De bekeeringe Pauli
(1953)–Anoniem De bekeeringe Pauli– Auteursrecht onbekend
[pagina 29]
| |
VI. ‘De Bekeeringe Pauli’ en de godsdienstkwestieDe religieuze overtuiging van de schrijver van dit spel blijkt niet zozeer uit de positieve verkondiging van bepaalde leerstukken, als uit de critiek die hij uitoefent. Inderdaad, specifiek hervormde stellingen treft men hier evenmin aan als typisch katholieke. Wel geeft de schrijver herhaaldelijk blijk van grote eerbied voor het Woord GodsGa naar voetnoot(48) en van z.g. christocentrismeGa naar voetnoot(49) De specifieke uitingen van dit laatste verschijnsel zijn weliswaar vrij zeldzaam, maar wij mogen toch niet uit het oog verliezen, dat één kwart van het spel gewijd is aan de leer en het voorbeeld van Christus, wat wel zeer veel is. Ook wordt het spel als het ware beheerst door Christus' woorden ‘Ik ben de weg, de waarheid en het lever’, welke gedachte men reeds aantreft in v. 317, en die later door de bekeerde Paulus uitgewerkt wordt in zijn predicatie-referein (vv. 742-804). Tegen de z.g. werkheiligheid, de Kerk als instelling en de sacramenten, wordt in dit spel evenwel geen critiek uitgebracht. Veel zwaarder aan betekenis zijn daarentegen de passages waar de sinnekens de farizeeërs hun schijnheiligheid, hovaardij, eer- en hebzucht verwijtenGa naar voetnoot(50). Immers, al stemt deze critiek soms letterlijk overeen met wat in het Evangelie staat, toch lijdt het geen twijfel dat deze verwijten bestemd waren voor de katholieke geestelijkheid, de ‘geestelycke staet’ van de 16e eeuw. Dat dergelijke passages inderdaad in die zin geïnterpreteerd moeten worden, en niet anders, blijkt uit hun uitvoerigheid, die opzettelijkheidsuggereertGa naar voetnoot(51), alsook uit waarschuwingen als: Holla, laet ors niet meer sijn begrijpelijck
Ons hooge geleerde, oft sou ons oock smerttenGa naar voetnoot(52)
die er onmiddellijk op volgen. Zulke aansporingen tot voorzichtigheid hebben slechts zin indien de verwijten gevaarlijk | |
[pagina 30]
| |
zijn, en die verwijten waren in de 16e eeuw alleen dan gevaarlijk, wanneer zij bedoeld waren voor de geestelijkheid. Evenmin kan men twijfelen aan de ware bedoeling van de schrijver, wanneer hij in de proloog de maatregelen aan de kaak stelt, die tegen de verspreiding van de ware godsdienst getroffen werden. De proloog is immers per definitie bestemd als inleiding tot het eigenlijke spel, d.w.z. dat bij de afstand moet overbruggen tussen de gedachtenwereld van de toeschouwer en die van het spel. Wanneer er in de proloog dan voortdurend sprake is van maatregelen op religieus gebied, waarmee de 16e-eeuwse toeschouwer zo vertrouwd was, en die ook in de bijbelse stof van het spel een grote rol spelen, dan kan dit er slechts op wijzen, dat de auteur een verband wenst te leggen tussen beide chronologisch verschillende toestanden, m.a.w. dat hij het spel beschouwt als een illustratie van de gelijkaardige omstandigheden, waarin ook hij en zijn tijdgenoten leven. Mutatis mutandis geldt dit ook voor de epiloog, waarin een op de toeschouwer toepasselijke conclusie wordt getrokken. Welnu, in de proloog resp. epiloog van De Bekeeringe Pauli lezen wij, dat de verspreiding van het ware Woord Gods verhinderd wordtGa naar voetnoot(53). Alwie het verkondigt wordt vervolgtGa naar voetnoot(54), maar de aanhangers van de ware leer laten er zich niet door afschrikken. Zij zijn er zich van bewust dat dit normaal is; tot tweemaal toe wordt er herinnerd aan Christus' voorspelling, dat men Zijn leerlingen zal vervogen zoals men ook Hem vervolgd heeftGa naar voetnoot(55). Daarom blijven de leerlingen standvastig in hun geloof, en stellen zij hun betrouwen op GodGa naar voetnoot(56). - Is deze redenering niet uitstekend toepasselijk op de 16e-eeuwse hervormingsgezinden? Niet alleen in proloog en epiloog, ook elders in het spel is de actuele bedoeling van de schrijver al te doorzichtig. Hierboven | |
[pagina 31]
| |
vestigde ik reeds de aandacht op de veelbetekenende waarschuwingen van de sinnekens, en op het optreden van Saulus als inquisiteur bijgestaan door wereldlijke dienaren. En hoe zou men kunnen twijfelen aan de chronologische draagwijdte van verzen als: Sonder iet te vreesene voor leecke oft clercken
Ende gene die u levende woort verstekenGa naar voetnoot(57)?
Een dergelijke verzekering kan niet anders dan in 16e-eeuwse actuele zin verklaard worden: het boek der Handelingen bevat op deze plaats (9:18 vlg.) geen uitspraak van Paulus die hier op lijkt, en de woorden ‘leecke oft clercken’ herinneren bovendien uitsluitend aan de wereldlijke en geestelijke overheid van de 16e eeuw. In Paulus' tijd werden de christenen alleen door de Joodse overheid vervolgd; de wereldlijke gezagdragers van toen - de Romeinen - bemoeiden er zich nog niet mee. Het lijkt mij overigens zeer onwaarschijnlijk dat een auteur die onvoorwaardelijk partij gekozen had voor de oude religie en de politiek waarmee zij verbonden was, in die tijd iets dergelijks geschreven zou hebben. Hij moest immers maar al te goed weten dat de toeschouwers dergelijke critiek, zelfs indien zij louter historisch bedoeld was, ongetwijfeld in actuele zin zouden opvatten, wat niet alleen nadelig was voor zijn ‘partij’, maar zelfs voor zijn persoonlijke veiligheid. In dit verband is het wel interessant dat in de latere Haarlemse bewerking menig vers, dat actueel geïnterpreteerd kan worden, eenvoudig werd weggelatenGa naar voetnoot(58). Ook enkele wijzigingen van de Brusselse tekst zijn niet zonder betekenis: de realiteit van het gevaar waarin de christenen verkeren werd vervangen door de loutere mogelijkheid van dat gevaar, en 16e-eeuwse toehoorders van een predicatie moeten de plaats ruimen voor mensen uit de tijd van het Nieuw Testament, die Christus zélf hebben horen prekenGa naar voetnoot(59). Kortom, de actualiteit werd aan het spel ont- | |
[pagina 32]
| |
nomen; het stuk werd getransponeerd tot een historisch drama, tot een louter bijbels stuk, dat de toeschouwers alleen maar moest boeien en stichten, maar niet sterken in hun verzet tegen bepaalde omstandigheden, waarin zij hic et nunc leefden. Dergelijke tekstwijzigingen kunnen slechts de overtuiging bevestigen, dat de originele versie inderdaad actueel bedoeld was. Het is dus niet op grond van de verkondigde leer, maar uit hoofde van de kwistig uitgebrachte critiek tegen de geestelijke overheid, dat wij de schrijver van dit spel moeten zoeken in de kring van hen, die verontwaardigd waren over de sancties tegen de verspreiding van de ‘nieu religie’Ga naar voetnoot(60). |
|