De bekeeringe Pauli
(1953)–Anoniem De bekeeringe Pauli– Auteursrecht onbekendIII. De auteur en de rederijkerskamer waartoe hij behoordeDe schrijver van De Bekeeringe Pauli staat in geen van de twee handschriften vermeld, en werd ook nog steeds niet ontdekt. Wel worden enkele hypothesen naar voren gebracht, die ik hier even onder de loupe moet nemen. Men heeft zeer lang gemeend dat ons apostelspel geschreven werd door de Antwerpse rederijker Willem van HaechtGa naar voetnoot(11). Vermoedelijk is men tot die opvatting gekomen omdat het handschrift, waarin de tekst van De Bekeeringe Pauli bewaard | |
[pagina 15]
| |
bleef, nog drie andere apostelspelen bevat, die met zekerheid aan Van Haecht mogen worden toegeschrevenGa naar voetnoot(12). Prof. de Vooys is de eerste die deze toeschrijving terecht heeft verworpenGa naar voetnoot(13). De manier waarop De Bekeeringe Pauli werd samengesteld, verschilt immers totaal van Willem van Haecht's werkwijze. Zoals hieronder nog zal blijken koos de auteur van ons spel een homogene episode uit, die hij tot een samenhangend drama verwerkte, desnoods afwijkend van het verhaal van de Handelingen. Van Haecht daarentegen heeft zich in geen enkel van zijn drie apostelspelen bekommerd om continuïteit van handeling, maar volgde zijn bron steeds zo slaafs mogelijk. Ook in de techniek van de sinnekens kan men een fundamenteel verschil constateren. Bij Van Haecht zijn de sinnekens steeds de personificatie van twee tegengestelde eigenschappen, waarvan de ene (de goede) tot de partij van Paulus behoort en de andere (de kwade) tot die der Joden. De auteur van De Bekeeringe Pauli volgt echter nog de oude techniek, en maakt van zijn sinnekens twee boze eigenschappen, die allebei in het anti-apostel-kamp thuishoren. Ik zou verder nog de aandacht kunnen vestigen op kleinere verschillen van redactionele en stilistische aard, maar het lijkt mij niet nodig hier verder op in te gaan. Natuurlijk kan men ook enkele details aanwijzen waarin De Bekeeringe Pauli gelijkenis vertoont met het werk van Willem van HaechtGa naar voetnoot(14); dergelijke losse feitjes kunnen echter niet opwegen tegen de essentiële verschillen die ik hierboven noteerde. Ten overvloede wordt in het slot van het spel de Goudbloem als creërende kamer vermeld. Willem van Haecht, nu, was factor van de Violieren, en geen enkel document toont aan dat hij ook voor | |
[pagina 16]
| |
de Goudbloem gewerkt zou hebben. De candidatuur van Van Haecht moet dan ook beslist verworpen worden. Er is evenwel een andere mogelijkheid, die nog niet werd onderzocht. Onlangs heeft men nl. het bestaan ontdekt van een onbekend apostelspel, dat hoogst waarschijnlijk ook aan de bekering van Paulus gewijd wasGa naar voetnoot(15). Het moet vóór 1542 geschreven zijn door een zekere Ghyselbrecht Scherpins, een priester die in de omgeving van Gent werkzaam was. De tekst van deze Saulus werd nog niet teruggevonden. Nu bestaat er natuurlijk een kans, dat dit nieuwe spel geïdentificeerd moet worden met onze Bekeeringe, maar die kans lijkt mij uiterst gering. Scherpins hoort immers in Oost-Vlaanderen thuis, terwijl de taal van De Bekeeringe Pauli ongetwijfeld Brabants is. Ook staat het vast dat Saulus reeds in 1542 bestond, terwijl ons spel toch moeilijk vóór 1550 geschreven kan zijn. Hoe zou men anders de concrete contactpunten met het plakkaat van 1550 moeten verklaren? Ghyselbrecht Scherpins heeft dus al even weinig kans als Van Haecht. Een derde mogelijkheid is Jeronimus van der Voort. L. Willems was er nl. van overtuigd dat De Bekeeringe Pauli door deze Lierse rederijker geschreven werd, een mening die Dr Mak ‘waarschijnlijk’ noemtGa naar voetnoot(16). De korte mededeling van L. Willems bevat echter zoveel onjuistheden, dat de critische lezer reeds dadelijk op zijn hoede isGa naar voetnoot(17). Zo moet men hem ook ongelijk geven wat het auteurschap van Van der Voort betreft. Willems baseerde zijn stelling op de hypothese, dat ons apostelspel slechts in de periode 1580-1585 geschreven of opgevoerd kan zijn, | |
[pagina 17]
| |
terwijl hierboven werd aangetoond dat deze datering hoogst onwaarschijnlijk is, en dat de interne gegevens veeleer het jaar 1550 aanwijzen. Daarmee valt ook de mogelijkheid dat Van der Voort de auteur van dit spel zou zijn. Deze rederijker werd immers pas na 1577 of 1578 factor van de Goudbloem, en was in 1550 bovendien nog te jong om dit spel te kùnnen schrijven, aangezien hij ten vroegste in 1535 geboren werdGa naar voetnoot(18). De stelling van L. Willems is bijgevolg niet langer houdbaar.
Laten wij het probleem echter ook van een andere kant bekijken. De enkele schrijvers die zich met de auteurskwestie van dit, spel hebben beziggehouden, zijn steeds uitgegaan van de veronderstelling dat De Bekeeringe Pauli voor de Antwerpse rederijkerskamer De Goudbloem werd samengesteldGa naar voetnoot(19). Dit staat echter absoluut niet vast! Het feit dat de spelers zich aan het einde van het spel ‘wy Goublomkens’ noemen, is immers nog geen bewijs van de Antwerpse herkomst, want meer dan één kamer noemde zich De GoudbloemGa naar voetnoot(20). Men heeft nl. Goudbloem-kamers aangetroffen te Antwerpen, Vilvoorde, Sint-Niklaas, Loon, Gouda en MaastrichtGa naar voetnoot(21). Om nu te achterhalen | |
[pagina 18]
| |
wélke Goudbloem ons apostelspel heeft voortgebracht, moet men nagaan of in de slotverzen van het spel niet een of ander devies verwerkt werd, waaraan men de kamer kan herrkennen - een gebruik dat bij de rederijkers vrij dikwijls voorkomt. Wie met dit Joel vv. 869b-879 onderzoekt, zal vaststellen dat het devies van geen enkele Goudbloem-kamer letterlijk werd opgenomen. Niets wijst er dus op, dat dit spel in de Scheldestad geschreven zou zijn. In de geschiedenis van de Antwerpse Goudbloem staat De Bekeeringe Pauli overigens ook niet opgetekendGa naar voetnoot(22). Het wil mij zelfs voorkomen dat het voorhanden zijnde materiaal veeleer Vilvoorde als bakermat aanwijst. Met enige goede wil kan men het devies van de Vilvoordse Goudbloem, ‘In liefden groeyende’, immers herkennen in v. 873 ‘Nemet wel van ons [ = Goublomkens], deur Godts liefde bloeyende’, en ook enigszins in v. 875 ‘Tcompt wt een vierich hertte gloeyende’; telkens vindt men hier het begrip ‘liefde’ terug, dat één der twee elementen is van het bedoelde devies. Een hoge graad van waarschijnlijkheid kan deze ‘mogelijke’ zinspeling op de Vilvoordse spreuk natuurlijk niet waarborgen. Toch acht ik de mogelijkheid van de Vilvoordse oorsprong groter dan die van de Antwerpse, omdat het devies van de Antwerpse Goudbloem, ‘Groeyende in deuchden’, of de idee er van, helemaal niét aangetroffen wordt in de slotverzen, terwijl deze wél sporen bevatten van de Vilvoordse spreuk. Jammer genoeg leidt dit nieuwe spoor ons niet veel verder. Bij gebrek aan archivaliaGa naar voetnoot(23) weet men nl. bizonder weinig over de 16e-eeuwse geschiedenis van Vilvoorde en zijn rederijkerskamer, zodat het niet mogelijk is hier inlichtingen over De Bekeeringe Pauli in te winnen. Het weinige dat men weet schijnt er echter wel op te wijzen, dat de Hervorming tamelijk | |
[pagina 19]
| |
veel sympathisanten gehad heeft in deze Brabantse stadGa naar voetnoot(24), en ook bij de rederijkers weerklank vond. Op het Antwerpse landjuweel van 1561, dat intake godsdienstkwestie noodgedwongen zo neutraal was, waagden de Vilvoordse ‘Goublomkens’ het, een spel van sinne op te voeren dat niet helemaal vrij was van reformatorisch-georiënteerde elementenGa naar voetnoot(25). Dit milieu kan dus wel de ontstaansbodem geweest zijn van een spel, dat beschouwd mag worden als een reactie tegen het beruchte plakkaat van April 1550, waartegen heel Brabant zich verzette. Dit is alles wat voorlopig over de herkomst van dit spel gezegd kan worden. Het gemis van archivalia heeft natuurlijk tevens tot gevolg, dat het nieuwe spoor ons geen stap dichter brengt bij de oplossing van het auteursprobleem. |
|