De bekeeringe Pauli
(1953)–Anoniem De bekeeringe Pauli– Auteursrecht onbekend
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a. BouwDe Bekeeringe Pauli werd ingedeeld in taferelen van ongelijke lengte, gescheiden door een pausa. Of deze pausa's gevuld werden met muziek of zang, blijkt niet uit de handschriften. De bouw van het spel kan men als volgt weergeven:
Het valt dadelijk op, dat deze indeling niet alleen zeer logisch is, maar ook voortreffelijk genuanceerd. Twee taferelen die geen verband houden met elkaar, worden gescheiden door een pausa én een sinnekenstoneel. Taferelen die wel verband houden met elkaar worden Slechts door een pausa gescheiden. Fragmenten, die werkelijk bij elkaar horen, zijn in één tafereel ondergebracht, maar zo, dat er toch nog een zeker onderscheid merkbaar is: in twee gevallen werd het rijmschema gewijzigd (...374-375..., ...842-843...), en in het derde werd het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ene fragment in referein-vorm geschreven en het andere niet (...804-805...). Er ligt dus gradatie in deze constructie. De Proloog staat niet als zodanig aangegeven in het handschrift, maar zijn functie blijkt duidelijk uit de inhoud. In tegenstelling met het gebruik bij de rederijkersGa naar voetnoot(35) wordt hij gespeeld door twee personages die ook in het spel zelf optreden. Zij behandelen de vervolging in het algemeen, en tonen aan dat de belijders van het ware geloof er altijd het slachtoffer van geweest zijn, en ook altijd zullen zijn. De proloog bereidt dus de geest van de toeschouwers voor op de inhoud van het spel. De Sinnekens Ypocrijtich Herte en Fortsich Labeur zijn allebei verpersoonlijkingen van een boze neiging. Zij treden alleen op in de sinnekenstonelen, nooit in de andere taferelen. Hun symbolische costumering werd niet, zoals in vele andere spelen van sinne, in het handschrift aangeduid. Ook de zg. ontkleedpartijen, die de kwade inborst van de sinnekens ondubbelzinnig aan het licht moeten brengen, ontbreken in dit spel. De comische rol die de sinnekens hier te vervullen krijgen, is zeer gering, en beperkt zich tot enkele sarcastische opmerkingen zoals in vv. 444-450 en 741. Aan de stereotiepe ruzie, die in andere spelen van sinne aanleiding geeft tot lachwekkende scheldpartijen, werd in De Bekeeringe Pauli weinig aandacht geschonkenGa naar voetnoot(36). De Haarlemse bewerker heeft wel getracht de comische functie van de sinnekens enigszins aan te vullen, maar het bereikte resultaat blijft pover. Ook in dit spel gedragen de sinnekens zich als slechte raadgeversGa naar voetnoot(37), die zich verheugen wanneer de handeling een voor de christenen ongunstige wending neemt (vv. 429-434), en die het omgekeerde betreuren (vv. 673 vlg.). Anderzijds brengen zij ook de fouten van de farizeeërs op velerlei wijze aan het lichtGa naar voetnoot(38), aldus optredend als echte dienaren GodsGa naar voetnoot(39). Verder steu | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen zij de handeling van het spel door de situering aan te geven (vv. 117-125), de handeling voor te bereiden (vv. 200-210) en deze van nabij te volgen (v. 526). Hierboven heb ik reeds doen uitschijnen, dat het sinnekenstoneel in dit spel bovendien een belangrijke constructieve rol vervult als scheiding tussen twee taferelen die geen verband houden met elkaar. De Epiloog is de moraliserende conclusie van het spel en wordt gevolgd door de gebruikelijke opdracht van de opvoerende kamer. Hij werd evenmin als de. proloog expliciet aan gegeven, maar verraadt zich voldoende door zijn inhoud. Togen, wachters of sotten treft men in dit apostelspel niet aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b. Literaire vormDe versregels zijn 8 à 18 syllaben lang. Behalve in de rondelen en refereinen is het rijmschema in proloog, eigenlijk spel en epiloog aabb, afgewisseld met ababbcbc, en in het eerste tafereel met ingewikkelder schema's. Doorgaans treft men deze afwijkende rijmencombinaties aan in belangrijke passages, zoals b.v. Saulus' verbazing over de standvastigheid van de christenen, zijn gebed na zijn bekering, enz. Hierboven heb ik reeds aangestipt dat een wijziging in het rijmschema soms ook dient om twee onderdelen van één tafereel van elkaar te onderscheiden. - In de sinnekenstonelen werden de verzen steeds volgens het rijmschema aabb gebouwd; slechts driemaal week de schrijver hiervan af, en vindt men aaabb. De rijmtechniek werd dus opvallend goed verzorgd, en staat, evenals de indeling van het spel, in functie van de inhoudGa naar voetnoot(40). Binnenrijmen en dubbelrijmen liggen zowat over het gehele spel verspreid, maar vertonen geen regelmaat. Nu eens treft men verscheidene tientallen regels aan zonder één erikele ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
compliceerde rijmenvormGa naar voetnoot(41), dan weer leest men enkele regels waarin zij zeer veelvuldig voorkomenGa naar voetnoot(42); die passages zijn echter korter dan de andere. Aan het einde van een tafereel vindt men slechts tweemaal dubbelrijmGa naar voetnoot(43). In de tekst van dit apostelspel werden twee refereinen verwerkt. Het eerste (vv. 218-267) geeft de monoloog van Saulus waarin hij zich voorneemt de christenen streng te vervolgen; het tweede (vv. 742-804) bevat Paulus' predicatie na zijn bekering. Beide refereinen illustreren dus telkens een hoofdmoment uit het leven van de grote apostel. Het eerste referein is zeer onregelmatig. Het bevat vier strofen, waarvan de eerste en de derde dertien, de tweede en de vierde strofe twaalf regels lang zijn. De stokregel van de derde strofe wijkt of van die van de eerste en de tweede, terwijl de vierde geen z.g. princestrofe is, en ook geen stokregel heeft. De gedachtengang glijdt nl. over naar de dialoog, zodat dit referein niet afgerond is. Ook het rijmschema is onregelmatig, zoals blijkt uit de cursieve kenletters: ababbcbccdddd In het tweede referein vindt men meer regelmaat. Het bevat vier strofen waarvan de eerste Brie zestien regels lang zijn, en de vierde vijftien; zoals dit aanvankelijk het gebruik was bij de referein-dichters, is dus ook bier de laatste strofe korter dan de andere. Alle strofen eindigen met de stokregel, en de laatste bevat het gebruikelijke envoy. Toch vertoont ook het rijmschema van dit referein enkele afwijkingen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Buiten de refereinen kan men in dit spel nog vijf rondelen onderscheiden. Ieder sinnekenstoneel vangt aan met een rondeel, terwijl het laatste sinnekenstoneel en de epiloog ook nog in rondeel-vorm eindigen. De eerste twee rondelen zijn volledig in orde, maar de laatste drie vertonen lichte onregelmatigheden, doordat de versregels, die volgens het rondeelschema 1 = 4 = 7, 2 = 8 gelijkluidend zouden moeten zijn, lichtjes van elkaar afwijken. Het is echter geenszins uitgesloten dat dit slordigheden van de copiïst zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c. WaarderingOndanks de verzorgde rhetoricale vorm - die licht tot stroefheid had kunnen leiden, zoals zo dikwijls in de spelen van sinne - is De Bekeeringe Pauli een zeer vlot geschreven en levendig spel. De dialoog klinkt ongekunsteld en wordt niet geschaad door het betrekkelijk grote aantal binnen- en dubbelrijmen. De best geslaagde tonelen zijn in dit opzicht het eerste tafereel (vv. 218-420), waarin Saulus als christenvervolger optreedt, en de bewerking van het eigenlijke bekeringswonder (vv. 539 vlg.). Zie b.v. welk een behendig gebruik de schrijver ook weet te maken van het halfvers. Hoofdmomenten laat hij beter tot hun recht komen door de personages in halfverzen te doen spreken, die elkaar aanvullen (vv. 85-95, 441-448); waar de emotie sterker is maakt hij gebruik van het halfvers om de verzuchtingen meer suggestieve kracht te verlenen (vv. 96-104, 549-554) ; en hoe juist heeft hij met hetzelfde procédé niet het sinauwende van de ondervraging der christenen uit gebeeld (vv. 288-295)? Naast deze belangrijke kwaliteiten treft men echter ook ontsierende elementen aan. Zo klinken vv. 304-305 onnatuurlijk in de mond van de vervolger Saulus; zij dienen trouwens slechts om de twee borgers de gelegenheid te geven om de lof van Christus te zingen (vv. 312 vlg.). De beschuldiging van de farizeeërs in vv. 480-507 is te uitvoerig om niet tendentieus te zijn. Ten slotte - en dit is bet enige essentiële tekort - gaat de spanning na v. 614 nagenoeg helemaal verloren. De eigen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke handeling is voorbij nu Paulus bekeerd en gedoopt is. Wat nog volgtis grotendeels vrome bespiegeling bestemd voor de toeschouwer, maar geenszins essentieel voor het spel als zodanig. Men kan ook niet zeggen dat De Bekeeringe Pauli het gemoed aangrijpt, en men moet toegeven dat de karaktertekening schraal is. De dienaren van Saulus zijn voorbeeldig gehoorzaam en even voorbeeldig wreed-op-commando. De ondervraagde christenen, die zeer goed weten wat de afloop van de ondervraging zal zijn, schijnen geen ogenblik menselijke angst te doorleven. Des te verrassender is het dat de schrijver een poging, schijnt gedaan te hebben om de bekering van Saulus psychologisch voor te bereiden. Tot tweemaal toe vraagt Saulus zich nl. af, hoe het toch komt dat de christenen zo vast in Christus geloven dat zij zelfs de ergste folteringen niet vrezenGa naar voetnoot(44). Het feit alleen reeds dat hij zich dit probleem stelt, wijst er op dat hij niet langer blindelings overtuigd is van de juistheid van zijn eigen standpunt, en opent aldus de weg voor zijn bekering. Strict genomen was deze poging evenwel nutteloos, omdat Saulus' bekering niet het resultaat was van een persoonlijke (d.i. natuurlijke) evolutie, maar van een mirakel (d.i. een boven natuurlijke tussenkomst), dat als zodanig geen psychologische verantwoording behoeft, ja zelfs een deel van zijn exemplaire kracht verliest wanneer zijn effect ook langs natuurlijke weg verklaard kan worden. In hoever De Bekeeringe Pauli geheel origineel is, kan moeilijk gezegd worden. Het is nl. niet uitgesloten dat dit stuk de invloed heeft ondergaan van het apostelspel op het derde, vierde en vijfde hoofdstuk van de Handelingen. Dat spel is ongeveer tien jaar ouder, en werd in verscheidene afschriften en zelfs in gedrukte uitgaven verspreid. Er bestaat dus wel een materiële mogelijkheid dat onze apostelspeldichter dit werkje gedend heeft. Prof. de Vooys is hiervan overtuigdGa naar voetnoot(45), en inderdaad, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de sinnekenstonelen en de geest van het spel vertonen veel overeenkomst met het oudere spel. Bovendien kan men nog de aandacht vestigen op één nagenoeg gelijkluidende regelGa naar voetnoot(46), terwijl de sinnekens zich eenmaal cosijntien noemen, een aanspreekvorm die in het spel op het derde, vierde en vijfde hoofdstuk regelmatig voorkomt, zij het dan ook met variatie: nicht, neve, cousyne en zelfs nepos. Hoe dan ook, indien het oudere apostelspel werkelijk als model gediend heeft voor De Bekeeringe Pauli, dan mag men toch beweren dat de schrijver van ons spel zijn meester heeft overtroffen. Al is de actie van het oudere spel even vlot, de taal is te stroef door overvloedige rijmen, bastaardwoorden en rondelen, om de moderne lezer niet te hinderen. En nu ik toch aan het vergelijken ben, moot ik er op wijzen, dat De Bekeeringe Pauli mij ook beter geslaagd lijkt dan de apostelspelen van Willem van Haecht. Als tijdsdocument zijn de spelen van Van Haecht interessanter; hun taal is die van de Bekeeringe waard, maar hun actie is niet zo vlot en zeker niet zo homogeen als die van het hier gepubliceerde spel - en dat is toch wel een belangrijk nadeel, althans voor onze huidige opvattingen. Een vergelijking met andere 16e-eeuwse apostelspelen valt dus uit in het voordeel van De Bekeeringe Pauli. Alles samen genomen mag men trouwens verwachten, dat ook de onbevooroordeelde moderne lezer een gunstig oordeel zal vellen over dit apostelspel. Door zijn levendigheid en vlotte taal zal dit werkje steeds een eervolle plaats innemen onder de spelen van sinne, die deze eigenschappen zo zelden bezitten. Ook de soliede bouw en de voortreffelijke harmonie tussen literaire vorm en inhoud, verheffen dit spel ontegensprekelijk boven het peil van de middelmaatGa naar voetnoot(47). |
|