De Beiaard. Jaargang 2
(1917-1918)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 243]
| |
Een voorlooper?IN het Lutherboek van den Nederlandschen Protestantenbond vergast Prof. Dr. J. Lindeboom zijn lezers op een verschaalde, nu toch weer ververschte pikanterie, door den Florentijnschen Dominikaan Fra Girolama Savonarola onder de vier voornaamste voorloopers van den Duitschen Hervormer toe te latenGa naar voetnoot1). We weten, dat Luther zelf daarmee begon in zijn voorrede van twee door Savonarola uitgelegde Psalmen, waarin hij schreef, dat de Antichrist (de Paus) de gedachtenis van Fra Girolamo wel zou willen uitroeien: ‘Aber siehe, er lebet, und sein Gedächtniss ist im Segen. Christus canonisiert ihn durch uns, sollten gleich die Päbste und Papisten mit einander darüber zerbersten.’ Van Luthers leerlingen deed Illyricus mee aan deze dubbel protestantsche inheiliging, van de Kalvinisten Beza en de Hugenotenpaus du Plessis. Na een eeuwenlange vergetelheid vatte Rudelbach in 1835 al deze protestantsche getuigenissen vóór Savonarola samen, om er een kunstmatig hervormde theologie uit Girolamo's geschriften op te grondvestenGa naar voetnoot2). De prior van San Marco begint hier en elders de ‘dageraad der Reformatie’ te heeten, de ‘Johannes de Dooper der hervorming’, de ‘Luther van Italië’. Een jaar na Rudelbach kwam Karl Meyer de annexatie bekrachtigenGa naar voetnoot3) en populair werd in Duitschland de gedachte aan Savonarola als wegbereider van den Wittenberger, toen in '37 de psychopathische dichter Nikolaus Lenau met zijn lyrisch heldendicht op den Florentijnschen zedenhervormer uitkwam: O dasz der Strahl, der gottesklare,
Erlischt und flieht, der Zeiten Raub!
Girolamo! dreihundert Jahre
Sind nachgeflogen deinem Staub!
| |
[pagina 244]
| |
Komm, segne mich mit deiner Nähe
Und segne meines Liedes Klang,
Dasz ich dein groszes Herz verstehe,
Und nicht verletze im Gesang!
Lasz weihend in die Seele fallen
Von jenem Strahl mir einen Schein,
Und lasz ein leises Widerhallen
Mein Lied von deinem Worte sein!Ga naar voetnoot1)
Een gevolg van deze ‘Verdeutschung’, waaraan ook Karl Hase meehielp door een korte biografieGa naar voetnoot2), was o.a. dat Savonarola, als pendant van zijn ordebroeder Tauler, een plaats kreeg naast Luther op de Reformatie-verheerlijking van von Kaulbach in 't trappenhuis van 't Berlijnsche Neue Museum (± 1850) en ten slotte, in brons gegoten, terecht kwam aan den sokkel van het Luther-monument te Worms ('68), samen met Wiklef, Waldes en Hus. 't Initiatief van du Plessis werd voor de Protestanten van Frankrijk o.a. gevolgd door den Geneefschen dominee Theodore PaulGa naar voetnoot3) en door F.P. Perrens, die Rudelbachs verprotestantsching van Savonarola's theologie nauwkeurig overnamGa naar voetnoot4). Na 't boek van MaddenGa naar voetnoot5) werd Engeland bewerkt door brochuresGa naar voetnoot6) en vooral door George Eliots roman Romola (1863), waarvan de naklank weergalmde in een Westminster-voordracht van Dr. Farrar over de Leaders of the Reformation (April 1895), zooals onlangs nog in den ook bij ons geïmporteerden roman The Carnival of Florence van de mode-schrijfster Marjorie BowenGa naar voetnoot7), die eindigt met | |
[pagina 245]
| |
de verzekering, dat Savonarola's optreden ‘een schakel in de keten is, die doorloopt tot Wittenbergs slotkapel’. Oorspronkelijks verscheen er in ons land over den Florentijnschen prior zoo goed als niets. Het eerste Nederlandsche boek over hem is de tweedeelige roman van de spiritistische opvoedkundige Elise van Calcar Eene Star in den Nacht (1853), waarin volgens Huet van Savonarola gemaakt wordt: ‘een alledaagsch straatprediker of evangelist, helaas, in het te pas brengen der puriteinsche tale Kanaäns de puriteinen voor’. En de éénige levensbeschrijving, welke ik in onze taal vermocht te ontdekken, is eveneens een protestantsche met het eeuwige ‘Voorlooper der Hervorming’ op den titelGa naar voetnoot1). De tirade, waarmee dit boekje, na 't verhaal van Savonarola's dood sluit, moge hier volgen als typeering van de stemming, waarin onze Hervormden den prior gedenken: Op dienzelfden dag (23 Mei 1498) dwaalde een vijftienjarige knaap door de straten van Erfurt. Voor de deuren der gegoeden hief hij met klankvolle stem zijne zwaarmoedige liederen aan, om giften te verzamelen, die hem in staat zouden stellen om zijn onleschbaren dorst naar kennis, zijne zucht naar het vinden der waarheid te bevredigen. Weinig voorzeker vermoedde toen het tengere jonkske, dat hij den lijdensweg nog doorloopen moest, dien Savonarola reeds had afgelegd, maar ook niet, dat het hem beschoren zou zijn, de satanische macht te breken van hen, die zijn edelen voorganger met den dood hadden doen boeten voor zijn streven om de menschheid te brengen tot godvruchtige vrijheid en vrije godsvrucht. Doch waar de vrijgeworden Christenheid een lofpsalm aanheft voor hem, die de afgodsbeelden nederwierp en Gods Woord in eere herstelde, daar verzuime zij niet hare hulde te brengen aan den grooten Dominikaan, die in den strijd voor vrijheid en godsvrucht het leven lietGa naar voetnoot2). Het is voor onzen held en zijn katholieke vereerders | |
[pagina 246]
| |
maar een matig fortuintje, dat de mannen der Hervorming, bij al hun verzet tegen de traditie toch ook weer traditiezuchtig, hem met zoo'n opvallende voorliefde trachten aan te haken. We mogen beweren, dat de Protestanten met Sint Franciscus van Assisi precies 't zelfde doen, dat theosofen de H. Teresia en moderne mystiekers Sint Bernard als een der hunnen voorstellen, dat de Hervormers zich niet minder verwant rekenen met de Vaders en Heiligen der eerste drie, vier eeuwen, ja met de blankste goede trouw zich beroepen op den Stichter zelf der katholieke Kerk, wiens goddelijk werk zij ondertusschen onder leus van ‘hervorming’ beproefden te vernietigen; we mogen ons tegenover de protestantsche Savonarola-vereering troosten met de bespiegeling, dat de glos, die iederen ketter z'n letter gunt, een vrij breede praktijk registreert: voor den prior van San Marco, die voorloopig door geen pauselijke heiligverklaring tegen die onrechtmatige vervreemding beveiligd is, blijven de protestantsche sympathieën hachelijk, want altijd een verleiding voor z'n katholieke vijanden, om met den ongenoemden, maar later als pater Rastrelli S.J. ontmaskerden schrijver van 'n heftig XVIIIde-eeuwsch Savonarola-leven uit te roepen: Ziedaar dan, in al dien ketterschen wierook, zijn heele glorie!Ga naar voetnoot1) Inderdaad maakt het verzet, dat een groep eminente en geleerde katholieken onafgebroken tegen de kordate figuur van San Marco getoond heeft en nóg toont, deze eeuwig brandende strijdkwestie niet makkelijker. Dat de Hervormden voor zijn ruggesteun niet ongevoelig zijn, mogen ze ten slotte zelf verantwoorden als een van hun vele inkonsekwenties, waarmee ze althans een schijn van apostoliciteit voor hun nieuwigheden trachten te redden. We weten, hoe ze zelfs behoefte voelden aan profetieën over Luthers werk en 'n enkele die is gaan zoeken tot in Dante's Commedia, waar Blanc den voorspelden Veltvo van Par. I. 101 bij | |
[pagina 247]
| |
letterkeer tot Lvtevo (Luther) maakteGa naar voetnoot1). Maar dat onverdachte katholieken, waaronder menig geleerde van de zoo strijdbare, anti-reformatorische Sociëteit den ‘ongehoorzamen’ monnik van San Marco blijven afwijzen, heeft ongetwijfeld zijn beteekenis. Die tegenstand, waaraan een parallel odium theologicum allerminst vreemd schijnt, mogen de Jezuïeten als een erflating van hun heiligen Vader beschouwen, die immers Savonarola's destijds nog zoo bedisputeerde werken binnen zijn kloosters verbood: een angst, die voor 't minst valt te verklaren. Evenals de Kontrareformatie bang was van Taulers mystiek, waarop Luther al niet minder vrijpostig beslag legde, is ook Loyola's wantrouwen tegenover Savonarola uit tijdelijke reaktie te verstaan. In zijn dagen gold het voor alles, de gezagsidee van 't Pausdom te handhaven en leek dus de vrijmoedigheid van den Frate allesbehalve opportuun. De tweede Generaal P. Laynez bleef meer dan trouw aan 't gegeven parool, toen hij met z'n konfrater P. Fabianus in de kommissie tot onderzoek der geïnkrimineerde geschriften ijverde voor de niet-gevolgde veroordeelingGa naar voetnoot2). De Civiltà Cattolica is er jaren geleden de tolk van geweest, de beroemde pater Grisar evenzooGa naar voetnoot3), waarna Herbert Lucas S.J. het oordeel, neen het vonnis van den Innsbrücker hoogleeraar Pastor over den ‘Fana-tiker’Ga naar voetnoot4) in een lijvig, maar kalm boek overwoogGa naar voetnoot5), dat juist van die zijde meer bevredigt dan de heete woorden | |
[pagina 248]
| |
van den ook elders weinig Dominikaanschgezinden geschiedschrijver der Pausen.
Dit vluchtig overzicht der getuigen à charge zou eenzijdig wezen, als we den anderen kant der kwestie ook niet even memoreerden. Door een bevrienden Jezuïet is mij wel gevraagd of ik ‘kans zag’ eenige gunstige stemmen voor den Florentijnschen Dominikaan te laten spreken! Mijn antwoord moest luiden: in een brief niet, zonder er een boek van te maken. Beperking blijft dus geraden evenals in de vorige bladzijden, al volgt iedere konfrater van den veelgesmaden Prior gaarne zoo gul mogelijk den impuls van zijn gevoelens. Ik ben het eens met Lodovico Ferretti O.P., die voor de zonen van Sint Dominicus de Savonarola-kwestie er een noemt niet van dorre historie of doode archeologie, maar van hun broederhart. Den afvalligen Giordano Bruno geeft de Orde gaarne prijs, voor een fantast als Campanella maakt ze zich moeilijk mobiel, - met beide twijfelachtige Dominikanen hebben immers Italiaansche revolutionnairen der vorige eeuw Savonarola in één adem genoemdGa naar voetnoot1), zooals Engelsche socialisten Fra Angelico op 't schutblad van een tijdschrift durfden zetten! - maar ‘il nostro indimenticabile Frate Ferrarese’ blijven we met Generaal, nu Kardinaal Frühwirth opeischen als een broeder, die ‘noch ketter noch scheurmaker’ was en die ‘niets gemeen heeft, noch hebben kan met de sektarische leiders van welken tijd en welke omgeving ook’Ga naar voetnoot2). Heeft het Ordebestuur het de eerste jaren na Savonarola's dood voorzichtig geoordeeld, in zekere vooral Toskaansche | |
[pagina 249]
| |
kringen het redetwisten over den òf vurig bewonderden òf fel gesmaden martelaar te verbieden, de Orde heeft zich evenmin als de Kerk ooit tegen vereering of 'n pleidooi voor hem verzet. Juist is ze daarvoor altijd dankbaar geweest, ja heeft zich eenmaal, tegen 't eind der XVIde eeuw, juist honderd jaren na Savonarola's dood, ernstig opgemaakt, hem als een nieuwen heilige in te halen. De kansen op kanonisatie leken inderdaad meer dan eens gunstig en al spoedig! Dezelfde paus Alexander VI, met wien de prior in openlijk konflikt lag, zei na den vuurdood tot 'n paar Florentijnen: ‘Gens tua et pontifices tradiderunt eum mihi’ (Joann. XVIII. 35), verontschuldigde zich tegenover den nieuwen Generaal der Dominikanen Bandelli op grond van valsche voorlichting, wierp alle wreedheid in 't proces op zijn legaat en bekende in 'n vol konsistorie, dat hij Savonarola graag op de lijst der heiligen zou plaatsenGa naar voetnoot1). Dat bijna alle rechters van den Frate en ook zijn beul later bekenden onschuldig bloed te hebben vergoten, geeft aan deze belijdenissen dubbele waardeGa naar voetnoot2). Alexander's opvolger, Julius II, als kardinaal al medestander van den prior, sprak zich tegenover de paters in de Quercia te Viterbo in gelijken geest uit en gaf Rafaël verlof, hem achter Dante tusschen de voornaamste kerkleeraars te zetten op de Vatikaansche Disputa: ongetwijfeld een juister plaats dan die op de Berlijnsche Reformatieverheerlijking! Behalve door den Paus en zijn Dominikaansche voorlichters kwam de schilder hiertoe uit piëteit jegens zijn leermeester Fra Bartolommeo della Porta, die Savonarola zóó vurig vereerde, dat hij 't allereerst zijn naaktstudies bij hem bracht voor de verbranding der ijdelheden, z'n schetsbladen bekrabbelde met verzen van den Frate, San Marco | |
[pagina 250]
| |
bij de bestorming van 8 April 1498 hielp verdedigen en twee jaar later, na zijn penseelen te hebben weggeworpen, in 'tzelfde klooster het habijt aannam. Als leek had hij naar 't leven Savonarola's portret geschilderd: dat scherpe, bijna sombere profiel van den zuidelijken monnikskop, met de zware wenkbrauwen boven diepe, vonkende oogen, den grooten krommen neus, de hartstochtelijke lippen en magere kinnebakken - niet ongelijk aan 't litteraire portret, door dien anderen Piagnonebekeerling Fra Benedetto Fiorentino van zijn prior in den Cedrus Libani geteekend: Ilare sempre, e non già mai turbato;
Di guardo desto, penetrante e bello,
Dell' occhio suffornato, oscuro e grato,
Denso di barba e d'oscuro capello,
La bocca svelta e la faccia distesa,
Arcato il naso alquanto aveva quelloGa naar voetnoot1).
Bartolommeo's onderschrift van zijn paneel luidde vrijmoe-dig: Hyeronimi Ferrariensis a Deo missi prophetae effigies en zóó is die klassieke kop jarenlang in de cel van de H. Catarina Ricci te Prato de rijkste schat geweest van haar Savonarola-reliekenGa naar voetnoot2). Nadat della Porta sedert 1506 zijn kunst had hervat, schilderde hij met weloverwogen opzettelijkheid zijn heiligen Ordebroeder Petrus van Verona († 1252) onder de trekken van zijn Savonarola-portret. 't Wàs eigenlijk Savonarola, maar met embleem en opschrift van S. Petrus Martelaar. De parallel, door den impulsieven Piagnone hiermee tusschen de twee omgebrachte Dominikanen getrokken, is wel de fijnste artistieke hulde onzen Frate ooit gebracht. Na den profeet, vond Bartolommeo, diende de martelaar in zijn vermoorden Vader | |
[pagina *33]
| |
SAVONAROLA
DOOR FRA BARTOLOMMEO SINT PETRUS MARTELAAR
| |
[pagina *34]
| |
SAVONAROLA DOOR RAFAËL
| |
[pagina 251]
| |
gevierd te worden, als een alter ego van den bloedgetuige, die juist om zijn moed en geloofsijver door Savonarola zoo innig vereerd wasGa naar voetnoot1). Omstreeks dezen tijd (1506) kwam de jonge Rafaël met den rijperen Fra Bartolommeo voor 't eerst in aanraking en 't was aan hem, dat de geniale Urbiner 't meest voor zijn kunst te danken had. Hun vriendschap is altijd innig gebleven, aanhankelijk van Rafaëls, vaderlijk van della Porta's kant. Veel moet de eerste van den ander over den zóó vereerden Savonarola gehoord hebben, ja, Gillet heeft gelijk: ‘Raphael entendait, sur les lèvres du jeune moine, une des voix les plus puissantes que le monde ait jamais ouïes: celle de Jérôme Savonarole’Ga naar voetnoot2). Al deze dingen brachten vanzelf den schilder der Disputà in de werkkamer van Julius II ertoe, den Frate, die de eucharistische devotie in Florence zoo aangewakkerd en met Giuliano della Rovere, toen nog kardinaal, voor een algemeen Koncilie geijverd had, onder de verheerlijkers van het H. Sakrament een plaats te geven op die ideale Kerkvergadering rond de blanke Hostie, waar alle zielen rusten van 't ijdele bejag. Rafaël voltooide zijn fresko in 1510. Hield hij zich voor zijn Dante-portret aan het door Giotto overgeleverde stereotype, ook bij Savonarola trachtte hij ernaar in dat streng en hard profiel, waarin we nu den Frate herkennen. Alleen ging Rafaël bij een te vage heugenis aan Bartolommeo's eerste portret te rade en modelleerde den kop vleeziger en ouwelijker dan de geschiedenis kan verantwoorden. Zooals het Savonarola-portret van da Vinei, dat later door Vasari werd voltooid, was ook 't profiel van Rafaël een vrije kopie naar het grondbeeld door Fra Bartolommeo. Leo X, nogwel een Medici, heeft Savonarola's beeld op de Disputà niet verwijderd, scheen zelfs zijn gedachtenis wel genegen; persoonlijk bezocht hij San Marco, pontificeerde in de kerk en verrijkte het oratorium naast de cel van den vroegeren prior met 'n aflaat. Paulus III, die de nieuwe | |
[pagina 252]
| |
stichting van den H. Ignatius goedkeurde, noemde iedereen van ketterij verdacht, die er Savonarola van betichtte. Onder Paulus IV viel 't lange onderzoek naar de orthodoxie van z'n geschriften voor; en al had de driftige Paus in 't begin, toen hem behendig gekombineerde uitlatingen van den profeet waren voorgelezen, uitgeroepen: ‘Maar die man is 'n andere Luther!’, na zes maanden dispuut verliep de heele aktie in de indiceering van enkele gedeelten - om den paus eenigszins te bewilligen -, die later weer vrij kwamen, zoodat van Savonarola nu geen woord meer op den Index staatGa naar voetnoot1) en z'n preeken, apologieën, askese, brieven en verzen overal met kerkelijke goedkeuring herdrukt, vertaald en gelezen worden. Onder denzelfden paus presideerde kardinaal Ghislieri, straks zijn opvolger en nu de H. Pius V, de bovenbedoelde kommissie en wist door zijn gematigdheid te voorkomen, wat anders door den toorn van den Opperpriester stellig zou gebeurd zijn. Clemens VIII was niet enkel de Orde der Dominikanen, maar ook Savonarola bizonder welgezind. Hij had de belofte gedaan, hem in te heiligen, wanneer hij slaagde in de onderwerping van Ferrara. Dit lukte en op weg naar die stad sprak hij van zijn plannen, ‘un suo beato’, d.i. 'n zalige van Ferrara, te willen kanoniseeren. Op 'n desbetreffende suppliek van Savonarola's stadgenooten (hij was immers geboortig van Ferrara) beval de paus, de authentieke stukken van zijn leven en mirakelen in orde te brengen en: ‘ik zal niet in mijn plicht te kort schieten.’ De Generaal der Orde Beccaria liet alvast de kerkelijke getijden voor den ‘zaligen Hieronymus’ gereed maken; te Rome werden in 't jubeljaar 1600 medaljes en prentjes van den nieuwverwachten heilige verkocht met de inscriptie: ‘B.M. Hieronymi | |
[pagina 253]
| |
Savonarolae, ordinis Fratrum Praedicatorum, virginis, doctoris et martyris vera effigies’Ga naar voetnoot1), zoodat alles zoo voorspoedig mogelijk ging. Toch is de paus, die in 1605 overleed, er niet toe gekomen zijn voornemen uit te voeren. Waarom niet, is een vraag, die alleen met de tegenvraag kan worden beantwoord, waarom bijv. Jeanne d'Arc zoo lang op haar zaligverklaring heeft moeten wachten. De Dominikaner-paus Benedictus XIII deelde bij het proces der heiligverklaring van Catarina Ricci niet de moeilijkheid van den promotor fidei, kardinaal Prosper Lambertini, dat de zuster tijdens haar leven Savonarola had vereerd en aangeroepen. Persoonlijk een groot bewonderaar van den prior, placht Benedictus te zeggen, dat, als God hem de genade gaf om in den Hemel te komen, hij, na den troost van 'sHeeren Aanschijn, nieuwsgierig zou omzien naar Savonarola. Het theologisch bezwaar van den ‘advokaat van den duivel’ Lambertini, kan niet gelden als 'n uiting van persoonlijken afkeer. Integendeel bewijst het beroep, dat hij als paus Benedictus XIV op San Filippo's Savonarola-vereering deed, genoeg voor zijn gevoelens over het heilig leven van Fra Girolamo. Van Pius VII wordt de uitlating verhaald: ‘In den Hemel verwacht ik de oplossing van drie groote problemen: de Onbevlekte Ontvangenis, de opheffing van de Jezuïetenorde en de dood van Savonarola.’ Eindelijk, om dit overzicht van den prior gunstig gezinde pausen te besluiten, herinneren de moderne Piagnoni zich dankbaar, dat Pius X als kardinaal-aartsbisschop van Venetië met nog acht gepurperden en 'n breede schaar bisschoppen instemming betuigde met het Savonarola-Komitee van 1898. Zeggen deze pauselijke getuigenissen meer dan Pastor gereed is toe te geven, door die van een aantal erkende heiligen en zaligen worden ze ongemeen verzwaard. Van den H. Franciscus di Paula is een voorspelling van Savonarola's zending en marteldood bewaard, die alleen door den Bol- | |
[pagina 254]
| |
landist Papebroch bestreden, door bisschop Perimezzi en Benedictus XIV als authentiek gehandhaafd is. Sint Filip Neri vereerde het met 'n aureool omkranste portret van den prior als een heiligenbeeld; hij voedde zijn geest met zijn werken, liet zijn kinderen bij den rondgang der Sette Chiese de liederen van den Frate zingen en vernam na hartelijk ge-bed bij openbaring den goeden uitslag van 't onderzoek der Savonaroliaansche geschriften. De H. Catarina Ricci bezong hem, riep hem aan en dankte zijn voorspraak een wonderbare genezing. De zalige Sebastiaan Maggi, die achttien jaar z'n biechtvader was, sprak met nadruk in z'n voordeel; de zalige Dominikanessen Colomba van Rieti († 1501), Magdalena Panatieri (1503), Osana van Mantua (1505), Catarina Racconigi (1547) en Maria Bagnesi (1572), die tijdgenooten waren van Savonarola of leefden onder zijn onmiddellijken invloed, vereerden hem met de innigste aanhankelijkheid, niet minder dan de zalige bisschoppen Juvenalis Ancina van Saluzzo en John Fisher van Rochester, die in zijn bestrijding van Luther verklaarde, dat Savonarola nooit iets tegen 't geloof had geleerd en door zijn werken eerder bij voorbaat de dwalingen van den Wittenberger had veroordeeld. Al deze gunstige getuigenissen verdienen voor 't minst zooveel eerbied als de tegenovergestelde en brandmerken de pogingen van de Hervormden, om Savonarola tegen Rome uit te spelen, tot ijdele manoeuvres. Het is of ze dit zelf beginnen in te zien. Tegenover palstaanders als Prof. Lindeboom, die onze heugenissen terugvoerde naar Luthers heiligverklaring van den Frate, staat Prof. Dr. Is. van Dijk, die in een artikel over het beginsel der Hervorming de oude legende een bladzijde wijdt, wèl om te redden wat te redden valt, maar in haar slotsom toch teleurstellend voor Luther en de zijnen: Ook Savonarola is de eere waardig gekeurd om zoo dicht bij de Hervormers te staan, dat hij de kern der Hervorming, de leer van de rechtvaardiging der zondaars uit het geloof, met bewustheid zou uitgesproken hebben. Het weinige, dat zulk een geest in den regel van zijn dogmatische overtuigingen laat zien [dit | |
[pagina 255]
| |
voor rekening van den veelbelezen professor!], stemt ons niet gunstig voor die meening.... We kennen in zijn leven één oogenblik, waarin hij de religieuze ervaring, die haar uitdrukking vindt in de rechtvaardiging des zondaars uit het geloof, doorleefd heeft. 't Was in de gevangenis, waar hij een uitlegging van ps. 51 schreef.... Maar deze religieuze ervaring alleen maakt nog den Reformator niet. Wij kunnen het ons begrijpen, dat Fra Bartolommeo, van de gerechtsplaats teruggekeerd, om het hoofd van zijn verheerlijkten vriend uit piëteit de goudstreep van het heilig martelaar penseelde, zijn canonisatie door Luther in naam van het Protestantisme is en blijft, gelijk Schaff het uitdrukt, een daad uit eigen volmachtGa naar voetnoot1). Neen, de Protestanten hebben zich waarlijk niet over den Florentijnschen boetgezant te ontfermen. Door de Kerk en zijn Orde allerminst verloochend, blijkt hij bovendien bij al zijn verzet tegen Alexander VI, in leer en leven inniger roomsch dan de anti-roomschen met hun verheerlijking van Luther kunnen rijmen, en hoe paradoxaal het in hervormde ooren moet klinken, wij aanvaarden en onderstrepen de lofspraak van den onverdachtkatholieken Commer, die Savonarola geen bestrijder, maar eerder een ‘Märtyrer für das römische Papsttum’ noemtGa naar voetnoot2), wijl de Frate juist om zijn hooge opvatting van het Pausdom zich waagde aan den onwaardigen bekleeder daarvan, terwijl andersom Luther, die weinig met Leo X persoonlijk had, tegen het Pausdom-zelf te keer ging. Savonarola wilde den persoon om de instelling, Luther de instelling om den persoon uitschakelen. De protestantsche deportatie hebben de katholieke Savonarola-vereerders dan ook niet lijdelijk aangezien. Verzetten Marchese en Villari er zich al terloops tegen, meer stelselmatig klonken de geharnaste antwoorden van den Franschen Dominikaner-Provinciaal Rouard de Card bij de onthulling van 't Wormser Luther-monumentGa naar voetnoot3) en van zijn Engelschen | |
[pagina 256]
| |
ambtgenoot Procter tegen de beweringen van den Anglikaanschen deken Dr. FarrarGa naar voetnoot1). Zulke dogmatisch verantwoorde replieken werden, hoe belachelijk het schijne, vereischt, om aan te toonen, dat de preeker van Florence hoogstens tegen den al te menschelijken Rodrigo Borgia inging, maar de Wittenberger hervormer stormliep tegen het goddelijk instituut van het Pausdom zelf. Makkelijk viel 't ook, den kuischen, armen en ootmoedigen Dominikaan volkomen blank te laten uitkomen tegen de dubbel zwarte pij van den verloopen Augustijn, die niet enkel z'n eigen geloften vertrapte, maar ook die van z'n Käthe bezoedelde en 'n gehuwden machthebber, dien hij noodig had, allesbehalve evangelisch een tweede vrouw permitteerde. Stel daar Savonarola's zedenhervorming in z'n klooster en stad eens tegenover! Naast vanzelfsprekende beschouwingen in dezen geest stelt Prof. Alfredo Galletti, opvolger van Pascoli op den letterkundigen zetel van Bologna, in een pittig werkje over den prior een parallel tusschen hem en Luther, frisch en nieuw genoeg om in de hervormingsfeestmaand ook bij ons even te laten hooren. 't Grootste ongeluk van Savonarola is, dat hij politiek overwonnen werd in een tijdperk, dat het succes had vergoddelijkt en op 't punt stond, van 't succes den maatstaf der waarheid te maken. Luther daarentegen kwam als overwinnaar uit den oorlog, dien hij kort daarna de Kerk verklaarde, te voorschijn. Maar hij triomfeerde, omdat hij zijn hervorming van de zedelijke en de hiërarchische kwestie tot de leer en het dogma had uitgebreid, omdat hij zich van den katholieken tak had afgescheurd en op Germaanschen grond een nationale Kerk had gevestigd; omdat hij meer Duitsch dan Christelijk wasGa naar voetnoot2). Dus - zoo redeneerden de naloopers van 't succes - de Savonarola, die een katholieke, | |
[pagina 257]
| |
d.w.z. algemeene Kerk wilde en ketterij vermeed, had tegenspoed. Als hij geen onfortuinlijke heraut en voorlooper van Luther geweest is, beteekent hij niets meer.... Neen, Savonarola heeft niets met Luther gemeen. Hij valt het dogma niet aan, wijkt niet van de traditie af in de verklaring van den Bijbel, vleit geen vorsten uit haat tegen den Paus, prikkelt geen nationnalen hoogmoed noch leekenhebzucht tegen Rome door kerkelijk goed als oorlogsbuit en loon voor opstand aan te wijzen, ontketent met zijn religieuse verontwaardiging geen politieke verbittering....Ga naar voetnoot1) Onderschrijven we al niet ieder woord of elken zin van den fijnen auteur, die op zijn beurt Savonarola als propagandist van 't ééne Italië schijnt te misduiden, z'n tegenstelling van den katholieken Kerkhervormer en den Duitschen sektevormer kan ons helpen, de legende van beider verband voorgoed op te ruimen. Er zijn trouwens meer niet-katholieken geweest, die, met lof en blaam, den prior van de reformatie en allen revolutionnairen vooruitgang hebben losgemaakt. Sismondi erkent zijn ongerepte katholiciteit; Heyck noemt hem ‘seinem ganzen Wesen nach kein Vorläufer, sondern ein Spätling’, nadat Bayle in zijn ‘Dictionnaire historique’ den armen Frate met zijn zuurste sarkasmen als 'n belachelijk middeleeuwer en grof bedrieger had mishandeld en er zijn verbazing over had uitgedrukt, ‘dat de Protestanten onder hun martelaren een monnik rekenden, die altijd de Mis gelezen had, de heiligen aangeroepen, in zijn doodsuur gebiecht, gekommuniceerd, z'n geloof beleden en nederig den vollen aflaat van den paus aanvaard had’Ga naar voetnoot2). Maar het teekenendst was de houding van Carducci in 1898 bij de nadering van 't vierde eeuwgetij van Savonarola's dood. Twintig jaar vroeger had die litteraire ophitser van de Italiaansche anti-papisten in zijn beruchte Inno a Satana (hymne aan Satan) den prior onder de voorloopers van Luther en de revolutie geplaatst, zoodat het antiklerikale Savonarola-komitee van Ferrara vol moed den geweldigen dichter-en-redenaar uitnoodigde voor de | |
[pagina 258]
| |
groote officieele toespraak op den gedenkdag. Carducci, die vroeger eerlijk een Dante-leerstoel had geweigerd, omdat hij onmogelijk de diep-katholieke Commedia voor de Italianissimi bekende te kunnen verwringen, sloeg na een vol jaar bedenken de uitnoodiging af op deze gronden: ‘Ik kan niet en ik mag niet.’ Afgezien van Savonarola's esthetische en politieke bemoeiïngen, die Carducci veroordeelt, ‘blijft er de mensch over: en alleen de Katholieken, ik bedoel de overtuigde, de strenge, de eerlijke, alleen zij kunnen de waardige vertolkers en verdedigers van zijn gezindheid en leven zijn. Ik neem dus mijn belofte aan de heeren van Ferrara terug. Niet meer over Savonarola. Non più Savonarola’Ga naar voetnoot1) Er zijn weinig figuren in de geschiedenis, die allerlei partijen zóó kontradiktorisch hebben opgeëischt en afgestooten als de doodeenvoudig door-en-door katholieke Savonarola. Er zijn trekken van gelijkenis gevonden tusschen hem en Mahomed, Arius, Luther, vroege en late ‘geloofshelden’, die met Rome stonden op gespannen voetGa naar voetnoot2), maar door gezaghebbende stemmen uit dezelfde kringen is hij even hartstochtelijk prijsgegeven als een paap in 't kwadraat. Daarentegen hebben de Roomschen hem bij beurten afgewezen en verdedigd. Als kettersch-verdachte door pauselijke legaten verbrand, werden zijn werken en daden eerst veroordeeld, toen bedisputeerd, eindelijk al meer en meer verdedigd. Doordat de uitersten der felle meeningen door het opklaren der historie beginnen te verbleeken, dringt de waarheid over Savonarola al overtuigender naar voren. Zooals de niet-katholieken meer en meer van hun ‘rechten’ op den Frate afzien, beginnen de anderen scherper hun plichten tegenover hem te begrijpen. 'n Dominikaansch bestrijder als de heftige Ambrogio Caterini, die de Ismaël onder zijn broeders heette, wijl hij ook Cajetanus en Soto bevocht, komt sinds de XVIde eeuw niet meer | |
[pagina 259]
| |
voor, maar eendrachtig houden de konfraters van alle landen sinds eeuwen den grooten prior in eere. Voor hen valt zijn reformatorische werkzaamheid volkomen in de lijn van de heilige Dominikanen Antoninus, Joannes Dominici, Caterina van Sienna en Dominicus zelf. Zij zien allerminst een bezwaar in zijn lyrisch temperament, om hem als een volbloed Dominikaan te erkennen, als een Frater-Praedicator in letterlijksten zin en een der ‘pugiles fidei et vera mundi lumina’, waarmee de Pausen het wezen van den Predikbroeder hebben gekenschetst. De heele karakteristiek, door den Ordesgeneraal Humbertus Romanus in bijbelsche beeldspraak van den onverschrokken prediker geschilderd, is op Savonarola van toepassing en 't bevreemdt ons niet, dat de grootste redenaar uit de laatste eeuw der Orde: Lacordaire - door Gruyer treffend in genie en karakter met zijn Italiaanschen medebroeder vergeleken -Ga naar voetnoot1), zich zóó tot hem voelde aangetrokken, dat hij zijn leven heeft willen schrijven. Een aantal niet-Dominikanen heeft Savonarola's verdediging aktief aanvaard. Tegenover de daden der Sociëteit, die voor Savonarola niet gunstig schenen, staan er andere van verblijdender aard. Is de meedeeling van Perrens onjuist, dat de Jezuïeten den ruim dertig maal herdrukten Triumphus Crucis in 1646 ter perse legden - bedoeld werd de editie der ‘Propaganda Fide’ door den Kapucijn-Kardinaal Antonius Barberini -, zeker bewerkte pater Chahut S.J. de tweede Fransche vertaling van Savonarola's prachtig geschrift De Simplicitate vitae christianae- in 1672Ga naar voetnoot2). Opmerkelijk was het, hoe Pastor's met veel schijnapparaat van belezenheid in de ongelezen Savonaroliaansche geschriften gerugsteunde aanval middellijk bewerkte - n.l. door de doeltreffende tegenspraak van Luotto, Commer, Schnitzer en | |
[pagina 260]
| |
anderen, - dat de eenmaal beslist vijandige Civiltà Cattolica der Romeinsche Jezuïeten zich een vrij wat milder voorstelling van den prior is gaan vormen. Hij heet niet langer revolutionnair en rebelsch tegen 't kerkelijk leergezag, maar de ‘groote Dominikaan met de apostolische werkzaamheid, gloeienden ijver voor de hervorming der bedorven zeden, goedheid en zuiverheid van zijn bedoelingen.’ Als 't beste en duurzaamste monument voor Savonarola werd bij 't vierde eeuwgetij van zijn dood de uitgave van al zijn werken. verlangd, en z'n levensgeschiedenis volgens de hoogste eischen van de objektieve wetenschappelijke kritiekGa naar voetnoot1). 't Breede voorbeeld der Italiaansche paters werd door de Engelsche gevolgd, toen ze geen bezwaar maakten, de Savonarola-verdediging van den Dominikaner-Provinciaal Procter S. and the Reformation in hun apologetische reeks ‘Historical Papers’Ga naar voetnoot2) op te nemen en Bertrand Wilberforce O.P. gelegenheid kreeg in de Sixpenny-series van de Catholic Truth Society drie van Savonarola's devotie-werkjes uit te gevenGa naar voetnoot3). Hoe Herbert Lucas S.J. tot de juiste beoordeeling van Savonarola een bijdrage poogde te leveren, hebben we al gememoreerd. Ofschoon nog houdend aan sommige moeilijkheden, welke naar ons innig vertrouwen het voortgezet onderzoek even stellig zal oplossen als zoo menige andere, heeft zijn ernstig boek, vergeleken met den arbeid van z'n konfraters Rastrelli, Brucker en Grisar, toch ongetwijfeld de beteekenis van terreinwinst. De strenge versterving van Fra Girolamo's leven - zoo eindigt hij -, zijnwaarlijk wonderbare gave van gebed, zijn weergalooze onverschrokkenheid, zijn grenzeloos vertrouwen op God, zijn scherp inzicht in de ware eischen van de Kerk en de burgerlijke samenleving, zijn voortreffelijke welsprekendheid, zijn wonderbare invloed op de hoofden en harten der menschen, een invloed | |
[pagina 261]
| |
in z'n geheel gebruikt voor de alleredelste doeleinden: al deze dingen roepen de bewondering op, die wij verschuldigd zijn aan een waarachtig groot en goed manGa naar voetnoot1). Zóóver gaat tegenwoordig een zoon van den heilige, die zelf in zijn zielzorg met Savonarola vergeleken wordtGa naar voetnoot2). Alleen heeft een onbewuste eigendunk den Frate ongehoorzaam gemaakt en tot rechter in z'n eigen zaak. Hier steigert het oordeel van de gunstigst gezinden, zooals van kardinaal Newman, wiens hooge bewondering voor den ‘waren zoon van St. Dominicas’ en den ‘voorlooper van den Dominikaan Sint Pius V’ hem de grief niet doet vergeten, dat ‘the eloquent preacher became the political partisan’, dat het hem schortte aan nederigheid en dat hij, as some say, zich tegen den H. Stoel verzette door ongehoorzaamheidGa naar voetnoot3). Op de bezwaren tegen Savonarola's politieke werkzaamheid, die zuiver uit zijn wettige hervormingsbemoeiingen voortvloeide, is door latere schrijvers met even welgeslaagde pleidooien geantwoordGa naar voetnoot4) als op die over zijn tekort aan ootmoedGa naar voetnoot5). Wat zijn ongehoorzaamheid betreft, de reserve van Newman, in de kursief geciteerde woorden uitgedrukt, krijgt nog meer beteekenis, wanneer we overwegen, hoe een weinig minder tellende autoriteit, Newmans konfrater in Oratorium en H. Kollege, kardinaal Capecelatro juist op grond van San Filippo's hooge vereering voor den Frate, zijn inzicht steunde, dat hij nooit ongehoorzaam is geweest. Tot deze overtuiging was de kardinaal, die eerst andersom gemeend had, al gekomen in de derde uitgave van zijn Leven van Sint Filip Neri. De Irish Rosary, die dit in een polemiek met The Tablet naar voren bracht, drukte er het vermoeden bij uit, dat Newman, als hij nog geleefd had, hierin gaarne zijn gepurperden konfrater zou zijn bijgevallen. Luisteren we nu even naar Capecelatro: | |
[pagina 262]
| |
Als alle twijfels over den Ferrarees, dien grooten en ijvervollen zedenhervormer, zich bij zijn eeuwfeest zullen oplossen, geloof ik, dat het gebeente van mijn lieven San Filippo van nieuwe vreugde zal juichen in zijn graf. Slechts op 'n eeuw afstand van Savonarola levend, heeft hij ongetwijfeld moeten weten, dat die Groote den Paus nooit ongehoorzaam is geweest (dovette certament conoscere che quel Grande non aveva mai disobbedito al Pontefice). Want hoe zou hij, die zóó heilig en verknocht aan 't Pausdom was, zónder die overtuiging Savonarola hebben kunnen vereeren en zijn beeltenis, door hem met 'n aureool omkranst, zóó liefhebben? Ook moet San Filippo wel diep ervan doordrongen zijn geweest, dat de kokende, vrijmoedige, verschrikkelijke en bittere woorden, die soms onder 't preeken den welsprekenden zoon van Sint Dominicus van de lippen kwamen, geen ondoordachte uitvallen van hartstocht waren, maar edele ontladingen van ijver voor Christus en zijn KerkGa naar voetnoot1). Het laat zich hooren, dat zulke stemmen den moed der moderne Piagnoni en Frateschi hebben verlevendigd, om hun held ook van deze laatste smet - zijn ongehoorzaamheid -schoon te wasschen. Behalve den modernist Schnitzer en den modernistenbestrijder Commer werkten daar de Dominikanen Bayonne, Lottini, Ferretti, Berthier en Hurtaud voor, en waarom zouden we met den vooral door Commer en Luotto verpletterden Pastor, die zijn eenzijdige voorstelling van Savonarola bij voorbaat als de definitieve proklameerde, moeten meenen, dat al die edele en scherpzinnige pogingen tot dorheid gedoemd zijn? Het is tastbaar, dat de meeste der aprioristische vonnissen over den Frate, die stellig vaak den schijn tegen zich heeft, stuk voor stuk zijn herzien. Pastor's eigen magistraal werk over de Pausen heeft daarvoor de grondslagen gelegd. Want hoe onbevangener we de wraakroepende tijden van Alexander's Rome en Savonarpla's Florence onder de oogen durven zien, des te makkelijker zal 't vallen de posities van den Paus en den pater te begrijpen en een oordeel te vellen, dat niet op de konstellatie van onze ordelijke, maar op die van hun hopeloos-verwarde toestanden gegrond is. De ver- | |
[pagina 263]
| |
dedigers van Savonarola hebben dit in hun nadeel, dat ze meer kwaad van de kerkelijke dignitarissen uit zijn dagen zeggen moeten dan hun roomsche harten lief is. En toch blijft een moedige en volle bekentenis van wat toen in zoo hooge mate ergerlijk was de eenige weg om den Frate, die in zijn leven en leer gelijk had, het recht te geven dat hem toekomt. De geschiedvorsching, de kunst, de publieke meening blijven voortgaan, zich voor den geweldigen Prior van San Marco te interesseeren en het lijkt wel, of ze niet willen rusten vóór het laatste woord over hem is gesproken door het Gezag, dat ook de zalige Jeanne d'Arc in eer herstelde. De literatuur over hem in 'n tiental Europeesche talen is tot in het onoverzienlijke toegenomen. Levensbeschrijvingen, studiën, drama's, romans, beelden en schilderijen, waarvan de verbrande Savonarola de hooge held is, missen nooit kans op de innigste belangstelling. Hij is een der weinige historische figuren, die in 't bewustzijn van 't volk nog leeft, niet alleen in Italië, maar ook ver daarbuiten. Zijn politiek beleid is van Macchiavelli tot Galletti toe, bij alle veroordeelende stemmen, bewonderd; aan zijn ijver voor de kunst is tegen den Lutheraan Rudelbach door een vierschaar van de meest bevoegden recht gedaan; op zijn sociologische inzichten voor armenzorg en barmhartigheid voor gevangenen is de aandacht gevestigd; zijn bevordering van de studie der Schriftuur, Kerkvaders, Oostersche talen en Apologie stemt iedereen dankbaar; hij heeft de kanselwelsprekendheid opgeheven uit haar diep heidensch verval; hij heeft de volksliederen van Florence van hun platheid gezuiverd; de asketische literatuur met de gezondste traktaten over levenseenvoud, gebed, veelvuldige Kommunie en kloostergeloften verrijkt; hij was een dichter van beteekenis, een redenaar van ongehoorden roem, een zieleleider, die alleen de zorg voor heel Florence droeg; hij was een ziener van danteske diepte en 'n vizioenair met de kracht van Michelangelo; hij was een profeet, een held en een heilige. Want in zoovéél opzichten wij zijn leiding mogen huldigen: zijn innig priesterlijk en kloosterlijk leven, dat geen dag rust | |
[pagina 264]
| |
heeft gekend, maar een durende wisseling was van bidden, boetedoen, preeken en zielzorgen, geeft hem recht op den lof van de hoogstgeplaatsten, waarbij alle waardeering van zijn andere kwaliteiten verbleeken mag. Met volle eerbiediging van paus Urbaans dekreet, durven we hem heilig noemen met heiligen: cum sancto sanctus, want al zou de uitkomst van 't welwillendste onderzoek moeten blijven, dat hij met z'n verzet tegen Alexander VI inderdaad gezondigd heeft (een hachelijke vraag ondertusschen!), dat zou zijn eindheiligheid allerminst hoeven te vernietigen. Petrus verloochende Christus, Cyprianus weerstond paus Stephanus en niettemin weten we allebei hoog in den Hemel. Si quid peccavit, falce martyrii purgatum est, getuigde Sint Augustinus van den heftigen Afrikaanschen bisschop en waar Mgr. Pio del Corona O.P. met Kardinaal Parocchi deze woorden op Savonarola toepast, mogen wij gerust hetzelfde doenGa naar voetnoot1). Welsprekend bovendien, want veelzeggend was de rede, die de Kardinaal-aartsbisschop van Florence Agostino Bausa O.P., jarenlang Commissarius van het H. Officie, in 1898 hield voor zijn geestelijkheid over den noodzakelijken terugkeer tot Christus naar 't levensprogram van Savonarola. Hij stelde den Frate als voorbeeld van z'n sekuliere en reguliere priesters en zei: O vreesachtigen, die misschien het hoofd hebt geschud, toen ik mijn clerus opriep om Savonarola na te volgen, matigt uw angsten! Als de Frate van San Marco in onze eeuw had geleefd, zonder beletsel voor zijn vurige verlangens om het christelijk leven te herstellen, zou hij rustiger in zijn taal geweest zijn. In plaats van gebrek aan ijver te gispen in den hooggeplaatste, zou hij, geknield voor den Paus, zijn zegen hebben gevraagd en hij zou de aangewezen man geweest zijn, om het streven van Leo XIII te helpen. Met zijn wonderbare werkkracht zou hij de verordeningen van den Opperpriester hebben uitgevoerd en vrijmoedig de rechten ervan verdedigd. Hij vinde dus in mijn geestelijkheid zijn leerlingen en over hen dale zijn verdubbelde geest, zooals Eliseus van Elias vroegGa naar voetnoot2). | |
[pagina 265]
| |
Een man, over wien een Kerkvorst zóó durft spreken, moet de middelmaat der deugd ver te boven gaan; hij moet zonder aarzeling gerekend worden tot de beste zonen der katholieke Kerk. Wat blijft er dus over van den ‘voorlooper’ van Luther en den ‘heraut’ der antipaapsche Reformatie? Als er één recht geldt, waarom Savonarola nog langer bij 't monument van Worms mag blijven zitten en telkens in de wachtkamer van 'n Lutherleven onder de ‘beroemde voorvaderen’ verschijnt, dan een goddelijk recht, dat den roomsch-geloovigen monnik daar handhaaft, om te protesteeren tegen den afvallige, dien hij gedwongen werd te huldigen. De Protestanten, die in alles om 't uiterlijk van 't innerlijk, om de accidenten van 't wezen zijn afgeweken, lieten zich ook hier verleiden door den schijn, zooals ze zich door den schijn lieten verleiden, om niet alleen den Paus-bestraffer Savonarola, maar ook den dito Sint Bernard met Luther te vergelijken. De onwettigheid van deze nieuwe annexatie is door Vacandard doeltreffend bewezen in een parallel, die, van woord tot woord op Savonarola's verhouding tot Luther mag worden toegepast: Les sentiments et le langage, en apparence si semblables, des deux réformateurs sont profondément différents. Bernard aime et honore la papauté, même lorsqu'il en flétrit les erreurs et les faiblesses. Luther l'enveloppe, au contraire, dans la haine qu'il porte aux vices de la curie, et ne craint pas de la honnir sous le nom de papisme. Bernard a toujours considéré l'Eglise romaine comme la mère de toutes les Eglises; Luther estime et proclame qu'ayant trahi sa mission, elle a perdu ses titres à la primauté. Bernard, si vif dans l'expression, garde toujours en ses écrits le respect de l'autorité papale; Luther, dans ses propos, perd toute mesure. Ainsi l'un n'est que rude, l'autre est insolent; le premier châtie, le second outrage. Ce sont là des divergences de vues et des différences de procédés très caractéristiques. Les pontifes romains l'ont bien sentiGa naar voetnoot1). Luther weerstond het goddelijk Pausdom, ziehier de korte | |
[pagina 266]
| |
formuleering, maar Savonarola den menschelijken Paus, zooals Sint Bernard, Caterina van Sienna en Birgitta, ja Paulus had gedaan, die immers Petrus ‘in zijn aangezicht weerstond’ en er zich op beriep als op een goede daad. Na deze inleiding, die de lucht misschien wat zuiveren moest, zal een bondige levensbeschrijving van den Frate het klaarblijkelijk verschil tusschen hem en Luther demonstreeren.
B.H. Molkenboer O.P. |
|