Het Belfort. Jaargang 1
(1886)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
Bijbelsche Wetenschappen.Ter gelegenheid van het verschijnen, tot Rome, verleden jaar, van de volgende Bijbelsche uitgave, door Pater Ciasca bezorgd en de Propaganda uitgegeven: Sacrorum Bibliorum fragmenta copto-sahidica, schrijft de geleerde bijbelkundige J.P.P. Martin, in den Polybiblion van Februari laatstleden: ‘Eene gekeurde uitgave der coptische vertalingen, vooral der Sahidische en Memphitische overzettingen, zal een allernuttigst werk zijn voor de wetenschap van onzen tijd. Eene veeltalige uitgave, die de volgende stukken zou bevatten: 1o de oude Grieksche handschriften ABC in duimletters; 2o de Sahidische vertaling; 3o de Memphitische overzetting, zou merkweerdig zijn in de geschiedenis der wetenschap. Een paus, die zulk een werk zou aangaan en ten einde voeren, zou onsterfelijk zijn, aan de Kerk en aan de Wetenschap eenen uitstekenden dienst bewijzen. Mochte onze geleerde paus, die reeds zoo vele werken ondernomen en voltooid heeft, ook deze onderneming bij die van zijn roemweerdig pausschap voegen.’ | |
De Vlamingen.Men is altijd benieuwd om te achterhalen wat de vreemden van ons schrijven en denken. Is het misschien omdat wij zoo dikwijls doodgezwegen worden? In de Christlich-Sociale Blätter, Central Organ, 18 Jahrgang, bl. 374, is er sprake van de Vlamingen in dezer voegen: ‘De Vlaamsche stammen van Holland en Belgenland en bijzonderlijk deze laatste zijn rustig, ernstig en bedachtzaam. Zelden gaan zij krachtdadig en aanhoudend te werk. Zij zijn koppig en hardnekkig waar zij van hunne christelijke overleveringen afweken. Bij de Vlamingen leeft de grootdadige ondernemingsgeest hunner voorouders niet meer: dat ligt aan de burgeroorlogen, ten tijde der hervorming gevoerd; aan de latere afzondering der Algemeene Staten; aan de huishoudkundige inrichting van het nijverheidsleven; aan de verandering van den handel van Europa door de nijverheidsstaatkunde van Engeland; aan de schrikkelijke verwoestingen door het Liberalismus in den volksaard te wege gebracht.’ | |
[pagina 167]
| |
Hoogschool van Bonn.Ter Hoogschool van Bonn gaat een leergang van Nederlandsche Taal- en Letterkunde worden ingericht.
(Vlaamsche School.) | |
Maatschappelijke Zaken.Over geheel Italië bestaat er een bond, die al de katholieke werken, al de maatschappelijke inrichtingen verbindt en geleidt. Die bond, volgens ik verneem uit zijn tolkblad, Il Movimento Cattolico, van Venetië, komt eene afdeeling te stichten voor het bestudeeren der maatschappelijke zaak. Die afdeeling zal de grondbeginsels navorschen, waarop de maatschappij gesteund is en de middels om het christen maatschappelijk leven wederom in voege te brengen. In België bestaat er ook een bond voor de katholieke volkswerken. Zou er ook geen middel zijn om eene afdeeling te stichten voor maatschappelijke studiën en maatschappelijk onderzoek, om hier wat meer belang voor die zaken te verwekken? | |
Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde.In 't verslag wordt door den geheimschrijver, den heer Pol de Mont, een belangwekkend overzicht meegedeeld van de verhandelingen, die in de zittingen van 1882-83-84 voorgelezen, en der vraagstukken die er onderzocht wierden. Op 16 April 1882 handelde de eerweerde Heer Jan Bols over het naamwoord Ta of Aat in den zin van vader. Om hunne ouders en ouderlijke verwanten aan te duiden, bezigen de Vlamingen, behalve de gewone woorden, nog eenige andere benamingen, veel minder verspreid, maar onzer aandacht niet onweerdig. Noemen wij enkel ta of tè (zware e) en aat voor vader, nenne voor moeder, ata voor grootvader, enz. Deze woorden worden slechts gehoord bij de leege volksklas, en verdwijnen meer en meer. Daarna werden de Germaansche, Grieksche, Italische, Wendische, Keltische en Indische taalklassen doorzocht. Na de Arische talen kwamen ook eenige Touranische aan de beurt. Eindelijk werden in de Amerikaansche enkele met ons aat en ta gelijkende woorden aangestipt. Het doel van den spreker was er op te wijzen dat die woorden geene bloote klanken zijn zonder beteekenis, maar dat ze op eenen taalkundigen grond moeten steunen, om zoo overal, bijna de wereld door, te worden gebruikt. Welke de oorsprong is, grammatici certant. Wat zeker blijkt, is dat vader ook oorspronkelijk als verhevener gebezigd werd; ta en taat waren en zijn vertrouwelijker namen van kinderen om hunnen vader aan te spreken. Het zelfde wordt opgemerkt aangaande 't Grieksch τατα en πατηρ, het Latijnsch tata en pater, het Fransch papa en père, het Gotisch atta en fadar, het Engelsch dad of daddy en father. - Op 26 December 1882 las de Heer P.P. Alberdingk-Thijm eene studie over ‘Het internationale in de Nederlandsche Letteren.’ Het is belangrijk, de Vlaamsche lette- | |
[pagina 168]
| |
ren te beschouwen in verband met de buitenlandsche lettervruchten, dewijl vele vraagstukken omtrent de weerde en den oorsprong der Belgische Letterkunde daardoor worden opgehelderd. Een aantal Karolingische sagen werden uit het Vlaamsch of het Nederduitsch in andere tongvallen bewerkt, naar den rechten Rhijnoever overgeplant of in Frankrijk binnengevoerd. Eigenaardig voor de kennis der Nederlandsche letteren zijn de verschillige Theophilus- en Faustsagen, zoowel als de ontwikkeling der fabel van den strijd tusschen den Wolf en den Vos. Iedereen weet, dat de Graal en Artursagen op Oostersche overleveringen berusten, en dat de ridder met de zwaan in de oude Hindostansche verhalen terug te vinden is. De dramatische letteren ontwikkelden zich op eene dergelijke wijze. De schrijvers der mysteriespelen, zoowel als die der burgerlijke drama's, hebben meestal niet zelfstandig, doch naar bestaande voorbeelden gewerkt. - In zitting van 18 Maart 1883 werd door den heer Pol de Mont, het woord schingen besproken. Dat woord en is het woord schijnen = blijken niet; het bediedt: licht geven, stralen, glanzen. Het komt van den stam schig, - schich, schik -, die in schickeren, schetteren, volgens Kiliaan, te voorschijn komt. Dat woord verdient burgerrecht in den woordenschat. De Bo geeft eenen anderen uitleg. Schingen is schimmen volgens den gekenden letterwissel, ng = mm. (Schongelen = schommelen en andere voorb.). Voor wat schimmen aangaat, vergelijkt schimmer, schittering in Meyers Woordenschat, skimô, licht, glans in den Heliand, het oud hoogd. scimo, en het angels. scima met dezelfde bediedenis, het werkw. schemelen dat bij J. de Harduyn te boeke staat. | |
De Volapük.Volgens hetgeen ik verneme uit den Wetenschappelijken Nederlander, schijnt het dat de beweging ter verspreiding van de wereldtaal niet stil en staat. Verleden jaar hebben 130 personen, eenen keurbrief van leeraar in de nieuwe taal ontvangen. Sedert het voltooien van den woordenboek is het getal der beoefenaars uitnemend toegenomen. De wereldtaal werd ter Handelshoogeschool van Parijs als leervak ingevoerd. Bij den uitgever Schleijer te Constanz kan men ten prijze van 1 Mark den Weltsprache-Kalender verkrijgcn, die een levensbericht van Schleijer bevat, mitsgaders vele wetensweerdigheid aangaande de Volapük. Die gading hebben kunnen inschrijven, voor 2 Mark, bij denzelfden uitgever, op het Wereldtaalblad, dat sedert Januari 1886 in groot formaat verschijnt. | |
De Bo en de West-Vlaamsche School.L. Van Ruckelingen brengt in de Vlaamsche School, van dit jaar, bl. 30, hulde aan de nagedachtenis van De Bo. ‘Hij ontstak in de gemoederen van zijne leerlingen eene vurige liefde voor de moedertaal... Driftig trok De Bo te velde tegen de stijve taalvormen der Hollandsche | |
[pagina 169]
| |
boektaal... Met een bewonderenswaardig geduld groef hij den ouden taalschat op. In 1873 verscheen zijn Westvlaamsch Idioticon, eene woordenlijst van over de acht en twintig duizend woorden.... Overal verschijnen idioticons en dialecticons, verzamelingen van woorden, van spraakwendingen en gezegden, uit den altoos scheppenden mond van het volk opgeteekend. Lang genoeg hebben, zoo zegt men, schoolsche, onnatuurlijke, stijve taalvormen onze Dietsche moedertaal overheerscht, verwrongen, verarmd; het is meer dan tijd, dat men putte aan de altijd levende, spruitende bronne der volkstaal.... De taal van De Bo, alhoewel in West-Vlaamsche bewoordingen en vormen, was zuiver Dietsch, louter Nederlandsch.’ Als wij te velde trekken voor onze West-Vlaamsche spraak verdedigen wij den onuitputtelijken West-Vlaamschen taalschat en zijne oorbaarheid in de taalwetenschap; als wij onze taal gebruiken, beweren wij zuiver Nederduitsch te spreken en te schrijven. | |
Joost van den Vondel.Te Freiburg, in Breisgau, bij Herder, heeft P.A. Baumgartner, S.J., een boek van bij de 400 bl. laten drukken over het leven en de werken van onzen grooten Nederlandschen dichter Joost van den Vondel. E. Beauvois, die veel de noordsche talen en de noordsche letterkunden studeert, geeft in den Polibyblion van Februari verslag over het werk van den Duitschen pater, die zijn onderwerp met uitnemende veel genegenheid beoefende. E. Beauvois doet ons in 't kort 't leven kennen van Vondel; hij vermeldt zijne voornaamste gedichten; hij noemt hem een der helden der letterkunde van de gansche wereld. 't Is een groote dichter, zegt hij ten anderen woorde, die uit de Schriftuur het onderwerp van 't meestendeel zijner tooneelspelen en leerdichten heeft getrokken, en wiens Lucifer veertien jaar te berde kwam vóor het verschijnen van het Paradise Lost van Milton. In een werk, dat onlangsleden uitgegeven wierd (Milton and Vondel) durft M. Edmundson den grooten Engelschen dichter beschuldigen van Vondel te hebben uitgeschreven, en over deze zake wierd er, verleden jaar, getwist in verschillige nummers van The Academy en The Atheneum. | |
Wandalenwerk in Italië.Tot Palerma werden er kostbare oudheidkundige schatten, bij 't gewicht gelijk oud ijzer verkocht. In verschillige steden heeft men de handschriften der stedelijke boekerijen vervenderd. Tot Viterba werd het graf van Clemens IV opengebroken en zijn eerbiedweerdig gebeente beroofd van alles, wat eenige weerde mocht bezitten. Tot Rome werden veertig centenaren boeken als oud papier verkocht: daaronder was de zeldzame uitgave van den vermaarden brief van Christoffel Colomb, De insulis nuper inventis, die naderhand in den handel ter weerde steeg van dertig duizend frank. | |
Spraakkunst en Volkstaal.Onze medeschrijver, Leeraar | |
[pagina 170]
| |
A. Joos, drukt in 't Katholiek Ouderwijs eene wonderschoone en zeer nut- en oorbare taalkundige studie onder de volgende benaming: Spraakkunst en Volkstaal. In 't nummer van Februari 1886 handelt hij over de uitgangen der verkleinwoorden. ‘Laat ons Vlamingen, zoo besluit hij, in het schrijven en het openbaar spreken, aan onzen ken houden.’ 1o Hij is ouder dan je, hij is er de vader van. 2o Hij steunt op het dagelijksch gebruik van heel Vlaamsch-België. 3o Hij maakt onze geschreven taal meer en meer de getrouwe weêrspiegel van de gesprokene. 4o Weze de uitgang je voor den Hollander zacht, voor den Vlaming is hij dikwijls hard en moeilijk, terwijl ken ons altijd klaar en zoet klinkt. Ja 5o ‘Dees laatste uitgang (ken) heeft een bevalligheid, en zelfs eene soort van deftigheid in vergelijking van tje en tjen, die van laater tijd zijn.’ (Huydecoper, Proeve van Dichtkunde, I, bl. 37. | |
De oorsprong der Iberische Volksstammen.Als bijvoeg op het Muséon van Oegst 1885, en als afzonderlijke uitgave verscheen te Leuven bij K. Peeters, het volgende werk van Pedro Nada: Les Chamites en Europe. Het handelt over den oorsprong der Iberische volksstammen en wordt klaar en duidelijk ontleed in de aflevering van Januari van het Gentsch tijdschrift: Le Magasin littéraire et scientifique. - Stammen de Iberen van Europa en namelijk de Basken af van de Iberische volkeren van Azia, die de boorden van de Caspische zee bewoonden? - D'Arbois de Jubainville beweert dat de Iberen van Azia van Eranischen oorsprong zijn, en de Iberen van Europa van Touranischen oorsprong, verwant met den Ouralo-Altaïschen stam. - Pedro Nada erkent in de Iberen van Europa de kinderen van Cham, de afstammelingen van Phuth en Laabim, die hunnen name gaven aan Libye, aan streken en stroomen van Mauritanië. Hij volgt de Iberen in hunne verwandelingen van 't Noorden van Armenië, door Klein-Azia en de landengte van Suez, tot in Spanje, Engeland en Jutland. Hij trekt zijne bewijzen uit de getuigenissen der geschiedschrijvers en der Assyrische opschriften; - uit de taalwetenschap: de taal der Basken bindt nog de deelen harer woorden aanklevender wijze, gelijk deze der oude Iberen van Azia, en gelijk de spraak waarschijnlijk der eerste afstammelingen van Noë; - uit de menschenkunde: in den Arischen stam komt men meest brachycephalen met eironde hoofden tegen; bij de Basken vindt men dolicocephalen met hoofden die van ronder en breeder gedaante zijn; dezelfde schedel wordt ook aangetroffen in 't Noorden van Africa bij de oude volkeren die de eerste bewoners aan Spanje verschaften. Door de leering van Pedro Nada, die zonder vooroordeel, | |
[pagina 171]
| |
zonder voorberaden doelwit dat tot de wetenschap niet strekt, geschreven is en bewezen wordt, valt het stel sommiger zoogezeide geleerden aangaande menschenstammen die met Adam geen uitstand en zouden hebben. | |
A. Babeau.Ik ken vele werkers in Vlaanderen, die al hun vermaak vinden in het doorsnuisteren van oude handschriften, in het opstellen van maagschapsboomen, in het achterhalen van allerlei bijzonderheden aangaande menschen en gebouwen en plaatselijke gebeurtenissen. Wat nuttigen arbeid zouden zij niet kunnen verrichten hadden zij eenig maatschappelijk of geschiedkundig doelwit in hun zoeken en roeken; wilden zij het voorbeeld navolgen van den Franschen schrijver Albert Babeau, die reeds zoo vele werken heeft uitgegeven over de inwendige geschiedenis, over het huiselijk leven en de zeden zijner vooroudersGa naar voetnoot(1)? Hoe krachtig zouden zij niet medewerken om het huiselijk leven onzer voormenschen wederom bekend te maken en te doen beminnen? Zulke zoekers dienen de volgende woorden van Ch. de Ribbe te overwegen: ‘Hoe leerzaam zouden de oorkonden niet zijn onzer notarissen? Daar liggen schatten verborgen van verbazenden rijkdom en die, eilaas, vergeten blijven. In deze laatste tijden hebben de geleerden, parochie voor parochie, 't getal scholen uitgerekend, die in Frankrijk bestonden sedert de jaren dertien en veertien honderd, en hunne ontdekkingen hebben iedereen getroffen. Welke uitslag zou hunnen arbeid niet bekronen, indien zij de geschiedenis der maagschappen navorschten, en al de stukken doorsnuisterden aangaande het huiselijk leven in stad en te landeGa naar voetnoot(2).’ | |
De Frankische grafsteden in Belgenland.In de Verslagboeken der Koninklijke Academie van Oudheden, te Antwerpen gevestigd, (4e série des Annales, Bulletin I et II), staat er eene schoone en leerzame voordracht te lezen van haren voorzitter, kanunnik Reusens. Zij handelt over de grafsteden onzer Frankische voorouders. Daarbij wordt de prente gedrukt der voorwerpen, der wapens en juweelen, die in die oude grafsteden ontdekt werden. De meeste kunstwerkers onder de Franken woonden in de Waalsche gauen: 't is daar ook, namentlijk te Elouges en in 't Namensche, dat men meest oudheden gevonden heeft. Nochtans werden er ook schatten blootgeleid te Lede, in 't land van Aalst. | |
[pagina 172]
| |
De geschiedschrijvers zijn geheel duister aangaande de gevarenissen van onze Frankische voorvaders. De ontdekkingen der Oudheidkunde moeten onze kennissen komen volledigen. Men kan er nog bijvoegen dat de navorschingen onzer Nederlandsche volkskundigen, lijk Johan Winkler, in onze verfranschte wetenschappelijke te ‘Societeiten’ te weinig gekend zijn. | |
Geslepen Silexen of steenen in 't Land van Waas.In de Annalen van den Oudheidkundigen Kring van het Land van Waas, Tiende Deel, Derde Aflevering, Januari 1886, staat er eene merkweerdige bijdrage van Edm. De Geest, die hier op uitkomt: 't Gene Dr Van Raemdonck veronderstelde, komt te blijken: het woud van Waas was bewoond van in den tijd van den gepolijsten steen, van in het laatste der voorgeschiedkundige steentijdperken. 't Land van Waas werd eerder geschepseld dan het meestendeel der aardkundigen het meenden. De mensch leefde daar op het einde van het vierde (époque quaternaire) of duliviaal tijdvak, of in den beginne van het moderne tijdstip, aangezien de werken zijner handen ontdekt worden in de aardkundige lagen van die tijdstippen. De scherven en stukken liggen zoodanig verspreid en verstrooid dat men veronderstellen mag dat de mensch er zelf een deel van zijne wapens en zijn alaam verveerdigde; maar dat meer bedreven arbeiders op zekere plaatsen het ambacht van het bewerken en het slijpen der steenen uitoefenden. De eerste bewoners waren meest bij de waterstroomen en op de hoogten gevestigd. Eene kleine ongeleerde vrage: Aangezien die steenen zulk een oud tijdperk uitwijzen, tot welk tijdstip behooren de steenen wapens der krijgers onzer Dietsche en Germaansche heldendichten? Wat er in den opstel van M. De Geest nog te lezen staat aangaande 't gedurig verbeteren en 't voortgaan van 't menschelijk verstand in de kracht van 't voortbrengen en scheppen, behoeft niet te verre gedreven te worden. De gebouwen onzer eeuwe zullen al lang in 't stof vergaan zijn als de reuzen werken der Middeleeuwen nog onwrikbaar zullen staan als overblijfsels van krachtigere tijden. | |
Dr Nolet.Onze medewerker J. Muyldermans schrijft in den Wet. Nederlander van dit jaar, bl. 66: ‘Gij kent de critiek over het Menschdom Verlost van Lod. De Koninck. 's Dichters gewrocht werd alhier critisch aan-, door- en omgehaald door Dr J. Nolet-De Brauwere van Steeland. Ik durfde mij ditmaal aan eene ernstige en rechtzinnige beoordeeling verwachten, doch eilaas!.. niet gelijk Nolet mag men de lettercritiek verstaan.’ | |
‘De Amsterdammer’ en de Vervlaamsching van 't Onderwijs.In ‘De Amsterdammer’ van 15 Februari 1886 staan de volgende beschuldigingen tegen de Belgische Bisschoppen te lezen: ‘De geestelijke overheid bevordert eigenlijk de grondige uitbreiding van 't Nederlandsch in België in 't geheel niet.... De geestelijke overheid is van meening dat door de grondige regeling | |
[pagina 173]
| |
van 't Vlaamsch onderwijs de goede familiën, die geen woord Vlaamsch spreken, hunne kinderen niet meer aan de geestelijke scholen zullen toevertrouwen, waar dit jargon wordt onderwezen... De bisschoppen vreezen de vooroordeelen der franskillonsche gezinnen, waartoe de meeste invloedrijke kiezers behooren.’ Daarop antwoordt J.-W. Brouwers die altijd ter bane springt waar er eene edele zake moet verdedigd en eene opwerping weerlegd worden, in den Wet. Nederl., met de woorden zelven van onze kerkvoogden: ‘dat de Bisschoppen niets nauwer aan het hart ligt dan de Vlaamsche taal te doen kennen en liefhebben in hunne onderwijsgestichten; dat het in hunne oogen op onze dagen, een plicht is zich op het Vlaamsch toe te leggen; dat er te dien einde doeltreffende maatregelen zullen genomen worden; dat de Bisschoppen noodzakelijk rekening zullen moeten houden met den toestand, die van het eene bisdom tot het andere, van het eene gesticht tot het andere, kan verschillen; dat te beginnen met Paschen al de Vlaamsche kinderen in 't Vlaamsch den Catechismus zullen leeren, in de gestichten alwaar de geestelijkheid haren invloed kan uitoefenen; dat te rekenen van de maand October aanstaande het Vlaamsch in het program der gestichten van middelbaar onderwijs de plaats zal bekleeden, waarop onze moedertaal recht heeft; dat maatregels van den zelfden aard reeds genomen zijn in het klein Seminarie van Waver.’
J. Claerhout. |
|