Norweegsch rijtuig.
IEDER land heeft zijne zeden, zijne gebruiken, zijne voorvaderlijke en patriarcale gewoonten, zijne nationale kleederdrachten, zijne eigenaardige voorwerpen, meubelen en gerief van alle slach, en die oorspronkelijkheid blijft inzonderheid getrouw voortleven in streken ver afgelegen van die alles gelijkmakende koninginnen der moden: Londen en Parijs.
Natuurlijk bestaat die eigendommelijkheid ook op het gebied der vervoermiddelen zooals de bijgaande schets van een Norweegsch karretje uit de omstreken van Odnäs er het bewijs van levert.
Dat proehistorisch rijtuig welk zelfs geen schaduwe heeft van de pracht en het gemak zijner aanverwanten onzer verfijnde hoofdsteden, bestaat uit een eenvoudig bakje of kloef. Hangriemen of plooiende ijzeren veeren waarin onze rijtuigen zachtjes wiegen ondanks de hotsen en botsen van den hobbeligsten weg, zijn er volkomen aan onbekend. Het bakje is rechtstreeks tusschen twee hooge wielen op eene zware as gevestigd, en de reiziger met den rug naar het gespan, hoeft zich manhaftig met de handen vast te klampen en zich stevig te steunen met de voeten op eene afhangende trede, eenen voetbank of marche-pied. Wat er met het overige van het lichaam gebeurt, dat laat zich raden, en wee aan hem die dat schokplaatseken bestijgt onmiddellijk na een overvloedig maal...!
Aan den achterkant van den kloef zit een plankje