Het Belfort. Jaargang 1
(1886)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 535]
| |
Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon, door J.F. Tuerlinckx, bekroond door de Zuidnederlandsche maatschappij van Taalkunde.IN nr 1 van het Belfort zeide ik: ‘Lof aan de Zuidnederlandsche maatschappij die, door hare prijskampen, aan zoovelen den moed en het geduld gaf om jaren en jaren te luisteren, en alles getrouw, tot het laatste stipken, aan te teekenen’. Aan haar is het te danken dat wij een nieuw Idioticon, het Hagelandsch, in handen gekregen hebben. Het Hageland is de streek gelegen tusschen Diest, Tienen, Leuven en Aarschot. Indien gij den afstand aanziet die het Hageland van 't land van Waas scheidt, zoudt ge algauw kunnen zeggen: Wat gemeens kan er bestaan tusschen de eigene taal van eenen Hagelander en die van eenen Wazenaar?.... En toch! Nog zijn wij op het einde van ons onderzoek niet gekomen, en reeds hebben wij met genoegen bij de 800 woorden opgeteekend die mede de Wazenaar dagelijks in den mond heeft. Van spreuken en vergelijkingen hebben wij ook een zeer rijken oogst opgedaan. Wij houden even vast als de Hagelander aan veel woorden die de Hollanders verouderd noemen; b.v. afgeven (een fabelken afgeven, op iemand afgeven), gaan (gezongen worden, lusten), enz. Voor 't geslacht der zelfstandige naamwoorden komen wij ook gemeenlijk overeen; b.v. autaar, m: beest, vr; bosch, m; dood, vr, enz.. Is dat niet treffend?... Zoude ik wel een beter bewijs kunnen aanbrengen om te toonen dat iedereen die het Hagelandsch Idioticon koopen zal, er nuttige, zeer nuttige zaken in vinden zal?... Een beter bewijs om te toonen dat het waar is wat ik over eenige maanden op de vergadering van het Davidsfonds te Sint-Niklaas zei: ‘De Idioticons, die, na korten tijd, voor ieder Vlaamsche streek zullen bestaan, zullen aan al de welmeenende taalkundigen van Noord en Zuid toonen wat schatten er in de | |
[pagina 536]
| |
volkstaal begraven liggen: duizenden woorden die reeds als dood met een kruisken geteekend stonden, en toch nog alle dagen, levend en frisch, van de lippen des volks rollen; honderden spraakkundige vormen die verloren gezeid worden en toch met vette letters in de levende grammatica van kind en werkman nog gedrukt staan; duizenden woorden die eene nuance bevatten, waarvoor de woordenboeken met hunnen mond vol tanden staan; eene macht van treffende, schilderachtige spreekwijzen en spreekwoorden waar het volk zijnen zegel op gezet heeft, den zegel van eenvoudige poëzie en fijne, opmerkzaamheid.’
Am. Joos. | |
Algemeen Nederlandsch Rijmwoordenboek, bewerkt door J.A. Van Droogenbroeck, lid der Zuid-nederlandsche maatschappij van Taalkunde.DIT is een werk dat onder alle opzichten mag aangeprezen worden. De schrijver begint met eene studie over rhythmus en rijm. ‘Ik hoop, zegt hij, dat deze inleiding met belangstelling zal gelezen worden. Inderdaad, geachte Heer, daar moogt gij over spreken, schrijver van de vloeiende Zonnestralen en Makamen, gij, die door uwe studie over het vers onzer ouden, zoo welverdiend den prijs behaaldet. De verzameling, volgens het zeggen des schrijvers, bevat ruim een derde meer woorden dan de vroegere werken van dien aard; en ik kan 't gemakkelijk aanveerden want de schrijver vindt er geen bezwaar in veel vlaamsche woorden die de Hollanders verwerpen en verzwijgen, als rijmwoorden over te nemen. De vormen der ongelijkvloeiende werkwoorden zijn ook tamelijk volledig. Eindelijk munt het werk nog uit door zijne orde en zijn toevoegsel van dubbelrijmen. Ik wensch het goeden aftrok.
Am. J. |
|