - En Horken, hoogd. horchen, eng. to hark, luisteren? - En Klibber, eng. clever, wakker, vlug, flink? - En Prettig, eng. pretty, fr. gentil? - En Schingen, eng. to shine, glanzen? - En Slijten (vlas slijten, het uit den akker trekken), eng. to slit, zweedsch slita? - En Ster of Sterne hoogd. stirne, voorhoofd? - En Stuik, eng. stook, in Gelderland eene gast, fr.
tréseau? - En Zangen, fr. glaner, deensch sanke, verzamelen? - En dergelijke andere in overvloed?
4o Een vierde titel tot burgerrecht in de schrijftaal voor dialectische woorden en wendingen is dat zij ook vroeger in de schrijftaal bestonden. Een woord beletten uit de taal te vallen en te verschimmelen, het in zijn eerste jeugd en frischheid herstellen, rajeunir des mots, dat is immers iets dat men doet in alle landen waar men de moedertaal bemint en beoefent.
Dus, om voorbeelden te nemen uit het westvlaamsch, mag men het onze schrijvers niet ten kwade duiden dat zij, waar het pas geeft, woorden gebruiken als ammelaken in den zin van tafelkleed; bedijgen in den zin van worden, fr. devenir; beeten in den zin van zich neêrzetten om te rusten, van vogels, bie'n, enz.; beelen in den zin van zijn woord terugnemen, fr. résilier; bezwelten in den zin van bezwijmen en bezwijken; buischen, in den zin van slaan dat het bonst; handhave in den zin van handvatsel, fr. manivelle, enz.; lochting in den zin van bloem- of groenselhof; makke in den zin van schaperschup, fr. houlette; note in den zin van gewonnen akkervrucht, fr. récolte; rijve in den zin van fierter, relikwiekas, fr. châsse; rooi in den zin van moeite; schaverdijnen in den zin van 't fr. patiner; scheers in den zin van scheermes, fr. rasoir; schooien in den zin van gaan of loopen, met zijne samengestelde
| |
| |
voortschooien, wegschooien, enz.; stuipen in den zin van buigen; tingel in den zin van netel; vladen in den zin van villen, het vel afstroopen, fr. écorcher; en menigvuldige andere woorden die dagelijks uit den mond van 't volk worden gehoord, en die men tevens vindt bij vele voorige schrijvers, A. Biins, Boëtius a Bolswert, Bredero, Breughel, P. Croon, J. David s.j., A. Debuck, Ed. De Dene, G. De Dous, J. De Harduyn, N. Despars, P. Devynck, P. Gheschier, Gends Charter-Boekje, Costumen van Vlaenderen, M. Lambrecht, A. Poirters, Sambucius, Udemans, Vaelande, C. van Dordrecht, Th. Van Herentals, C. Vrancx, I. Yperman, enz. Zie daar citaten van in 't Westvlaamsch Idioticon.
5o Eindelijk een vijfde titel tot burgerrecht in de schrijftaal is voor al zulke dialectische woorden en wendingen die in de algemeene schrijftaal geene weêrga hebben, die een gedacht inkleeden waar de schrijftaal geen eigen kleed voor en heeft, zoodanig dat zij, bijzonderlijk in 't vak van kunsten en wetenschappen, haren toevlucht moet nemen tot eene vreemde taal, of tot eene verdrietige omschrijving, of tot eenen algemeenen term die weinig klaar is omdat hij weinig bepaalt; b.v. het fr. woord lupuline staat in de Wdb. vertaald door eene uit de hop afgezonderde bitterstof: waarom niet zeggen het hommelbast, het hoppebast, of enkel het bast, gelijk de hommelkwe-kers in Vlaanderen? - Het fr. woord tenon vertalen de Wdb. door den algemeenen terme pen of pin: waarom met de vlaamsche timmerlieden niet zeggen de erne, des te meer dat het woord ook bij Kiliaan staat? - Het fr. woord engrenage vertalen de Wdb. door het ingrijpen der radertanden in elkander: waarom niet zeggen het vervang, roue d'engrenage een vervangwiel, gelijk de vlaamsche ambachten doen? - Het fr. trempure vertaalt Kramers door een stel hefboomen waarmede een maalsteen wordt hooger of lager gezet: waarom niet zeggen de lichte gelijk onze mulders? - Het fr. enclumette heet in de Wdb. een draagbaar aanbeeldje: waarom niet zeggen bootschar of kruin gelijk in Vlaanderen, of haargewet gelijk in Braband, of haarbol gelijk in Limburg, of haarkraam gelijk in de Kempen? - Het fr. du bois cadranné vertalen de Wdb. door stamhout dat zoodanig gespleten is dat
het tot gebruik niet dienen kan: waarom niet zeggen rijschalig hout gelijk in 't Land van Waas, of rieschaalde hout of gewield hout gelijk in Vlaanderen, of ringhout gelijk in de Kempen? - Het fr. échauder vertaalt Kramers door in kokend water dompelen, met kokend water begieten: waarom niet zeggen schouden gelijk de Vlamingen van nu en van vroeger? - Het fr. pennes vertaalt Kramers door eindjes garen die aan den weversboom blijven hangen, wanneer 't geweefde is afgenomen: waarom niet zeggen drom gelijk al onze wevers sedert eeuwen? - Het fr. pignon vertaalt Kramers o.a. door tandrad van kleinen diameter
| |
| |
waarom niet zeggen toortel of toorteltje, gelijk onze horlogiemakers? De fransche landbouwtermen sape en fauchon vertalen de Woordenboeken door eene soort van kleine zeis, en het werkwoord saper en vertalen zij niet: waarom daarvoor het vlaamsche substatief Pikke of Pekke, en het vl. werkwoord Pikken of Pekken niet gesteld? - Het fr. recueillement vertaalt Kramers door verzameling der gedachten, der zinnen, innerlijke, stille overpeinzing of bespiegeling, losmaking der gedachten van de wereldsche voorwerpen: waarom niet zeggen met de Vlamingen ingekeerdheïd, of, is deze ingekeerdheid groot, ingetogenheid? - Het fr. dissipation en distraction vertaalt Kramers beide door verstrooiing, alsof het synoniemen waren: waarom niet zeggen uitgestortheid voor 't eerste, en verstrooiing voor 't andere, gelijk overal in Vlaamsch-Belgie?’
Verslag der 1ste vergadering van Ste-Luitgaarde, bl. 30 enz.
En nu, maken de goede dialectische woorden en wendingen deel van de algemeene Nederlandsche schrijftaal, zoo spreekt het van 's zelfs dat ze de schrijvers - groote of andere - gebruiken mogen.
Een Vlaming zal dus goede tale schrijven, hij zal de algemeene taal schrijven, indien de woorden en wendingen die hij gebruikt - al behoorden zij allen uitsluitelijk aan west-, aan oost-, aan zeeuwsch- of aan fransch-Vlaanderen - goed en deugdelijk zijn, indien zij het toetsen eener gezonde critiek kunnen doorstaan.
Het springt immers in de oogen dat de tale die men van kindsbeen af spreekt en leert, natuurlijk bovenzwemt; 't en zal dan niemand verwonderen dat een Vlaming zijn Vlaamsch, een Brabander zijn Brabandsch tot grondslag in zijn schrijven neme.
Neen, de schrijvers uit Vlaanderen, en bijzonderlijk uit Westvlaanderen, en willen hunne tale aan anderen niet opdringen, al zijn zij overtuigd dat zij de schoonste, de rijkste en de zoetvloeiendste van al is. Daar is overal iets goeds te rapen, en daarom, wilt gij hunne schriften overloopen, zoo zult gij bemerken dat zij woorden en zegswijzen, die in Vlaanderen onbekend zijn, ook behen- | |
| |
dig in de rede weten te schuiven, zoodanig dat zij door den samenhang gemakkelijk aangeleerd en verstaan kunnen worden.
In 't XIVe Congres wierd er te Maastricht een staalken gelezen van Westvlaamsche proza en namentlijk een uittrek uit de oude kuste van Vlaanderen, door Kanonik Duclos.
Prof. Kern, na de lezing daarvan, die zelfs tweemaal geschiedde, gehoord te hebben, zei er zijn gedacht over als volgt:
‘Ik wil wel gelooven dat verscheidene personen in West-vlaanderen zoo denken als de persoon uit wiens werk eenige stukken zijn voorgelezen, maar ik heb bij die voorlezing geglimlacht, want de bewoordingen waren geheel Nederlandsch. Wanneer nu waarlijk de pogingen van die gevreesde particularisten alleen daarop uitloopen dat zij zulke werken schrijven in die taal, waarlijk dan is er geen gevaar voor verbrokkeling van ons taalgebied.’Ga naar voetnoot(1)
Iseghem.
P. Baes.
|
-
voetnoot(1)
- B. v. Beets gebruikt meer dan eens kwarrelen, zonder nood of nut overgenomen uit het eng. to quarrel, fr. quereller
|