De bekeeringe Pauli
(1953)–Anoniem De bekeeringe Pauli– Auteursrecht onbekendTweede pause
Saulus met 2 dienaers
SAULUS
O Godt van Israhel int hoogste triumpherende,
Als regent regerende // hemel ende eirde,Ga naar voetnoot219.
220[regelnummer]
Mij wondert dat gij niet en sijt corrigerendeGa naar voetnoot220.
Die dijn wet syn vernerende // met grooter onweirden.,Ga naar voetnoot221.
Gij strafte ons voorvaders wel met vier, met sweirde.
Seer strangelijck, die tegens u rebelleerden,Ga naar voetnoot223.
Gelijck Adam den eersten, die etens aenueirdenGa naar voetnoot224.
225[regelnummer]
Vande verboden vrugten; dies sij succumbeerden.Ga naar voetnoot225.
| |
[pagina 58]
| |
Gij hebtse al gestraft die u refuseerden,Ga naar voetnoot226.
Twelck hier te lang waer om te narreren;Ga naar voetnoot227.
Al sijnse. geplaegt die u wet corrumperen,Ga naar voetnoot228.
Als een rechtveirdich Godt in al u useren.Ga naar voetnoot229.
230[regelnummer]
U rechtveirdicheyt en was noyt om gronderen.Ga naar voetnoot230.
Gij hebt Date en Abiran metten viere geplaegt,Ga naar voetnoot231.
Om dat sy hun tegen Aron stelden sonder noot;Ga naar voetnoot232.
Voort alle ander rebelleerders, soo den Bijbel gewaegt,Ga naar voetnoot233.
Van tgeslachte van Israel. Dit weet ick bloot:Ga naar voetnoot234.
235[regelnummer]
Gij brochtse al ten loot // sonder eenich vermijen.Ga naar voetnoot235.
En de dwalinge den menschen is nu soo groot,
Ia, veel meer dan sy was by Moijses tijen.Ga naar voetnoot237.
Dus, al soudick myn peirden den hals afrijen,Ga naar voetnoot238.
Soo sal ickse al veruolgen, ben ick, Saulus, ins regeren;Ga naar voetnoot239.
240 Ick en can dees blasphemie niet langer lijen.Ga naar voetnoot240.
| |
[pagina 59]
| |
Dus helpt mij toonen dijn goddelyck goeuemeren.Ga naar voetnoot241.
U rechtveirdicheijt en was noyt om gronderen.
Ick salse al doen hangen, sieden en braden,
Onthoofden, steenen, geesselen en speten,Ga naar voetnoot244.
245[regelnummer]
Sij die daer vergeten, o Godt, u weldaden,
Want sy syn al meest metden duijuel beseten.Ga naar voetnoot246.
Het spijt mij te seere dat sy hebben vergeten
Hoe Godt haer verlost heeft wt Pharos handen.Ga naar voetnoot248.
Daer en salder niet een ontcomen naer mijn vermeten!Ga naar voetnoot249.
250[regelnummer]
Ick salse doen veruolgen tot haerder schanden
Hier, en allomme in alle dees landen,
Al sou ickse selue metten tanden mineren,Ga naar voetnoot252.
Oft sy sullen afgaen haer verdraijde standenGa naar voetnoot253.
Van desen Iesus, die hen soo doet erreren.Ga naar voetnoot254.
255[regelnummer]
O Godt, u rechtveirdicheyt en was noijt om gronderen.
Desen Iesus, die valsche verleyder quaet,
Deur hem sijn alle dees dwalingen geresen,
Dies hij schandelyck gecruijst was om syn misdaet,
Gegeesselt, bespot, begeckt bouen desen.Ga naar voetnoot259.
260[regelnummer]
O Godt van Israhel, alderhoogst in wesen,
Hoe meugen dees lieden soo syn verblent?Ga naar voetnoot261.
Niettemin, ick salt keeren met fortsige pesenGa naar voetnoot262.
Om in eeren te houdene onssen geestelijcken staet excellent.
| |
[pagina 60]
| |
Sa mijn dienaers, blyft mij alomme ontrentGa naar voetnoot264.
265[regelnummer]
En wilt u getrouwelijck met mij vercloeckenGa naar voetnoot265.
Om te persequeren lees secte onbekent.Ga naar voetnoot266.
Laetse ons vangen, spannen in alle hoecken!Ga naar voetnoot267.
EERSTE DIENAER
Geirne meestere, wij sullense subtylyck soecken.Ga naar voetnoot268.
Om haer te belastene nemen wy ons gangen.Ga naar voetnoot269.
TWEEDE DIENAER
270[regelnummer]
Sij sullen desen Iesum noch verveirlijck vloecken
Als wijse sullen grijpen en brengen geuangen!
SAULUS
Holla, wie compt gindere? Ick heb rechts verlangen.Ga naar voetnoot272.
Mij dunckt het is volck van sulcke conditien.Ga naar voetnoot273.
Dus beueel ick u beijden by uwer offitienGa naar voetnoot274.
275[regelnummer]
En byden Heere die gij hebt gesworen,Ga naar voetnoot275.
Dat gijse brengt, oft gij crijgt punitien.Ga naar voetnoot276.
Segt hun dat ickse moet spreken en hooren.
EERSTE DIENAER
Wij sullent geirne doen, meester vercoren;
Onsen arbeijt en willen wij voor u niet sparen.
| |
[pagina 61]
| |
TWEEDE DIENAER
280[regelnummer]
Godt gruet u, mannen, en wilt u niet veruaeren.Ga naar voetnoot280.
Gij moet met ons gaen sonder eenich beletGa naar voetnoot281.
Tot onsen meester, compt, hoort sijn verclaren,Ga naar voetnoot282.
Saulum, den grooten doctoor inde wet.Ga naar voetnoot283.
EERSTE BORGER
Wat belieft uwen meestere?
TWEEDS BORGER
Dat suldij hooren net,Ga naar voetnoot284b.
285[regelnummer]
Hij salt u seggen sonder eenich grieuen.Ga naar voetnoot285.
Gegroet sijt, Saule! Heere, wars u belieuen?Ga naar voetnoot286.
U begeirte laet ons van u versinnen.Ga naar voetnoot287.
SAULUS
Wat volck sydij?Ga naar voetnoot288.
EERSTE BORGER
Borgers van Ierusalem binnen.
Wij bidden u, wilt ons seggen u meenen.Ga naar voetnoot289.
SAULUS
290[regelnummer]
Aen wren geloofdij?Ga naar voetnoot290.
| |
[pagina 62]
| |
TWEEDS BORGER
Aen den gecruijsten Godt van Nasareenen
Diet al te voorschijn brengt dat binnen slot // is.Ga naar voetnoot291.
SAULUS
Wat segdij van hem?
EERSTE BORGER
Dat by den leuenden sone Godts is,
Al is hij gecruijst als een misdadich catyf.Ga naar voetnoot293.
SAULUS
Segdij dat hij Godt is?Ga naar voetnoot294.
TWEEDS BORGER
Ia wij certeijn.
EERSTE DIENAER
Daer verbeurdij beije tlijf
295[regelnummer]
Deur sulck bedrijf. // Geeft u geuangen!
SAULUS
Ia, sydij oock vandie opinieuse slangen?Ga naar voetnoot296.
Ick sal u doen hangen // en laten verdwijnen!
Sa mijn dienaers, bintse vast, dees verdraede cockijnen,Ga naar voetnoot298.
Wij sullense pijnen // en met voeten trappen.
TWEEDE DIENAER
300[regelnummer]
Wij sullen hun volck wat anders doen snappen,Ga naar voetnoot300.
Oft doer clappers // van tselue gecriel // siet.Ga naar voetnoot301.
EERSTE BORGER
Gij meugt ons lichaem dooden maer de siel // niet,Ga naar voetnoot302.
Al waert dat gij ons briet // swert als kolen.Ga naar voetnoot303.
| |
[pagina 63]
| |
SAULUS
Wat port u dat gij dus dwaselijck gaet dolen?Ga naar voetnoot304.
305[regelnummer]
Wie heeft u dit beuolen? // Segt mij dat breijdere.Ga naar voetnoot305.
Gij segt dat hij Godt is, die valsche verleydere;
Tis een leugen sprekere, wat: wildij veel praten?Ga naar voetnoot307.
EERSTE DIENAER
Ons ouerste en al ons Phariseeusche staetenGa naar voetnoot308.
Mercken wel al sijn verkeerde sinnen.Ga naar voetnoot309.
SAULUS
310[regelnummer]
Ia, en sy sagen wel dat by hadt den duijuel binnen.
Tis iammer dat volck dus deur hem verdooft is.Ga naar voetnoot311.
TWEEDE BORGER
Hij heuet serpents hooft t'onder gesmeten,Ga naar voetnoot312.
Hij die daer sit int hoogste verheuen.
EERSTE BORGER
Hij is tlicht des leuens, dwelck van ons hooft is,Ga naar voetnoot314.
315[regelnummer]
Soo ons getuijgen alle propheten.Ga naar voetnoot315.
TWEEDE BORGER
Hij ist die de doot alleene heeft verbeten;Ga naar voetnoot316.
Hij is den weg, de waerheijt en leuen.Ga naar voetnoot317.
EERSTE BORGER
Hij is die de sonden alleen can vergeuen;Ga naar voetnoot318.
Dour liefde is hij geworden ons broedere,
| |
[pagina 64]
| |
TWEEDE BORGER
320[regelnummer]
Geboren van Maria, maget en moedere.Ga naar voetnoot320.
Hij is ons voorsprake, soo daer staet geschreuen.Ga naar voetnoot321.
EERSTE BORGER
Hij is ons hope, ons troost, ons behoedere;
Vande schaepkoije is hij de rechte deure.Ga naar voetnoot323.
SAULUS
Waij, hy was een verleydere vol van erreureGa naar voetnoot324.
325[regelnummer]
Tot elcken uere, verstaet dat wel;Ga naar voetnoot325.
En tegen ons ouersten was hij altoos rebel,Ga naar voetnoot326.
Dus quamp hy int gequel // met veel smertten.Ga naar voetnoot327.
TWEEDE BORGER
Hij kende haer geueijsde hertten,Ga naar voetnoot328.
En om dat hij strafte haer perten wert hij versteken.Ga naar voetnoot329.
EERSTE DIENAER
330[regelnummer]
Ia, wildij noch op ons geleerde spreken?Ga naar voetnoot330.
Wij sullen a verleeren alsulck blasphemeren!Ga naar voetnoot331.
SAULUS
Men sach hem altoos metten sondaers conuerseren
En hem occuperen // met sulcke onvroedicheijt.Ga naar voetnoot333.
EERSTE BORGER
Dat ded' syn liefde en volmaeckte ootmoedicheijt,Ga naar voetnoot334.
335[regelnummer]
Want hy ons ouervloedich seyt, // pijnt dit te beuroene,Ga naar voetnoot335.
Dat de gesonde en heeft geen medecijn van doene;Ga naar voetnoot336.
| |
[pagina 65]
| |
Maer den crancken, die met sieckten sijn beladen,Ga naar voetnoot337.
Die moet den meester ter noot staen in staden.Ga naar voetnoot338.
Dus waert wel noot dat wij hem daerom eerden.Ga naar voetnoot339.
TWEEDE BORGER
340[regelnummer]
U prinsen der pristeren, u schriftgeleerden
En bekenden haer sieckten niet soot wel scheen int wesen,Ga naar voetnoot341.
En daerom en heeft Iesus haer niet genesen
Maer den siecken bygestaen in alien eijnden.Ga naar voetnoot343.
SAULUS
Help! Hoe derfdij u sulcken blasphemie onderwinden?Ga naar voetnoot344.
345[regelnummer]
Int helsche verslinden // suldij noch varen.
EERSTE BORGER
Hij die Noe in darcke cost sparen
Met synder scharen // minst en meeste,Ga naar voetnoot347.
Die sal de syne oock wel bewaren
Voor deeuwich beswaren // der hellen tempeeste.Ga naar voetnoot349.
SAULUS
350[regelnummer]
Grijptse beij metten halse gelyck een beeste,
Steltse ten oreeste // our tormenteren!Ga naar voetnoot351.
TWEEDE DIENAER
Compt, comt, wy sullen samen gaen houerenGa naar voetnoot352.
Sonder cesseren // oft lange borgen.
| |
[pagina 66]
| |
EERSTE DIENAER
Gaet voort! Gaet voort! Wy sullen u den cost besorgenGa naar voetnoot354.
355[regelnummer]
Soo Bat gij eer morgen // sult by uwen Godt syn!Ga naar voetnoot356.
SAULUS
Mij wonders hoe dat dees lieden dus vertwijfelt en bot sijn
Dat sy niet en vreesen de tormenten groot,Ga naar voetnoot357.
En op desen verleyder soo seer versodt synGa naar voetnoot358.
Soo Bat syer deur comen in last en in noot
360[regelnummer]
Want bij moeste toch steruen selue de dootGa naar voetnoot360.
Deur die dwalinge die bij heeft achtergelaten.Ga naar voetnoot361.
Niet tegenstaende hoe datmen hemt verboot,
Hij volgde al syn hoot, // ten mocht niet baten.Ga naar voetnoot363.
Binnen Damasco woonen noch veel van dese credatenGa naar voetnoot364.
365[regelnummer]
Die met bun schoon praten // het volck bekeeren.
Dus wil ick gaen tot onse potestaten,Ga naar voetnoot366.
Ons geleerde vaten // en geestelycke heeren,Ga naar voetnoot367.
Om volkomen macht te crijgene thaerder eeren,Ga naar voetnoot368.
Dese ketters te vangene sonder verschoonen,Ga naar voetnoot369.
370[regelnummer]
Die den volcke niet dan valsheyt en leeren.Ga naar voetnoot370.
Ick weetter noch vele binnen Damasco woonen;
Ick salder mijn macht soo vreeselyck toonenGa naar voetnoot372.
Ouer sulcke persoonen sonder wederleggen // al,
Ia, Batmen daer ouer duijsent iaer afseggen // sal.Ga naar voetnoot374.
| |
[pagina 67]
| |
Een Phariseus met een bisco
PHARISEUS
375[regelnummer]
O heere biscop, prelaet, ouerste heere,
Regent ouer ons phariseeusche statie,Ga naar voetnoot376.
Mijn herte is in smerte en in verseerenGa naar voetnoot377.
Als ick ouermercke dees groote turbatie:Ga naar voetnoot378.
Noijt en geschiede meerder blamatieGa naar voetnoot379.
380[regelnummer]
Onse phariseeuse natie // van Godt vercoren.Ga naar voetnoot380.
Ten can niet geschieden sonder vijants inspiratie!Ga naar voetnoot381.
Noijt valsser fondatie // en mochtmen oorbooren.Ga naar voetnoot382.
BISCOP
Mijnen geest is oock swaerlyck int verstoorenGa naar voetnoot383.
Deur daenhooren van dese groote molesten.Ga naar voetnoot384.
385[regelnummer]
Wij moeten raet soecken, dats verloren,Ga naar voetnoot385.
Om dit volck besporen // wt haer lieder nesten,Ga naar voetnoot386.
Want tis waer, noyt en gebeurden hier sulcken interestenGa naar voetnoot387.
Alsser nu met dees dwalinge en is ontsteken.Ga naar voetnoot388.
Waer datmen nu compt in straten in vesten,Ga naar voetnoot389.
390[regelnummer]
Tis al van desen Iesum datmen hoort spreken,
| |
[pagina 68]
| |
PHARISEUS
Die soo schandelyck gedoodt is om syn valsche treken,Ga naar voetnoot391.
Houdende tvolck vertwyffelt van binnenGa naar voetnoot392.
Ia, deur syn rasen, roepen en preken.
Dies hij maeckte veel sotten en sottinnen.Ga naar voetnoot394.
Wtcomende
SAULUS
395[regelnummer]
Gegroet sijt mijn heeren, notabele van sinnen;Ga naar voetnoot395.
Ick gebiede mij tuwen dinst altijt.Ga naar voetnoot396.
Volkomen macht soudick geiren gewinnenGa naar voetnoot397.
Om te gaen reijsene sonder respijtGa naar voetnoot398.
Binnen Damasco, want tis meer dan tijt,Ga naar voetnoot399.
400[regelnummer]
Om daer tonder soecken in huijsen in scholen.Ga naar voetnoot400.
Ick ben bereet om taenueirdene den strijt
Tegen de gene die daer soo schandelijck dolen
Sij hebben Godt syn eere gestolen
Met haerlieder blasphemie quaet om verdragen.
405[regelnummer]
Dus sal ickse soecken in gaten in holen
En brengense geuangen sonder versagen.
BISCOP
Saule, u redenen ons seer wel behagen.Ga naar voetnoot407.
Dus wiltse gaen belagen // en brengen int gequel;
Ontfangt de brieuen, wiltse met u dragenGa naar voetnoot409.
410[regelnummer]
Op dat gijse vrij meugt plagen // die ons syn rebel.Ga naar voetnoot410.
PHARISEEUS
Wij geuen u autoriteyt en speciael beuel,Ga naar voetnoot411.
Dwingtse snel // die ons aldus verneerenGa naar voetnoot412.
En Godt soo stoutelyck blasphemeren.Ga naar voetnoot413.
Hier met uwen oorlof.Ga naar voetnoot414a
| |
[pagina 69]
| |
SAULUS
Ha, nu sal ick mij gaen occuperen
415[regelnummer]
En bun gaen rengelen sonder respijtGa naar voetnoot415.
Sa, sa, myn dienaers, bereijt u, tis tijt!
Versiet u inden strijt // van dies ons is van noode.Ga naar voetnoot417.
EERSTE DIENAER
Geirne heere, wy staen tuwen gebode.
Om dit oncruijt te wiene sullen wy listich // syn,Ga naar voetnoot419.
420[regelnummer]
En den genen die tegen u boos en twistich syn.Ga naar voetnoot420.
|
|