| |
| |
| |
Vraagstukken der economische bedrijfsorganisatie
II - De Ontwikkeling der Economische Bedrijfsorganisatie hier te lande
(Vervolg)
IN den aanhef van dit hoofdstuk heb ik gesproken van de eerste componenten voor economische bedrijfsorganisatie: de vakvereenigingen, die tot voor enkele jaren zoo goed als geheel ontbraken. Zoover als dit hoofdstuk nu gevorderd is, heb ik getracht te doen zien, hoe die componenten te voorschijn werden geroepen, en wat er moest worden overwonnen eer het zoover kwam. Maar daarmee is nog niet anders gedaan dan een beschrijving leveren, van wat ik reeds terloops genoemd heb, het uitwendige der economische bedrijfsorganisatie. Thans ga ik over tot de beschrijving van het inwendige, van wat binnen de muren van het gebouw te vinden is.
Uit het voorafgaande is al reeds naar voren gekomen, dat de economische bedrijfsorganisatie twee onderscheiden typen vertoont. Het eene type in de industrie, het andere in den handel. Bij de industrie - ik reken ook hierbij o.a. de transportnijverheid - kan eerst van economische organisatie van een bedrijf worden gesproken, indien de vakvereenigingen van de ondernemers-kapitalisten en van de arbeiders de groepen ondernemers-kapitalisten en arbeiders volkomen of zoo goed als volkomen beheerschen, terwijl een moderne collectieve arbeidsovereenkomst, dus een met verplicht lidmaatschap, de vakvereenigingen van werkgevers en werknemers verbindt. In den handel is bij eenigen tak de economische organisatie reeds bereikt, indien de handelaren een vakvereeniging kennen, die zoo goed als allen, die in dien tak werkzaam zijn, omvat. Er zijn zeer zeker collectieve arbeidscontracten gesloten en nog veel meer mogelijk tusschen de handelaren en de vereenigingen van hun knechts en bedienden, maar - en dit pleit weer voor mijn stelling, dat een collectieve arbeidsovereenkomst op zichzelf volstrekt niet bewijst het
| |
| |
bestaan van economische bedrijfsorganisatie! - deze contracten zijn in afzienbaren tijd niet in dienst van het doeleinde, dat ook zooveel handelaren nastreven. Het zal nog heel lang duren - en hier speelt het onderscheid tusschen ‘skilled’ en ‘unskilled labour’ ook een groote rol! - eer de handelaren een beroep doen op hun arbeiders om hun te brengen de voordeelen der economische bedrijfsorganisatie. Handelarenvereenigingen zullen wel meestal aangewezen blijven op vereenigingen van industriëelen, willen zij het bekende doel bereiken.
Het type, dat zich in de industrie vertoont, is ongetwijfeld het meest belangrijke. Het materiaal, waarover dit type beschikt, zal hier dan ook dienst doen, met de noodige beperking; want het gaat niet aan, binnen het gekozen bestek alles te ontvouwen, waarover b.v. de archieven van den Nederlandschen Bond van Boekdrukkerijen, en (in de laatste jaren) de archieven van de arbeidersbonden in de Typografie beschikken. En bovendien: al zal voor de vele jonge economisten, die in de naaste toekomst geroepen zullen worden, hun wetenschappelijke en daadwerkelijke medewerking te verleenen aan het leiden op den weg der economische organisatie van zoovele onzer nationale bedrijven, van groote waarde zijn het boek, dat de worsteling dezer vereenigingen, haar eerst-gebrekkige, later voortdurend verbeterde wetgeving, en de handhaving van die wetgeving beschrijft, ontleedt, verklaart en vanaf de dan bereikte hoogte aan doelmatigheids-kritiek onderwerpt, - dat alles zou voor den algemeen-belangstellende te veel zijn! Hij zou de minutieuse behandeling niet kunnen waardeeren, die misschien ook belang zal hebben voor den vakvereenigingsleider aan beide kanten, die voor eigen bedrijf de economische organisatie nastreeft. Ik moet mij dus bepalen tot een greep uit het meest karakteristieke, dat in het inwendige der economische organisatie van de industrie te vinden is.
Twee opmerkingen mogen echter voorafgaan. Vooreerst deze: De werkelijkheid is niet zóó geweest, dat beide par- | |
| |
tijen: patroons en arbeiders, in het besef van haar onmacht tot het scheppen van volstrekt waardevolle bedrijfsregelingen, zoolang de vakvereeniging niet op volle kracht was, met het maken van die regelingen hebben gewacht tot de volle kracht was bereikt. Geenszins! Beide strevingen: naar volkrachtige vakvereeniging en naar waardevolle bedrijfsregelingen, zijn naast elkander voortgegaan. Maakte het eene streven een sprong, het andere sprong ook, en weer verder. En het vooruitgaan van het een was niet onafhankelijk van het vooruitgaan van het ander. Werd de vakvereeniging weer sterker, dan lag het voor de hand, dat weer naar een krachtiger bedrijfsregeling werd gegrepen; had men het resultaat van die krachtige bedrijfsregeling ondervonden, dan was er weer de aandrift om aan de vakvereenigingen grooter kracht te verleenen. Treffend is het voorbeeld zelfs omtrent de bepaling van ‘verplicht lidmaatschap’ in het boekdrukkersbedrijf, in verband met de prijsregelingen in dat bedrijf geldende. Men kende bij de patroons tamelijk sobere bedrijfsregelingen, toen men in het collectief contract (1914-1916) de bepaling vastlegde: dat de werkgever slechts georganiseerde arbeiders in dienst mocht nemen, de georganiseerde arbeider slechts in dienst mocht gaan bij den georganiseerden patroon. Maar toen men, daarmee al beduidend sterker geworden, zag, dat men nu veel meer houvast kreeg aan de bindende besluiten, die men voor prijsbescherming nam, werd het verlangen onbedwingbaar om in het nieuwe collectief contract (1917-1919) te bepalen, dat de georganiseerde patroon geen ander personeel in dienst mocht hebben dan leden van de contracteerende arbeidersvereenigingen, en deze laatsten den dienst moesten verlaten bij ongeorganiseerde patroons.
Al worden dus, eenvoudigheidshalve, in het vervolg van dit hoofdstuk de bedrijfsregelingen, en wat daaraan vastzit, zelfstandig behandeld, niet mag worden vergeten, dat zij in de ontwikkeling der economische bedrijfsorganisatie evenmin zelfstandig staan, als de groei van de vakvereenigingen, binnen welke zij gelden.
| |
| |
En nu nog een andere opmerking. Wil men een goed inzicht krijgen in de beteekenis van de bedrijfsregelingen en haar handhaving bij de economisch georganiseerde bedrijven, dan dient men zich toch ook een goede voorstelling te maken van de plaats, die deze bedrijven thans reeds in onze nationale rechtsorde innemen.
Men kent de eerste vraag, welke dit jaar op den tweeden dag van de vergadering van de Nederlandsche Juristenvereeniging werd behandeld: ‘kan het gewenscht zijn andere, dan bij de grondwet bekende publiekrechtelijke lichamen in te stellen met wetgevend en uitvoerend gezag omkleed?’ Deze vraag, en de wijze waarop zij in de praeadviezen van de heeren Fokker en Frijda werd behandeld, benevens de wijze, waarop zij volgens de beste kranten-verslagen - want een officiëel verslag staat thans nog niet ter beschikking -bediscussiëerd werd op de vergadering, geven reden genoeg tot bezorgdheid. Wonderlijk genoeg schijnt men nog bijna algemeen in den kring der juristen op het standpunt te staan, dat op zekeren dag door den wetgever publiekrechtelijke lichamen worden ingesteld, terwijl, wat althans betreft de economische bedrijfsorganisatie - die overigens ternauwernood werd aangeraakt! - de publiekrechtelijke lichamen er reeds zijn, en het dus voor den wetgever slechts de vraag is, welke regelingen hij zal treffen, teneinde de verhouding van die reeds bestaande publiekrechtelijke lichamen tot den Staat en andere publiekrechtelijke lichamen te regelen. De geheele behandeling van het vraagstuk is doorgegaan op de m.i. onvolledig gestelde vraag. Algemeen schijnt weer te zijn vastgehouden aan de leer van rechtsvorming alleen door de wet, terwijl op het gebied der economische bedrijfsorganisatie in zeer aanzienlijke mate publiek recht is gevormd geheel buiten de wet om.
De lezer van deze artikelen moet niet in dezelfde opvatting vervallen. Men bedenke goed, dat, waar ik op het oogenblik mij nog slechts bezighoud met de beschrijving van de economische organisatie, ik nog volstrekt niet raak aan de
| |
| |
vraag, die ik mij heb voorgesteld in het vierde hoofdstuk te behandelen, of, en in hoever de wetgever zich de economische bedrijfsorganisatie zal moeten aantrekken, gezien de andere doeleinden, die hij nastreeft. Het is er maar om te doen, dat, wil de lezer omtrent hetgeen hier volgen gaat over bedrijfsregelingen en handhaving van bedrijfsregelingen een goede voorstelling verkrijgen, hij zich het economisch georganiseerd bedrijf moet voorstellen als een publiekrechtelijk lichaam, evengoed als de gemeente of het waterschap. Zou hij met de leden der Juristenvereeniging, althans met de praeadviseurs en de heeren, die aan de discussies deelnamen, niet anders zien dan privaat-rechtelijke overeenkomsten met haar economische en haar rechtsgevolgen, dan zou hij niet anders krijgen dan een zeer verwrongen beeld van de werkelijkheid. Als men toch waarneemt uit hetgeen thans volgt, dat binnen den kring der economische bedrijfsorganisatie geheel autonoom burgerlijk recht wordt gevormd op het gebied der arbeidszaken en strafrecht bij de invoering der prijsregelingen; dat een zeer groot aantal rechtscolleges is ingesteld voor prijszaken en arbeidszaken, waarbij de officiëele rechterlijke macht zelfs geheel is buitengesloten; dat executie van de uitspraken en de opgelegde straffen ten allen tijde mogelijk is, en dat uitgestooten worden uit den kring der economische organisatie beteekent, voor den werkgever: ondergang van zijn zaak, voor den werknemer: broodeloosheid, althans in het vak, dat hij zich eigen maakte, - hoe zou men dan tot een andere voorstelling kunnen komen dan van reeds bestaande publiekrechtelijke lichamen? Men begrijpt dan ook zoo goed, dat het er ten aanzien van dit publiekrechtelijk karakter zoo bitter weinig toe doet, wanneer en op welke wijze de Staatswetgever optreedt.
Desnoods, ofschoon dit ondenkbaar is, met een stel van reactionnaire bepalingen, die aan het gevormde publiek recht een einde maken! Het publiek recht met de economische bedrijfsorganisatie en door díe organisatie gevormd is er, en met die werkelijkheid hebben wij rekening te houden.
| |
| |
Wij komen dus nu tot de bestaande bedrijfsregelingen en wat daaraan vastzit, bij bepaalde economische bedrijfsorganisaties. Veel is nog in wording! Wie regelmatig maar een goed bijgehouden dagblad leest, ziet voortdurend pogingen in het werk gesteld tot de vorming van collectieve arbeidsovereenkomsten in den modernen zin. Reeds eerder noemde ik een aantal organisatiën, die dezen weg zijn ingeslagen. Maar juist omdat zooveel nog slechts in wording is, in het stadium, waarin het boekdrukkersbedrijf onder het vorig collectief contract verkeerde, zal het wel het beste zijn de beschrijving te ontleenen aan de economische organisatie van dat bedrijf, dat thans het verst gevorderd is, en welks bedrijfsregelingen reeds tot model dienen bij zooveel andere vakvereenigingen.
Bij het beschouwen van de bedrijfsregelingen in de Typografie zou ik als volgt willen onderscheiden:
1e De arbeidsregelingen en haar handhaving. 2e De minimumprijstarieven en het periodiekenbesluit. 3e De rechtspleging bij de patroonsbonden. 4e De overeenkomst tusschen de patroonsbonden en de arbeidersbonden voor de handhaving van prijstarieven en periodiekenbesluit. 5e De overeenkomsten tusschen de patroonsbonden en de leveranciersbonden tot handhaving van de prijsregelingen. 6e De samenwerking van de patroonsbonden met de leveranciers- en arbeidersbonden tegenover het ongeorganiseerd bedrijf, en voor de ontwikkeling van het bedrijf op gezond-economischen grondslag.
| |
De Arbeidsregelingen en haar Handhaving
De concrete cijfers van loonen en arbeidstijden, ook de minimumproductie van een bepaalde groep arbeiders voor bepaald loon vereischt, doen er hier m.i. weinig toe. Als ik in het volgend hoofdstuk de economische vraagstukken bespreek, zal het goed van pas zijn volle aandacht te wijden aan het merkwaardig gezichtspunt, waaronder deze drie vraagstukken door de economische bedrijfsorganisatie komen te
| |
| |
vallen. Genoeg zij, dat bij den ruil, dien de arbeiders deden, waarbij zij aanboden: rustige bedrijfsontwikkeling voor den werkgever en medewerking aan de handhaving van zijn prijstarieven, zij een zeer aanzienlijk loonbedrag ontvingen, waardoor vooral in de kleinere steden en op het platteland de loonen der typografen aan de spits kwamen van de loonen daar in het algemeen genoten, en dat dit loonbedrag zóó hoog was gesteld, als voor den doorsneepatroon bij welslagen van zijn prijstarieven, met medewerking van arbeiders en leveranciers, maar eenigszins dragelijk was.
Veel meer belangstelling verdienen de rechtsgoederen, die de arbeider in ruil voor zijn medewerking ontving, en die bij de typografen zoo hooge waardeering hebben gevonden. Ik bedoel hier: het recht op arbeid in de werkplaats van zijn dagelijksche werkzaamheid, het recht om niet anders te worden ontslagen dan met een geldige reden, het recht om alle geschillen te onderwerpen aan rechtscolleges, waarbij evenveel vertegenwoordigers van arbeiders als vertegenwoordigers van patroons als rechters betrokken zijn.
Op deze rechtsgoederen vestig ik zoo in het bijzonder de aandacht, omdat, naar ik meen, in tegenstelling met de economische goederen, daarmee meteen het hoogst bereikbare voor den arbeider in de verhouding arbeidscontract is verworven. Het is voor mij niet denkbaar, dat de arbeider -en het werd dan ook reeds door hun meest vooruitstrevenden voorman grif toegegeven - zoolang hij in dienst van een patroon arbeidt, beter rechtspositie kan bereiken. Al wat hier meer zou worden gegeven, zou beteekenen omzetting van recht in onrecht, ten nadeele van den werkgever.
Stellig beteekenen deze rechtsgoederen een belangrijk offer aan de zijde der werkgevers, indien men als een hoog goed voor hem beschouwt, de vrijheid om te ontslaan naar welgevallen, om te ontslaan volgens de bepalingen van de zoo weinig sociale wet op het arbeidscontract, en indien men ook als een hoog goed van den werkgever erkent, dat hij in elk geschil met zijn werknemer beslist. Maar vóór men de zaak
| |
| |
zoo ziet, vergete men niet, dat het nog maar weinig patroons waren, die deze goederen onbetwist in hun bezit hadden. Ongemotiveerd ontslag beteekende, voor er sprake was van een collectief contract, dat het bovenstaande regelde, in centra van krachtige arbeidersbeweging staking van het personeel. En de rechter, die uitspraak deed in gevallen van geschil met den werkgever, was in veel gevallen niet de werkgever maar het stakingscomité. Toen schrijver dezes einde 1916 rapporteur was voor de patroonsbonden over het collectief contract, dat thans geldt, heeft het hem maar zeer weinig moeite gekost bij de groote meerderheid der patroons, om deze rechtsgoederen voor de arbeiders in het collectief contract te zien vastgelegd. Die vastlegging werd zoo goed als algemeen beschouwd als het stellen van een rechtsverhouding in de plaats van de vroegere anarchie, waarbij het voordeel evenzeer aan den kant van den patroon kwam als aan den kant van den werkman. Enkele despotische patroons voelden zich beperkt, maar eenige revolutionnaire arbeidersgroepen in onze groote steden niet minder. Wie, hetzij uit eigen beweging, hetzij wel gedwongen door de economische macht van de arbeidersorganisatie, reeds lang in toepassing bracht, wat thans in het collectief contract met betrekking tot de rechtspositie van den arbeider werd neergelegd, voelde, dat niets in zijn nadeel was veranderd.
Even moet ik nog stilstaan bij de merkwaardige samenstelling van de rechtspraakcommissiën in arbeidszaken. Men weet het reeds uit het artikel in De Economist van Prof. van Blom, en men heeft het ook in verschillende dagbladen kunnen lezen, dat in de periode 1914-1916 de samenstelling van deze rechtscolleges uit gelijke getallen arbeiders en patroons geen moeilijkheid van beteekenis heeft opgeleverd. Bij moeilijkheden in de commissiën in een der zes en dertig districten, waarin het land bij het boekdrukkersbedrijf is verdeeld, kwam het geschil bij de centrale commissie. Welnu, deze commissie nam in de periode 1914-1916 425 beslissingen, waarvan 422 tot stand kwamen, zonder dat er zelfs
| |
| |
werd gestemd. In de negen maanden van het nieuwe contract is het niet anders gegaan. Hoe dit feit te verklaren is? Men bedenke, dat in het hoogste rechtscollege zitting hebben de leiders aan beide kanten, die zich, gelijk wel vanzelf spreekt, van hun hooge verantwoordelijkheid volkomen bewust zijn. Juist de samenstelling, zooals die plaats vond, legt de verantwoordelijkheid voor elke beslissing op beide partijen, en niet op een buitenstaande, zooals dat zeer verkeerdelijk bij veel collectieve contracten het geval is. Dan mag ook niet worden vergeten, dat men te doen heeft bij deze rechters met menschen van een normaal rechtsgevoel, die daarenboven bij geen enkele beslissing een rechtstreeksch eigenbelang hebben. Het laat den leider van een nationalen patroonsof arbeidersbond, die in de centrale commissie zitting heeft, volkomen koud, of de arbeider te Groningen of de patroon te Middelburg gelijk krijgt, mits de bepalingen van het contract, waarop men recht spreekt, volkomen géhandhaafd blijven. De zittingen zijn geheim, zoodat er geen gevaar is voor bederf van de moraliteit door een tribune. En de geheimhouding is reglementair zelfs zóóver doorgevoerd, dat geen enkel lid der centrale commissie of districtscommissie ter verantwoording kan worden geroepen over een gevallen beslissing; hij mag over de discussies en het stemmen in de vergaderingen niet spreken. Loopt het dus al eens een enkelen keer spaak in een districtscommissie - wat wel eens is voorgekomen in de periode 1914-1916 - de centrale commissie blijft de veiligheidsklep, en haar houding laat niet na van grooten paedagogischen invloed te zijn op de districtscommissiën.
De vraag, hoe recht wordt gesproken, wil ik in dit hoofdstuk niet aanroeren. Dat behoort bij de behandeling van de rechtsvraagstukken der economische bedrijfsorganisatie, in het vierde hoofdstuk alzoo. Daar zal men zien, dat hier een gebied is, dat stellig door den Staatswetgever moet worden betreden, hoe weinig daaromtrent zelfs nog in de Juristenvereeniging wordt vermoed.
| |
| |
Even stip ik aan, dat elk der zes en dertig districten een districtscommissie kent voor de handhaving van het collectief contract, samengesteld uit drie of vier patroons en drie of vier arbeiders. Verder is er dan de centrale commissie, samengesteld uit vijf patroons en vijf arbeiders. De leden der contracteerende partijen hebben geen recht van hooger beroep van de beslissing der districtscommissie, Hooger beroep geschiedt slechts door de helft van de leden der districtscommissie, terwijl de centrale commissie in eerste instantie beslist, zoo de districtscommissie zich incompetent verklaart. De practijk maakt een andere regeling dan: hooger beroep door de helft van de leden der districtscommissie onmogelijk. De centrale commissie, die nog veel ander werk heeft te doen, is toch reeds met werk overstelpt. Vermeerdering van rechtscolleges als de centrale commissie, b.v. door het splitsen van deze commissie in kamers, zou niet anders doen dan de kwaliteit der rechtspleging ernstig verminderen. Men heeft immers rekening te houden met het aantal beschikbare geschikte personen en met den beschikbaren tijd. Maar bovendien is de wenschelijkheid van hooger beroep door de individuëele leden nooit ernstig gebleken! En zeer zeker is de vraag op haar plaats, of onze wetboeken van strafvordering en burgerlijke rechtsvordering uit deze regeling niet iets zouden kunnen leeren. Men bedenke, dat het lagere rechtscollege zijn verantwoordelijkheid door de thans geldende regeling op zeer aanzienlijke wijze ziet verhoogd!
De centrale commissie zorgt ook voor de executie van de uitspraken in arbeidsaangelegenheden. Men is zich te zeer bewust van de groote macht dezer commissie, dan dat men het anders dan in hoogst enkele gevallen laat aankomen op de staking, die deze commissie kan proclameeren, indien een werkgever een gevallen uitspraak niet opvolgt, terwijl de arbeider weet, dat hem het ontslag met alle gevolgen daaraan verbonden dreigt, zoo hij de uitspraak niet eerbiedigt. In uiterste gevallen, waartoe het natuurlijk nimmer komt, dreigt het royement! Dit royement zou, indien er
| |
| |
ooit sprake van moest zijn, niet door de centrale commissie kunnen worden uitgesproken, maar op verzoek van de centrale commissie door de hoofdbesturen der contracteerende vereenigingen, die echter op straffe van verbreking der overeenkomst, dat verzoek zullen moeten opvolgen.
| |
De Minimumtarieven en het Periodiekenbesluit
Waar het bij de economische bedrijfsorganisatie vooral op aan komt, is: aan de gezamenlijke ondernemingen in het bedrijf een zoodanigen prijs voor haar product te verschaffen, dat behalve de ondernemers-kapitalisten, de arbeiders- en verder de leveranciersgroepen in dien prijs een zoo goed mogelijken prijs voor de factoren arbeid en grondstoffen erlangen.
De behandeling der theoretisch-economische vragen, die in deze politiek, de kern-politiek der economische bedrijfsorganisatie, verscholen liggen, wordt weer tot later verschoven. Hier komt het er slechts op aan deze politiek naar voren te brengen, als de groote drijfkracht voor zoo groote machtsontplooiïng van de gezamenlijke vakvereenigingen, eerst die welke onmiddellijk bij de economische organisatie der industrie betrokken zijn, die van de patroons en van de arbeiders, verder die van de patroons en de leveranciers. En vervolgens is het zaak, de toepassing van die politiek bij het boekdrukkersbedrijf te belichten.
Drie prijsregelingen zijn bij de boekdrukkerspatroonsvereenigingen tenslotte door de economische bedrijfsorganisatie mogelijk geworden. Het zijn een minimumtarief voor handelsdrukwerk, een minimumtarief voor boek- en krantwerk, eindelijk een periodiekenbesluit
Met de techniek van de beide minimumtarieven zal ik mijn lezers niet vermoeien. Slechts twee punten wil ik er uit naar voren brengen: vooreerst, dat zij grootendeels gebaseerd zijn op de loonen der arbeiders, terwijl het papier door den drukker ten minste voor de marktwaarde verhoogd met een bepaald percentage moet worden geleverd; vervolgens,
| |
| |
dat het slechts tarieven zijn, opgemaakt naar de schatting van ervaren commissies, al heeft de ervaring van de boekdrukkers, die er een zuiver kostprijsberekeningssysteem op na houden, afdoende aangetoond, dat de schatting een zeer zuivere is geweest.
Bij zoo gewichtig vraagstuk mag ik echter niet nalaten er op te wijzen, dat er een groote beweging gaande is in de boekdrukkersorganisatie voor een algemeene doorvoering van een zuiver kostprijsberekeningssysteem, en dat het Eerste Drukkersprijscongres, op 3 en 4 Juli jl. te Amsterdam gehouden, in hoofdzaak aan de uiteenzetting van zulk een systeem was gewijd. Ongetwijfeld is het van het hoogste belang, dat elke boekdrukker - zoo goed als elke andere producent, - nauwkeurig weet, wat het product hem kost; en teneinde dit te weten, is van het hoogste gewicht, dat hij over een zoo zuiver mogelijk systeem van kostprijs-berekening beschikt. Worden dan de minimumprijzen op de uitkomsten van dit systeem gebaseerd - ik laat nu daar de zoo ingewikkelde strijdvraag, of er na doorvoering van een kostprijsberekeningssysteem nog ruimte is voor algemeene minimum-prijstarieven, dan wel, of de kostende prijs van elk bedrijf de basis der prijzen zal zijn - dan is men van de handhaving van die prijzen veel meer verzekerd, dan bij de tarieven, die op schatting berusten, omdat de verleiding veel minder groot is tot prijsontduiking. Wie weet, dat het product hem één gulden kost, verkoopt het niet voor negentig cent; maar wie één gulden en tien cent moet rekenen zonder te weten, dat het hem één gulden kost, komt bij scherpe concurrentie zoo licht in de verleiding zich zelf te bedriegen en de prijstarieven te overtreden.
Dit wat betreft de minimumprijstarieven en het kostprijsberekeningssysteem. Een beschouwing, die stellig bij de beschrijving van de economische organisatie van bijna elk bedrijf zal moeten worden gegeven. Dat bij dit onderdeel voor de accountants een groote rol is weggelegd, zoo goed als bij de geheele economische organisatie voor wetenschappelijk onderlegde economisten, is op het eerste gezicht duidelijk.
| |
| |
Binnen korten tijd zal de economische bedrijfsorganisatie evenmin haar vaste accountants als haar vaste economisten kunnen ontberen.
Nu nog een en ander over die derde prijsregeling: het periodiekenbesluit. Bijna elke onderneming in het boekdrukkersbedrijf beschikt over een zekere hoeveelheid vast werk: kranten, tijdschriften en dergelijke. Een plotseling verdwijnen van dit vaste werk op een drukkerij kan voor ondernemer, kapitalist, arbeider en leverancier de grootste verlegenheid meebrengen. Het was dus zaak aan zulk werk een zekere bescherming te verleenen, een bescherming, die gevonden werd in een bescherming van den prijs tot op zekere hoogte. Elk drukker is nu, na de vervulling van zekere formaliteiten, verplicht om, zoo hij prijsopgave voor een periodiek wil doen, zich met den tegenwoordigen drukker in verbinding te stellen, en moet dan een prijs opgeven een zeker bedrag hooger dan de laatst opgegeven prijs van den tegenwoordigen drukker. Maar met een voorbehoud! Komt de prijs van den tegenwoordigen drukker hem te hoog voor, dan heeft hij beroep op een der periodiekencommissiën, die, gezien de aard van het werk, den prijs bepaalt, waarvoor het werk door beide partijen mag worden geleverd. De cliënt is van zulk een regeling niet de dupe! Scherp toeziende concurrenten maken uit, wat de prijs behoort te zijn; en al moet de cliënt misschien veel meer betalen, omdat hij tot dusver veel te weinig betaalde, voor werk van minimum-eischen betaalt hij niet boven het minimumtarief, en er is geen enkele reden om in eenig geval van onpartijdig-beslissenden, die over de belangen van twee partijen gaan, een onbillijke prijsbepaling te verwachten.
Geen regeling wordt in de boekdrukkersorganisatie misschien hooger gewaardeerd dan de hier zoo in het kort geschetste periodiekenbescherming. De arbeiders steunen haar, niet alleen omdat zij belang hebben bij elke prijsbescherming, maar omdat het hun niet onverschillig is, of vast werk uit Leeuwarden om een wissewasje naar Vlissingen verhuist,
| |
| |
waardoor in Leeuwarden vier gezellen zonder werk komen, die zoo maar niet naar Vlissingen kunnen gaan. De leveranciers steunen haar, behalve dan om hun algemeen belang bij prijshandhaving in het drukkersbedrijf, omdat de economische stabiliteit van hun cliënten voor hen van groote waarde is. Dat de boekdrukkerspatroon zelf zich tenslotte gaarne beveiligd ziet, zonder de kans te hebben het publiek ook maar eenigszins dupe te maken, spreekt vanzelf.
| |
De Rechtspleging bij de Patroonsbonden
Loonen en arbeidsvoorwaarden - arbeidsrechtspraak; prijstarieven en periodiekenbescherming - prijsrechtspraak. Hier worde bespaard een uitgebreide uiteenzetting van de tamelijkingewikkelde ‘kwestie van het forum’; alleen in groote trekken worde zij gegeven.
Klachten wegens overtreding van het tarief voor handelsdrukwerk worden behandeld door de contrôlecommissie - van drie of vijf patroons - in het district, waar de beklaagde firma woont. In de kleinere onder de zes en dertig districten is het districtsbestuur de contrôlecommissie; in de grootere districten heeft men een speciale commissie. (Amsterdam, Den Haag, enz.)
Klachten wegens overtreding van het periodiekenbesluit worden behandeld, indien klager en beklaagde in hetzelfde district wonen, voor de districtsperiodiekencommissie, indien zij in verschillende districten wonen, voor de centrale periodiekencommissie, die in twee afdeelingen is gesplitst, elk van vijf personen; elke afdeeling vergadert eenmaal per maand.
Geen van al deze commissiën legt straf op. Zij maken een rapport met voorstel tot straf, en zenden dit in bij den vertrouwensman van de organisatie, die als secretarís der beide rechtspraakcommissiën, waarin het hoofdbestuur is gesplitst, fungeert. Deze rechtspraakcommissiën spreken recht op geschreven stukken, en leggen straf op. De reden voor deze regeling ligt in het verlangen naar centralisatie van de straf- | |
| |
maat, en naar het verkrijgen van een centraal straffenregister, met de bedoeling om bij recidive veel zwaarder te kunnen straffen.
Klachten wegens overtreding van het tarief voor boekwerk worden rechtstreeks door de rechtspraakcommissiën van het hoofdbestuur behandeld, die natuurlijk meteen straf opleggen. Daar de boekwerkdrukkers weinig talrijk zijn, en in zeer veel districten de contrôlecommissiën weinig of geen leden tellen, geschikt tot beoordeeling van het boekwerktarief, heeft men de behandeling niet aan de contrôlecommissiën durven overlaten, maar aanstonds aan de rechtspraakcommissiën van het hoofdbestuur opgedragen, waarin de bekwaamste drukkers van boekwerk zitting hebben.
Op het karakter van deze rechtspraak ga ik in dit hoofdstuk evenmin in als op dat van de arbeidsrechtspraak. Ter illustratie vermeld ik echter, dat de beide rechtspraakcommissiën van het hoofdbestuur der boekdrukkerspatroonsbonden elk éénmaal per maand zitting hebben, en dat zij tot dusver op elke zitting van vijftien tot vijf en twintig zaken te behandelen hebben gehad. En waar hier dus het systeem bestaat, dat de besturende macht en de rechtsprekende macht door hetzelfde college wordt uitgeoefend, kost dit den hier betrokken heeren, daar elke maand ook nog een hoofdbestuursvergadering wordt gehouden, minimaal vier en twintig dagen per jaar. De economische bedrijfsorganisatie kost aan sommige heeren nog veel meer tijd; de leden van het dagelijksch bestuur der patroonsbonden - firmanten meest in groote zaken! - moeten anderhalf tot twee maanden per jaar geheel aan de organisatie wijden, alleen reeds met vergaderingen telkens van een vollen dag! Bij de thans onder handen genomen reorganisatie van de leiding - splitsing in administratieve en economische leiding, aanstelling van diverse ambtenaren, - zal echter aan dezen vrijwel onhoudbaren toestand een einde worden gemaakt. Reeds thans overweegt men de langzame omzetting van de beide rechtspraakcommissiën van het algemeen
| |
| |
hoofdbestuur in rechtspraakcommissiën geheel buiten dit hoofdbestuur gevormd. Het hoofdargument daarbij is de wensch tot tijdbesparing voor enkele veel te zwaar belaste personen; bijkomstig is het argument, dat besturende en rechtsprekende macht beter niet in één hand worden gehouden. Maar de moeilijkheid blijft: beschikking over een voldoend aantal bekwame personen-vakgenooten, terwijl men natuurlijk niet tot het berechten van leden door ambtenaren van de organisatie zal kunnen overgaan. Een aanrakingspunt met den Staatswetgever, dat nader bij de behandeling der rechtsvraagstukken moet worden bekeken. Hier openen zich inderdaad vergezichten!
| |
De Overeenkomst tusschen de Patroonsbonden en de Arbeidersbonden voor de handhaving van Prijstarieven en Periodiekenbesluit
Er is onder de straffen, die door de rechtspraakcommissiën van het algemeen hoofdbestuur der boekdrukkerijenbonden kunnen worden opgelegd één zéér geduchte, namelijk: het royement. Royement is daarom zulk een geduchte straf, vooreerst voor de werkgevers, die arbeiders in hun dienst hebben, omdat de bepaling van het verplicht lidmaatschap in de collectieve arbeidsovereenkomst in de typografie werd vastgelegd. Wordt een werkgever geroyeerd als lid van zijn vakvereeniging, dan zeggen zijn arbeiders, met inachtneming van een door de centrale commissie te bepalen termijn, hem den dienst op. En daar nergens in ons land een groep ongeorganiseerde arbeiders van eenige beteekenis meer voorhanden is - al wordt hier en daar wel eens iets geprobeerd met Duitsche deserteurs en Belgische geïnterneerden! - beteekent dit eenvoudigweg den ondergang van het betrokken bedrijf.
Dat weten de leden der boekdrukkersorganisatie en de rechtsprekende colleges zeer goed. En daarom is de preventieve werking van deze straf zoo ontzaglijk groot, werd zij door de rechtspraakcommissiën bijna niet toegepast en was
| |
| |
haar toepassing nog bijna nimmer noodig. En werd in de afgeloopen drie of vier jaar een enkele maal royement uitgesproken, dan beteekende dit niet anders dan een afsnijdenvan-de-belangen-gemeenschap-onder-voorwaarden; behoefde de delinquent niet anders te doen dan zich zuiver te stellen ten opzichte van een of meer verplichtingen - betaling van contributie, afstand doen van een op onrechtmatige wijze verkregen periodiek, te weinig betaald loon restitueeren, uitvoering geven aan een of ander vonnis, of iets dergelijks, -om weer aanstonds in de organisatie te worden opgenomen. Nooit was de beteekenis: voor goed uitstooten, al had de organisatie daartoe de macht: een macht, die weer heenwijst naar een toekomstige regeling door den wetgever.
Men begrijpt aanstonds, dat de bepaling van het verplicht lidmaatschap, de beste medewerking der arbeidersorganisatiën aan de handhaving der prijsregelingen van de patroons-vakvereeniging beteekent. Oogenschijnlijk zou deze bepaling voor de handhaving der prijsregelingen met arbeidershulp, en onder de werkgevers, die arbeiders in dienst hebben, geheel voldoende zijn. De rechtspraak houdt immers, waar het die patroons geldt, ‘den stok achter de deur’, de straf van het royement. Zij kan alle andere straffen: berisping, publicaties, geldboeten tot een bedrag van vijf honderd gulden enz., en al die straffen telkens opnieuw toepassen, - de ervaring leert het voldoende! - en ziet de boeten betaald, en haar bevelen tot staken van de uitvoering van werk opgevolgd, natuurlijk niet slechts door organisatie-discipline, maar vooral door stille bedreiging met de straf: royement, die van de geheele bedrijfsorganisatie afsnijdt, met alle gevolgen van dien.
Toch heeft men de bepaling van het verplicht lidmaatschap niet als voldoende medewerking van de arbeidersorganisatiën aan de prijsregelingen beschouwd. Men heeft in de collectieve arbeidsovereenkomst nog een ander artikel opgenomen, waarbij de arbeidersorganisatiën zich voor haar leden verbinden, dat dezen op een bepaalde drukkerij bepaald werk
| |
| |
niet zullen uitvoeren, indien het algemeen hoofdbestuur der boekdrukkerijenbonden zulks verzoekt. Dit verzoek komt natuurlijk alleen, nadat berechting van de klacht heeft plaats gehad. Het argument voor deze regeling is geweest, dat men dan in veel gevallen niet tot de straf royement zijn toevlucht behoefde te nemen, en het vaak met alleen maar stopzetten van het werk afkon. In de collectief-contrac-periode, die met 1 Januari 1917 begon, heeft men van deze bepaling nog geen ervaring. Zeer talrijk zijn de gevallen, waarin de rechtspraakcommissiën verbod van uitvoering van bepaald werk uitspraken, en telkens werd dan geëischt, dat de delinquent verklaarde, dat hij zich bij deze beslissing had neergelegd en de uitvoering van het werk had gestaakt. Welnu: aan dien eisch werd altijd voldaan, waarmee toch zeker wel weer bewezen is, hoe sterk preventief ook deze bepaling werkte.
Nu meene men echter niet, dat met de mededeeling van de geschreven bepalingen van het verplicht lidmaatschap en van het niet-uitvoeren-door-de-arbeiders-van-bepaald-werk, een volkomen beeld is gegeven van de medewerking der arbeidersorganisatiën aan de prijsregelingen in de typografie! Evenmin als men de collectieve arbeidsovereenkomst in de typografie begrijpt door alleen maar het tamelijk lijvig grijze boekje te bestudeeren, waarin de twee en veertig artikelen zijn opgenomen, kan men de medewerking der arbeidersorganisatiën aan de prijsregelingen begrijpen door bestudeering van den tekst der desbetreffende bepalingen alleen. De banden tusschen patroons- en arbeidersvereenigingen in de typografie zijn geen banden van papier. De eenheid wordt hier niet verkregen geacht, wanneer er maar vlijtig wordt gecorrespondeerd tusschen de bureaux van de organisatiën aan beide kanten. De arbeiders zijn geen marionetten, die maar zouden dansen, wanneer de vertrouwensman van de patroonsbonden op zijn kantoor aan de touwtjes verkoos te trekken!
De economische organisatie van het boekdrukkersbedrijf in Nederland is een echt-Nederlandsche organisatie, houdt
| |
| |
dus volkomen rekening met het Nederlandsch karakter. Samenspreken is hier dus het groote middel, waardoor de geschreven bepalingen levend worden, waardoor zij waarde krijgen. Gewoonlijk tweemaal per maand komen de leiders der patroons- en arbeidersbonden in de vergadering der centrale commissie bijeen. Zij zijn dan niet alleen de rechters in arbeidszaken maar misschien wel op de eerste plaats de leiders der economische bedrijfsorganisatie, die voortdurend er op bedacht zijn de middelen te zoeken om deze organisatie te versterken, haar regelingen te helpen handhaven. De patroons-regelingen zijn voor de leiders der arbeiders-bonden niet geheim. Zij mogen de tarieven critiseeren; maar ook worden die tarieven hun uitgelegd. Zij vertellen in de centrale commissie van de kansen om met een personeel van bepaalde samenstelling bij den betrokken werkgever met succes te kunnen optreden, en geven zoo menig advies om den een of anderen patroon niet op de eene maar op de andere manier te treffen. Kostbaar is dit samenspreken van de leiders, vooral voor de actie van de gezamenlijke organisatiën, om het nog ongeorganiseerd bedrijf tot eerbiediging van de prijsregelingen te noodzaken; om dit bedrijf, hoe onbeduidend nog maar in omvang, binnen de economische organisatie te brengen. Men heeft zich bij deze wijze van doen wel eens te beklagen, dat de leiders de volgelingen aan beide kanten te veel vooruit zijn, of door hun zwaren arbeid en daaruit volgend gemis aan tijd soms het contact met die volgelingen verliezen.
Waarbij dan ook komt de klacht van patroonszijde, dat de arbeidersleiders onderling dikwijls te veel vijandig zijn, en zij bij het schrijven in hun organen vaak den moed missen om openlijk het nieuwe standpunt, dat der bedrijfsorganisatie te aanvaarden, vooral in hun polemieken met de ‘revolutionnaire’ elementen, die zich verplicht achten lukraak nu en dan de verouderde meeningen ten beste te geven.
Ik mag hierbij niet te lang stil staan, want deze schets mag niet worden een hoofdstuk uit de ‘geschiedenis der economische organisatie van het boekdrukkersbedrijf’, die binnen- | |
| |
kort geschreven moet worden. Alleen was het noodig een enkelen blik te werpen op het samenleven van de contracteerende vakvereenigingen in de typografie, dat haar geschreven overeenkomst noodzakelijk aanvult.
| |
De Overeenkomsten tusschen de Patroonsbonden en de Leveranciersbonden tot handhaving van de Prijsregelingen
Royement als lid van de patroonsorganisatie is een niet minder geduchte straf voor de ondernemers, die zonder personeel werken, of die alleen enkele arbeiders of familieleden in dienst hebben, en op wie de arbeidersorganisatiën dus weinig of geen invloed kunnen uitoefenen. De boekdrukkerspatroonsbonden hebben immers contracten gesloten met de vereenigingen van handelaren in persen, letter, inkt en papier, waarbij de leveranciers zich verbinden, noch rechtstreeks, noch zijdelings te leveren aan geroyeerde boekdrukkerspatroons, terwijl de boekdrukkers zich verbinden, dat zij geen papier zullen betrekken van geroyeerde leveranciers. En zeker is het voor het overgroote deel aan deze contracten te danken, dat de organisatie der boekdrukkerspatroons ook al die kleine werkgevers zonder uitzondering in de vakvereeniging houdt. Het beteekent heel wat, - en in dezen oorlogstijd is het van ontzaglijk gewicht! - dat men terecht kan bij de leden van de leveranciersbonden, die, zoo goed als de boekdrukkersorganisatie, dank het gebruikmaken van het beproefde middel, bijna alle firma's van eenige beteekenis omvatten. En het feit, dat slechts een enkel geval, in de afgeloopen jaren ervaring van de kracht dezer regeling gaf, geeft weer het bewijs hoe sterk zij is, bewijst ook weer, welk een beteekenis het royement heeft gekregen door deze bepaling, die de overeenkomst met de arbeidersbonden aanvult. Hier is een ‘tweede stok achter de deur’, een niet minder stevige dan de andere, dien de arbeidersbonden hebben neergezet.
Dat ‘samenspreken’ ook bij deze regeling-op-papier niet
| |
| |
kan worden gemist, behoeft haast geen betoog. Moet bij de overeenkomst met de arbeiders-vakvereenigingen door samenspreken ook in niet onbelangrijke mate het oude vooroordeel van de klassenstrijd-theorie worden overwonnen, bij de overeenkomst met de leveranciers moet de strijd worden aangebonden met de achterdocht, die geheel natuurlijk tusschen organisatiën van industriëelen en handelaren bestaat. En het eenige middel is dan weer een zoo innig-mogelijk contact tusschen de leiders der beide groepen. Dan moet ook niet worden vergeten, dat de contrôle op het naleven van de verplichtingen van deze contracten veel moeilijker is dan die op het naleven van de bepaling van het verplicht lidmaatschap. In de regeling van het contract met de handelaren worden veel eerder de mazen gevonden. Het ‘zijdelings’ leveren van de materialen en grondstoffen kan geschieden zonder eenige schuld aan de zijde van de leveranciers; het is niet zoo heel eenvoudig, na te gaan of en van waar materialen en grondstoffen den geroyeerde toch nog bereiken.
Een breede uiteenzetting, hoe door herhaald samenspreken van de wederzijdsche leiders de bezwaren bij de contrôle op het contract met de leveranciers werden overwonnen, zou mij weer veel te ver voeren. Genoeg zij, hier vast te stellen, dat het element: regelmatig samenspreken, waardoor men aan beide zijden de overeenkomst beleefde, niet kan worden gemist, en dat het dan ook niet ontbrak.
| |
De samenwerking van de Patroonsbonden met de Leveranciers- en Arbeidersbonden tegenover het ongeorganiseerd Bedrijf, en voor de ontwikkeling van het bedrijf op gezond-economischen grondslag
Hiermee kom ik tot het laatste deel van mijn korte beschrijving van de economische organisatie van het boekdrukkersbedrijf.
Het ongeorganiseerde bedrijf beteekent nog maar zeer weinig! Drie tot vierhonderd boekdrukkerijtjes, in de achter- | |
| |
buurten onzer groote steden en op het afgelegen platteland, met misschien een vijfhonderd arbeiders, tegenover de negenhonderd-vijftig drukkerijen, die met vijftienduizend arbeiders, de economische bedrijfsorganisatie vormen. Toch doen zij nog belangrijke schade in verschillende districten, vooral aan de kleine georganiseerde patroons. En daarom is een samenwerking georganiseerd tusschen de patroons-, de arbeiders- en de leveranciersbonden, die deze kleine drukkerijen week na week met tientallen in de organisatie brengt.
De bepaling van het verplicht lidmaatschap houdt de arbeidersbonden op hun ‘qui vive’. Nauwkeurig zien zij toe, dat geen van hun leden zich aanbiedt bij deze ongeorganiseerde ondernemingen; en dat noodzaakt de een na de andere, die ook maar eenige uitbreiding wenscht, of die van haar ongeorganiseerd personeel een of meer zag heengaan, tot toetreden. Daarbij komt, dat het ongeorganiseerd personeel, in dienst bij die ongeorganiseerde ondernemingen, volgens een bepaling van het collectief contract, door de leden der boekdrukkerijenbonden niet in dienst mag worden genomen, ook al organiseert het zich, tenzij de centrale commissie uitdrukkelijk toestemming geeft. Zijn over eenigen tijd de registers met de namen van die ongeorganiseerde arbeiders - meestal jongens - gereed gekomen, dan kan door huisbezoek bij de ouders, bij de onderwijzers, een einde aan deze ‘jongensexploitatie’ worden gemaakt, daar althans zij, die voor de belangen van die jonge gezellen opkomen, terdege zullen gevoelen, welk groot gevaar zij loopen voor hun toekomst in de typografie.
Vergrijpt een ongeorganiseerde firma zich aan de prijstarieven of het periodiekenbesluit, dan zijn de leveranciersbonden op hun post. Een poging tot berechting wordt gedaan; de ongeorganiseerde wordt in de gelegenheid gesteld om door de rechtspraakcommissiën te worden gehoord. En - men lette op dit merkwaardige feit - bijna nooit laat de ongeorganiseerde de gelegenheid voorbijgaan om zich in Amsterdam bij de eerste of in Den Haag bij de tweede
| |
| |
rechtspraakcommissie te komen verantwoorden! Volgt geen bevredigend resultaat, dan wordt de ongeorganiseerde door de leveranciersbonden geboycot, - evenmin als aan den geroyeerde wordt aan hem geleverd, waarop, blijkens de ervaring, volgt, dat de ongeorganiseerde, die zich aan de prijsregelingen vergreep, spoedig tot de organisatie toetreedt.
Nog meer afdoende contracten met de leveranciersbonden zijn in wording. Men is thans bezig ervoor te werken, dat de leveranciers aan ongeorganiseerden, eenvoudig om het feit, dat zij ongeorganiseerd zijn, niet zullen leveren; waartegenover dan zal komen te staan, dat van ongeorganiseerde leveranciers om dezelfde reden niet wordt betrokken. Dit is echter al te zeer actuëele politiek van de economische organisatie, dan dat ik daar thans reeds meer van zou kunnen zeggen. Evenmin kan ik dat doen over de contracten tusschen de boekdrukkerspatroonsbonden en de organisatiën van de uitgevers en van de steendrukkers- en boekbinderspatroons, die voor een niet gering deel erop berekend zijn ervoor te zorgen, dat ongeorganiseerd zijn in het grafisch- en boekbedrijf steeds meer een onmogelijkheid wordt. Hier is nog te veel in wording, zijn nog te veel maatregelen, welker doelmatigheid eerst in een later stadium van ontwikkeling kan blijken.
Tusschen de boekdrukkerspatroonsbonden en den bond van leveranciers van persen en letter bestaat sinds langen tijd een overeenkomst, waarbij er tegen wordt gewaakt, dat nieuwe drukkerijen op slecht-financiëelen grondslag worden gevestigd; van deze overeenkomst heeft men niet anders dan aangename ervaring. De installatie op crediet is daardoor ernstig aangetast; de oprichting van nieuwe drukkerijen op een ongezonde basis vindt nagenoeg niet meer plaats.
In den allerlaatsten tijd is men bezig in samenwerking met de arbeiders- en leveranciersbonden, het kwaad der huisdrukkerijen en van de drukkerijen, die haar afnemers financiëele voordeelen bezorgen, aan te tasten. Maar ook dit is te veel actuëele politiek, dan dat ik daarmee thans verder
| |
| |
bezig zou kunnen zijn; dat onderwerp leent zich nog in het geheel niet tot ‘beschrijving’, zijn ontwikkeling moet nog worden afgewacht.
Met deze schets van de bedrijfsregelingen uit de economische organisatie van het boekdrukkersbedrijf en van wat daaraan vast zit, meen ik voor de behandeling der economische-en rechtsvraagstukken, die in die organisatie zijn opgesloten, te kunnen volstaan. Hoe onvolledig de beschrijving ook was, voor andere belangstellenden nog dan de economisten en juristen is thans, naar mijn meening, stof genoeg geboden, om voor die economische- en rechtsvraagstukken aandacht te mogen verwachten.
's-Gravenhage.
Mr. J.A. Veraart
|
|