onzer naburen verduitscht alle dagen meer en meer, getuigt Vader David - durven wij verhopen dat men het geslacht dat met de volkstaal overeenstemt niet zal verwerpen, en dat onze Taalkamer het niet uit zal sluiten.
Eene leste zinsnede uit Conscience. ‘Met het hoofd gebogen en met verkropt gemoed aanschouwden zij de verbastering hunner broederen en de verdrukking waaronder het vlaamsch grondbeginsel verzonken lag.’ Overeenkomstig met de volkstaal, zou ik ‘waaronder’ in twee scheiden en schrijven: ‘waar het vlaamsch grondbeginsel onder verzonken lag’. Het is, zegt Jan David, eigener aan onze taal.
Wij keuren eindelijk in Conscience het veelvoudig gebruik nog af van het betrekkelijke ‘welke’: dat eerst en vooral op geene personen mag slaan; en voor zaken meest altijd beter door ‘dat en die’ vervangen wordt. In de gesproken taal is dit woordeken haast onbekend.
Dat zijn, denken wij, de bijzonderste gebreken van onzen Conscience. Kleinigheden, als gij wilt; maar die nochtans, als zij vermeden worden, aan ons schrijven die natuurlijkheid en gemakkelijkheid, die vloeiendheid en die duidelijkheid geven waar de Vlaming zoo op gezet is.
Voor het overige is Conscience, naar mijn inzien, voor iedereen en voor het studentenvolk in 't bijzonder eene milde bron van letter- en dichtkunst, en allerbest geschikt om aan de jeugd die zwierigheid van stijl te geven die heur maar al te dikwijls ontbreekt.
Onder een ander opzicht, als wij den Romanschrijver als Romanschrijver beschouwen, zijn wij het eens met Pater Servatius Dirks die de vraag stelt met de antwoord onderverstaan: ‘Zijn ooit jeugdige herten bezoedeld geworden bij het aanschouwen der tafereelen geschetst door ons kunstlievend drietal, Conscience en de beide Snieders?’ Men zou althans, dunkt ons, een zekeren keus voor de jeugd kunnen doen.
Eecloo.
A. Van Bogaert.