Verscheidenheden
Waarom bekeren de Protestanten zich niet? -
De heer G. Bruna heeft in ‘De Beiaard’ van Februarie een artikel geplaatst onder bovenstaande, voor Protestanten, die door geloofsweeën gemarteld, hunkerend aan de drempel der Katholieke Kerk staan, aanlokkelike en veelbelovende titel. Een artikel, waarvan zij - juist omdat het geschreven werd door iemand, die de grote stap gedaan heeft, de protestantse verscheuring èn de katholieke bevrediging van zijn ziel heeft gekend - de stoot verwachten om de laatste slagboom te doen vallen, welke hen nog het binnengaan door de gewijde Poort belet. Meer dan aan een Katholiek, die hun strijd niet gekend heeft, durven zij zich toevertrouwen aan de Protestant, die ook na zijn bekering de herinnering behouden heeft aan wat hem eertijds in zichzelf verdeeld maakte.
Maar als zij het opstel ten einde gelezen hebben, gevoelen zij zich - voor de hoeveelste maal? - teleurgesteld. Meer dan tot hen zelf richt de schrijver zich, met een negatief antwoord op zijn vraag, die ook de hunne is, tot de Katholieken, alsof hij de bewijslast omkeerde. Hij wijst vooral op het goede voorbeeld, dat de Katholiek, als beste steun van alle apologie, aan de Protestant geven moet, die immers - zegt de heer Bruna -slechts de buitenkant van het katholieke leven ziet en het dáárnaar beoordeelt.
De mening daargelaten, dat de Protestant in het algemeen het katholieke leven slechts van de buitenkant beziet - hier zal integendeel gesproken worden van de Protestant, die het innige verlangen en de vaste wil heeft zich te bekeren, en die dus in het bizonder het katholieke geloofsleven aandachtig, diepgaand bestudeert -, ligt er waarheid en een nuttige aanwijzing in de slotsom.
Een Hermann Bahr was van huis uit Katholiek, de heer Bruna doorleeefde de dogmatiese orthodoxie, en zo was en bleef voor beiden de Goddelike inspiratie der Heilige Schrift, met name der Evangeliën, de grondslag van hun geloof; ja, voor de orthodoxe Protestant moet het niet al te moeilik zijn geweest, zijn overtuiging te verleggen naar de Katholieke Kerk, die, beeld van Christus, immers naar het getuigenis der voor hem onaantastbare Heilige Schrift zo duidelik en uitsluitend de kentekenen draagt van één, heilig, katholiek en apostolisch te zijn. Met de Bijbel in de hand kan hij niet anders dan inzien, dat Christuszelf aan Zijn Kerk die vier eigenschappen heeft gegeven, en dat de Protestantse Kerk nooit het ‘Credo in unam, sanctam,