De bekeeringe Pauli
(1953)–Anoniem De bekeeringe Pauli– Auteursrecht onbekend
[pagina 49]
| |
Eerste pausaGa naar margenoot+
De sinnekens
IJPOCRYTICH HERTE
Nu, Fortsich Labeur, springt wt den neste,Ga naar voetnoot108.
Tschijnt dat ick splijte deur gramschap binnen.Ga naar voetnoot109.
FORTSICH LABEUR
110[regelnummer]
Wa, Ypocrijtich Hertte, ick ben hier inde veste.Ga naar voetnoot110.
YPOCRYTICH HERTE
Nu, Fortsich Labeur, springt wtden neste.
FORTSICH LABEUR
Wat duyuel, hoe tierdij soo ! Schuijlter noch een reste ?Ga naar voetnoot112.
Ick moet weten int leste. // Wat wildij beginnen ?Ga naar voetnoot113.
IJPOCRYTICH HERTE
Nu, Fortsich Labeur, springt wt den neste,
115[regelnummer]
Tschijnt dat ick splyte deur gramschap binnen.
FORTSICH LABEUR
En wat, duijuel, gebreeckt u ?Ga naar voetnoot116.
| |
[pagina 50]
| |
YPOCRYTICH HERTE
Ick verliese mijn sinnen!
Ick hebbe geweest ter plaetsen, verstaet mijn meenen,Ga naar voetnoot117.
Daermen noch al sprack van desen Jesus van Nasareenen,Ga naar voetnoot118.
Ia, dat hij was een waerachtich propheet bloot,Ga naar voetnoot119.
120[regelnummer]
Den welcken ons ouersten hebben bracht ter doot;
Dies ick vol gramschappen ben ontsteken.Ga naar voetnoot121.
FORTSICH LABEUR
Hoe? Hebdij noch hooren van desen Jesus spreken?Ga naar voetnoot122.
Dat moeten wij vreken // extra ordinaris,Ga naar voetnoot123.
Want alle syn leeringe ons veel te swaer is.Ga naar voetnoot124.
125[regelnummer]
Dat sou ons hinderen, alsulck verstijuen.Ga naar voetnoot125.
YPOCRIJTICH HERTE
Maer en ist oock met een sot bedrijuenGa naar voetnoot126.
Dat hem dit volck soo seer wilt moeijenGa naar voetnoot127.
Met desen Jesus?Ga naar voetnoot128.
FORTSICH LABEUR
Ick en cant niet beuroeijen
Hoe dat hij betoouert heeft soo veel persoonen.Ga naar voetnoot129.
YPOCRIJTICH HERTE
130[regelnummer]
Wij sullense veruolgen, ia, waer dat sy woonen,Ga naar voetnoot130.
Soo meugen wy toonen // dat tegen onsen wil is.Ga naar voetnoot131.
| |
[pagina 51]
| |
FORTSICH LABEUR
Theel lant deur Jesum in geschil is.
In diebus illis hoordemen veel van hem,Ga naar voetnoot133.
Doen hij preeckte binnen Jerusalem;
135[regelnummer]
Dies oock ons ouersten op hem seer vierich // waren.Ga naar voetnoot135.
YPOCRIJTICH HERTE
T'ian, hij seyde datse valsch en gierich // waren,Ga naar voetnoot136.
Geueijst en puijtierich waeren // mager metten vetten.Ga naar voetnoot137.
FORTSICH LABEUR
Oock seyde hij dat haer eijgen insettenGa naar voetnoot138.
Godts woort beletten, dit ginck by haer verwijten.Ga naar voetnoot139.
YPOCRIJTICH HERTE
140[regelnummer]
Noch meer, dat sy waren hooueirdige ypocrijten;Ga naar voetnoot140.
Dit moest hun spijten // in dien dagen.
FORTSICH LABEUR
En dat alle haer voorstel, ginck hij gewagen,Ga naar voetnoot142.
Was maer om smenschen behagen. // Noijt dwaser vermeten!Ga naar voetnoot143.
YPOCRIJTICH HERTE
Noch seyde hij datsy der weduwen huijsen eten.Ga naar voetnoot144.
145[regelnummer]
Dus waerense gebeten // op hem gemeeneGa naar voetnoot145.
En hebben hem bracht veur Pilato alleeneGa naar voetnoot146.
Dien bij toesprack, daer hij sat als een puijst.Ga naar voetnoot147.
| |
[pagina 52]
| |
FORTSICH LABEUR
Dus en geuet mij geen wonder, al is hij gecruijstGa naar voetnoot148.
En ter doot gebracht om syn bederuen.Ga naar voetnoot149.
YPOCRIJTICH HERTE
150[regelnummer]
Alle die aen hem geloouen sullen wij doen steruenGa naar voetnoot150.
Oft doen dolen als gebannen cattijuen.Ga naar voetnoot151.
FORTSICH LABEUR
Daer en sal niet eenen ongepuniert blijuen,Ga naar voetnoot152.
Al souden wij hem naschrijuen // theuren lachtere.Ga naar voetnoot153.
YPOCRIJTICH HERTE
Waij, tis al Jesus voore en Jesus achtere,Ga naar voetnoot154.
155[regelnummer]
Tsij boer oft pachtere // aen alle sijen.Ga naar voetnoot155.
FORTSICH LABEUR
Stephanus moester ommers de doot om lijen,Ga naar voetnoot156.
Als vanden partijen // van Jesus ouerleden // siet.Ga naar voetnoot157.
YPOCRIJTICH HERTE
Dat en deden ons ouersten sonder reden // niet,Ga naar voetnoot158.
Want hij strafte de biscoppen als syn vyandenGa naar voetnoot159.
160[regelnummer]
En hij sprack: ‘De hoogste Godt en rust in geen landen,Ga naar voetnoot160.
Oft in iempelen die met handen // van menschen geuracht // sijn’.Ga naar voetnoot161.
| |
[pagina 53]
| |
FORTSICH LABEUR
Dies sij crijsselende inborstich bedacht synGa naar voetnoot162.
En hebben hem met steenen gebracht ter doot.Ga naar voetnoot163.
IJPOCRYTICH HERTE
Ia, noch sprack, hij in synder lesten noot:Ga naar voetnoot164.
165[regelnummer]
‘Ick sien den hemel open, ick moet verblijen,Ga naar voetnoot165.
Enden Sone des menschen ter rechter sijen
Sijns Vaders sitten, hoogst verheuen’.
FORTSICH LABEUR
Oock hoorden ick hem roepen: ‘Vader, willet bun vergeuenGa naar voetnoot168.
Die mij nemen tleuen, sy en weten niet wat sy doen’.Ga naar voetnoot169.
YPOCRIJTICH HERTE
170[regelnummer]
Stephanus conterfeytte syns meesters sermoon.Ga naar voetnoot170.
Dus moetmense hebben die ons wet verkeeren,Ga naar voetnoot171.
FORTSICH LABEUR
Ia, en die niet en achten ons phariseeusche heeren.Ga naar voetnoot172.
Dus sullen wij haer leeren // Stephani sanck // singen.Ga naar voetnoot173.
YPOCRIJTICH HERTE
Wij sullender noch vele op slydens banck // bringenGa naar voetnoot174.
175[regelnummer]
En met bedwanck dwingen // als verdoolde sinnen.Ga naar voetnoot175.
| |
[pagina 54]
| |
FORTSICH LABEUR
Ick segge, sy hebben peer den duijuel binnen,
Dus moeten wy rinnen // om haer benouwen.Ga naar voetnoot177.
YPOCRIJTICH HERTE
Wij sullense leeren op desen Jesus betrouwen!
Tsy mans oft vrouwen, // sy worden noch gesocht // al.Ga naar voetnoot179.
FORTSICH LABEUR
180[regelnummer]
Wat hebben wij propheten ter door gebrocht al,Ga naar voetnoot180.
Twelck meest is geurocht al // dear u, Ypocrytich Hertte.Ga naar voetnoot181.
YPOCRIJTICH HERTE
Wat segdij? Mij schults? Aij my, dat doet mij smertte.Ga naar voetnoot182.
Gij duijuels ionck, het quam al deur u foortsen!Ga naar voetnoot183.
FORTSICH LABEUR
Gij geueijst boeue, het quamp al dear u koortsen,Ga naar voetnoot184.
185[regelnummer]
Want met leuren en lortsen // gij elck een cont bedriegen!
YPOCRIJTICH HERTE
Gij en cunt niet dan boosheijt!Ga naar voetnoot185.
FORTSICH LABEUR
En gij niet dan liegen!Ga naar voetnoot186.
Uw leugenen vliegen // wt suijen, wt noorden.Ga naar voetnoot187.
| |
[pagina 55]
| |
YPOCRIJTICH HERTE
Wat hebdij menigen mensche doen vermoorden
Met valsche discoorden, // gij Fortsich Labeur // quaet.Ga naar voetnoot189.
FORTSICH LABEUR
190[regelnummer]
U ypocrijtich bedrog alle de weirelt deur // gaet,Ga naar voetnoot190.
U twistich erreur // slaet // onder geestlijck en weirlyck.Ga naar voetnoot191.
YPOCRIJTICH HERTE
Met alle boosheijt syn wy ons beyden geueirlyck,Ga naar voetnoot192.
Menich brengende deirlyck // tot een droeue feeste.Ga naar voetnoot193.
FORTSICH LABEUR
Om deugt te belettene sijn wij de meeste,Ga naar voetnoot194.
195[regelnummer]
De subtijlste van geeste // wy valsheyt inblasen.
YPOCRIJTICH HERTE
Tsal blijcken aen dees verkeerde dwasen,Ga naar voetnoot196.
Die van Iesum dus rasen // als honden verbolgen.Ga naar voetnoot197.
FORTSICH LABEUR
Al die synen name belijen moeten wij veruolgen
En brengen ter schanden met groot verseeren.Ga naar voetnoot199.
YPOCRIJTICH HERTE
200[regelnummer]
Weettij wat raet?Ga naar voetnoot200.
| |
[pagina 56]
| |
FORTSICH LABEUR
la watte?Ga naar voetnoot200.
YPOCRIJTICH HERTE
Om ons quaetheijt te vermeeren
Moeten wij gaen vliegen in ons geestehjcke heeren.Ga naar voetnoot201.
Wij sullen bun raeijen, wilt hier op achten,Ga naar voetnoot202.
Dat sij niet en rusten dagen oft nachtenGa naar voetnoot203.
Om te vernielen met crachten // dees quade idoolen.Ga naar voetnoot204.
FORTSICH LABEUR
205[regelnummer]
Soo en weet ick geen bequamer onder ons promoolenGa naar voetnoot205.
Dan alleen Saulum, schalck en vol listen,Ga naar voetnoot206.
Want hij een groot vyant is van alle cristen.Ga naar voetnoot207.
Dus sonder questen wilt dees noot onverdooft craken.Ga naar voetnoot208.
YPOCRIJTICH HERTE
Iuijst, willen wy Saulum bier of thoot maken,Ga naar voetnoot209.
210[regelnummer]
Soo meugen sy minderen dees craeyende hanen.Ga naar voetnoot210.
| |
[pagina 57]
| |
FORTSICH LABEUR
Hoe, sal hyse ringelen, dees beroofde christianenGa naar voetnoot211.
Die blijuen volheirdich, seggende sonder spot // ras,Ga naar voetnoot212.
Dat dese valsche verleydere Godt // was.Ga naar voetnoot213.
Noyt meerder erreur en isser gebleken!Ga naar voetnoot214.
YPOCRIJTICH HERTE
215[regelnummer]
Nu, laet ons hier niet langer spreken,
Maer laet ons samen hier achter sluijpenGa naar voetnoot216.
En seer rasselijck in Saulus hert cruijpen.Ga naar voetnoot217.
Binnen
|
|