De Beiaard. Jaargang 2
(1917-1918)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina *23]
| |
[pagina *24]
| |
[pagina *25]
| |
[pagina *26]
| |
[pagina *27]
| |
[pagina *28]
| |
[pagina *29]
| |
Een groe-vig oud-je toognaar Scherpen- heu-vel
En zak-te voor Ma - ri - a neer. -
Haar jon - gen had in 't Lui - ker - land ge - voch-ten
En sinds, geen brief, geen tij - ding meer! -
‘Gij ook, gij hadt wel - eer uw kind ver - lo - - - - ren, -
En weet hoe 'n moe-der kan be - min - nen.’
Zij bad en bad, 't be - lo-vend woord in-dach - tig:
‘Wie aan blijft hou-den zal ver - win - - nen!’
Het oud-je toog op-nieuwnaar Scherpen- heu-vel,
Ge-wa-pend met een dik- ken tuil. -
Kijk, mooi-e dah-li - a's en zon - ne - bloe-men,
Naast ca - pu - cientje en leeu - wen - muil. -
‘Be- waar mijn jon-gen, blo-zend als die bloe - - - men -
En leid hem weer mijn huis-je bin - nen!’
Hoe zong het hoop - lied on-der 't huiswaarts kee - ren:
‘Wie aan blijft hou-den zal ver - win - - nen!’
Zij ging een der-de maalnaar Scherpen- heu-vel,
Een pak-jen in de dor- re hand. -
Het was haar zij - den kleed van vroe-ger ja - ren;
Zij gaf het als een of - fe - rand. -
‘Ik denk: het zal uw beeldje wel-kom we - - - - zen -
Al is 't geen tooi voor ko-nin - gin - nen.’
O! zag zij 't ven - tien ein-d'lijk we-der - kee - ren! -
Wie aan blijft hou-den zal ver - win - - nen!
En nog-maals strom-pelt zij naar Scherpen- heu-vel,
Ter-wijl ze een bon - ten wim-pel zwaait.-
Het zijn de ree- pen van het Bel - gisch vaan-del,
Met ei - gen hand aan - een - ge - naaid. -
‘Niet waar? Gij brandt van lief-de voor ons le - - - - ger -
En voor ons vro - me huis-ge- zin - nen!’
Zij keert te- rug!
Haar zoon staat op den drem - pel!
Zij wist wel, dat zij zou ver - win - - - - nen!
|
|