Het Belfort. Jaargang 1
(1886)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 350]
| |
I.WANNEER men met eenige opmerkzaamheid den loop volgt der beschaving gedurende de laatste vijftig jaren, zal men bevinden dat twee voorname uitvindingen een geheelen ommekeer in de maatschappij hebben bewerkstelligd: n.l. de toepassing van het stoomvermogen en van de electriciteit. De invoering der stoomwerktuigen in de fabrieken, de aanwending van den stoom op de ijzeren wegen en vaartuigen, de snelle gedachtenwisseling door middel van den telegraaf hebben den toestand zoodanig veranderd, dat het voor het oogenblik nog onmogelijk is die verandering geheel te overzien en te beoordeelen. Het valt niet te ontkennen dat die uitvindingen de verschillige volkeren nader tot elkander hebben gebracht en het internationale verkeer tot eene hoogte hebben opgevoerd, waarvan men zich in de vorige eeuwen geen denkbeeld wist te vormen. Uit dit drukke volksverkeer sproot verder de verbetering en volmaking van het postwezen, en een logisch gevolg was de inrichting der wereldpost door den genialen Dr Stephan te Berlijn. IJzeren wegen, stoombootvaart, wereldpost en telegraaf hebben in de negentiende eeuw een nieuwen toestand in het leven geroepen, zij zijn de machtige hefboom geworden van de nieuwere tijden, en zullen nog gedurende vele eeuwen hunnen invloed doen gelden. | |
[pagina 351]
| |
Maar dit drukke verkeer en deze onderlinge aanraking der verschillende volken deed de behoefte gevoelen om elkander beter te verstaan; - men moest vreemde talen leeren om met den algemeenen stroom te kunnen meegaan, om elkander te begrijpen. De studie der vreemde talen is door deze verhouding een gewichtig onderdeel der moderne opvoeding geworden, en niemand, die op eenige beschaving aanspraak wil maken, kan zich hieraan onttrekken. Alle pedagogen komen thans overeen om de studie der levende talen voor de nuttigste en onontbeerlijkste te verklaren. Nochtans heeft ook deze studie hare moeilijkheden; want eene vreemde taal leert men niet in een dag of drie - er zijn soms jaren voor noodig - en dikwijls is eene enkele vreemde taal niet voldoende; vooral de koopman, die met alle deelen der aarde betrekkingen heeft aangeknoopt, bevindt zich in de noodzakelijkheid verscheidene talen te kennen - zelfs goed te kennen, en zoo dit niet mogelijk is, verscheidene korrespondenten te hebben. Handelshuizen die in vijf tot acht talen korrespondeeren, zijn tegenwoordig geen zeldzaamheid meer. Nu is het echter bewezen dat het spoor- en telegraafnet, dat de stoomvaartlijnen zich met den dag uitbreiden, dat het verkeer immer levendiger wordt, en zoodoende ook de noodzakelijkheid vreemde talen te bestudeeren gedurig aangroeit. Die immer grooter wordende behoefte naar talenkennis en de groote zwarigheden, die aan derzelver studie verbonden zijn, deed de gedachte rijpen dat het toch zeer nuttig zou wezen zoo de menschen konden overeenkomen eene enkele bepaalde taal te kiezen voor het internationaal verkeer om zoodoende de taalstudie te vergemakkelijken. Het zou dan immers niet noodig wezen een half dozijn talen te leeren; met deze ééne taal zou men overal en in alle gevallen kunnen te recht komen, en bovendien meer tijd en gelegenheid hebben die ééne taal grondig te bestudeeren. Dit zou door een congres moeten geschieden op | |
[pagina 352]
| |
dezelfde wijze als de wereldpost in het leven is geroepen. Nemen wij bijvoorbeeld het geval aan dat de engelsche taal door een congres tot internationale taal werd verklaard, wat zou dan het gevolg wezen? - Dat in alle staten de studie der engelsche taal als verplicht onderwijsvak werd ingevoerd en in alle geregelde opvoedingsgestichten de engelsche taal zou onderwezen worden. Na verloop van tien of twintig jaren zou ieder beschaafd mensch behalve zijne moedertaal ook engelsch kennen, en met behulp van deze taal zou men dan over de geheele aarde elkander kunnen verstaan. Dit ware voorzeker practisch en van een onberekenbaar nut. In het klein bestaan reeds dergelijke verhoudingen; in de voorname Turksche koopsteden, zooals in Konstantinopel, Smirna, Beirouth, enz. is de fransche taal de algemeene taal. Vereenigt zich daar bijv. een gemengd gezelschap bestaande uit Duitschers, Italianen, Engelschen, Grieken, enz., zoo wordt het gesprek in de Fransche taal gevoerd, zelfs al is er geen enkele Franschman aanwezig. De briefwisseling geschiedt daar ook in de Fransche taal. Te Alexandrië in Egypte en op de Donau-booten is de gemeenschappelijke taal het Italiaansch, te Shanghai in China het Engelsch. Wat nu echter in werkelijkheid reeds op verschillende plaatsen bestaat, is geen hersenschim meer, en kan evengoed op andere plaatsen, ja overal bestaan. Het tot stand brengen eener wereldtaal is derhalve geene onmogelijkheid, en vroeg of laat zal de menschheid gedwongen worden dit ontwerp te verwezenlijken. Deze gedachte is niet nieuw. Reeds in de achttiende eeuw hield een geleerd gezelschap te Parijs, naar ik meen de Akademie, zich met dit vraagstuk bezig. De vraag die toen werd gesteld luidde aldus: ‘welke taal heeft de meeste kans eens als algemeene wereldtaal door de volkeren te worden aangenomen?’ Gelijk bekend is, heerschte in de achttiende eeuw de Fransche taal en de Fransche invloed, zoodat nie- | |
[pagina 353]
| |
mand beschaafd heette, die deze taal niet machtig was; de geleerde heeren te Parijs zullen dus wel de kleine nevengedachte hebben gehad dat hunne taal door de Voorzienigheid was uitverkoren om eenmaal de algemeene wereldtaal te worden. Dit woord ‘wereldtaal’ moet men nu niet zóó opnemen alsof eens alle talen van de wereld zouden verdwijnen en er dan nog slechts eene enkele taal meer zou bestaan, evenals voor den torenbouw van Babel. Geen enkel verstandig mensch, die dit zal aannemen; neen, eene wereldtaal beteekent dat alle menschen bij de immer toenemende beschaving nevens hunne moedertaal nog ééne en dezelfde vreemde taal aanleeren, welke kan dienen voor een algemeen middel van verkeer. Ter eere der Parijsche geleerden zij hier gezegd dat zij de hun gedane opdracht ernstig ter harte namen, en zoo doende eene juiste beslissing konden geven. Na diepe en grondige studiën deden zij de volgende uitspraak: ‘Geene enkele taal kan met mogelijkheid wereldtaal worden - en het is onwaarschijnlijk dat ooit eene taal wereldtaal worden zal.’ Deze uitspraak is volkomen juist, ten minste wat de bestaande talen betreft. Er zijn voornamelijk vier hinderpalen, die beletten dat ooit eene taal wereldtaal worden kan: 1. de staatkunde, 2. de uitspraak, 3. de nationaliteit der taal, 4. de spraakkunst. Nemen wij voor een oogenblik het geval aan dat de Engelsche taal door een congres tot wereldtaal werd verheven en de meeste menschen naast hunne moedertaal het Engelsch zouden spreken, zoo kan men verzekerd zijn dat de Engelsche natie door hare taal binnen ettelijke jaren, vooral in den handel, een zóó groot overwicht zou bekomen, dat de andere volkeren dit niet langer zouden kunnen dulden; want ook zij hebben eerzucht, nationaliteitsgevoel en vaderlandsliefde. En na korter of langer tijd zou tegen de Engelsche taal dezelfde reactie plaats hebben als in de achttiende eeuw tegen de Fransche. Bovendien zouden die heeren van het congres het nimmer | |
[pagina 354]
| |
over eene enkele taal eens worden; ieder zou zijne eigene taal voorstellen, en zonder twijfel zou dergelijk congres tot geen resultaat kunnen komen. Reeds om deze zaak alleen is eene wereldtaal eene onmogelijke zaak. Een tweede beletsel is de uitspraak. Er zijn volken, die met groot gemak eene vreemde taal leeren spreken: voor andere volken zijn de moeilijkheden bijna niet te overkomen. Een Vlaming bijv. kan zeer zuiver fransch leeren spreken, voor een Engelschman is dit bijna niet doenlijk. Een Engelschman, die zuiver fransch spreekt, is eene zeldzaamheid. De Russen leeren zeer gemakkelijk het Duitsch, voor een Italiaan is het zoo goed als onmogelijk. En hoe moeilijk zijn voor andere volken de Slavische talen met hare opeenhoopingen van medeklinkers! Tegenwoordig bestaat er echter geene enkele taal, die voor alle volkeren der aarde even gemakkelijk is om uit te spreken, - en dit is eene hoofdoorzaak, waarom nooit eenige taal wereldtaal zal worden. Een derde hinderpaal is de nationaliteit der talen. Iedere taal heeft zekere volzinnen en wendingen, welke in eene andere taal niet kunnen worden overgezet; wil men ze vertalen, zoo moet men tot wijdloopige omschrijvingen zijn toevlucht nemen, waardoor alle kracht en schoonheid van uitdrukking verloren gaat. Het is immers van algemeene bekendheid dat eene vertaling, hoe voortreffelijk, nimmer het oorspronkelijke evenaart. Er bestaat toch geene enkele taal, die zóó volkomen is, dat men in dezelfde alles met dezelfde kracht en juistheid kan weergeven wat in eene vreemde taal gezegd wordt; en ook dit is eene reden dat geene enkele geschikt is voor wereldtaal. Een vierde zwarigheid is de spraakkunst. Deze is gewoonlijk zoozeer met regels overladen, dat jaren van studie en oefening vereischt worden om zonder fout te kunnen spreken en schrijven. Zoodra er een regel wordt gegeven, komt er eene uitzondering bij; op die uitzondering komt weder eene uitzondering, en op die laatste | |
[pagina 355]
| |
dikwijls nog eene - en zoo gaat het zonder ophouden voort de geheele spraakkunst door. Honderde, ja, duizende volzinnen moet een leerling dikwijls vertalen, eer hij in staat is eene vreemde taal zuiver te spreken en te schrijven. Hoe moeilijk zijn bijv. de Engelsche of Duitsche spelling, de Duitsche verbuigingen, de Fransche deelwoorden, de Italiaansche onregelmatige werkwoorden! Deze moeilijkheden der spraakkunst zijn ook de oorzaak, waarom zoo weinig menschen hunne eigene moedertaal zuiver kunnen spreken en schrijven. Tegenwoordig bestaat er echter geene enkele taal met eene spraakkunst, die zóó eenvoudig en toch zóó volledig is, dat men ze binnen een paar weken kan leeren, en dit is een der grootste bezwaren, waarom eene taal nimmer de wereldtaal kan worden. Ieder van deze vier moeilijkheden is op zich zelf zwaar genoeg om dit te verhinderen, des te meer alle vier vereenigd. De boven aangehaalde geleerde vereeniging heeft dus een zeer juiste en wijze uitspraak gedaan toen zij besliste dat nimmer eene taal wereldtaal zou kunnen worden.
Antwerpen. A. Heyligers.
(Wordt vervolgd.) |
|