De Beiaard. Jaargang 2
(1917-1918)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
De HeiliglandstichtingOP het punt om een plaats te bezoeken, waarover andersdenkenden opgetogen hadden verteld, kreeg ik van een geloofsgenoot de waarschuwing, dat allerlei mensen er zich door het uiterlik lieten verblinden, dat een kathedraal in die buurt volstrekt overbodig was, ja bepaald ergerlik in onze zware tijd, en dat De Beiaard daarom eens tot algemene instemming de stormklok moest luiden. Als afdoend schrikbeeld werd dan de ligging van 't heiligdom geschilderd tegenover ons longlijdersanatorium, waar bij gebrek aan middelen nog zoveel patiënten moesten afgewezen worden. Behalve nu, dat een Rooms hart even goed ruimte vindt voor verschillende ondernemingen als de schoot van de Moederkerk, die haar kinderen aan de antipoden van de aarde weet te verenigen, onderging ik nog de weldadige geestdrift, waarmee 'k het allereerst over de Heiliglandstichting had horen spreken door Prof. Noyons, juist de geestelike vader van Dekkerswald. De herinnering aan deze sociale werker was niet mijn enige veiligheid op reis, want de brief werd met zijn enge strekking, 't ene goed werk door 't andere uit te sluiten, onwillekeurig herleid tot een tegenstelling, die de schrijver in zijn goed bedoelde eenzijdigheid wel nooit had voorzien. Toen de verrader vroeg, waarvoor die verspilling van Magdalena diende, stelde de Meester haar liefde-offer tot onvergetelik voorbeeld; en wie is niet liever met Jezus dan met Judas? Huysmans' edel pleidooi voor ‘le luxe pour Dieu’ zal nooit de wereld van maatschappelike plichten afhouden, zolang de samenleving het best gediend wordt door persoonlikheid, die eenmaal in de godsdienst alleen volledig te vormen valt. Hier geldt hoogstens de natuurlike speling van accenten, geen onverzoenlik kontrast tussen praktiese volken met vooral aktieve deugden en landen, die te licht verouderd van opvatting lijken, als ze veel kracht aan boetekloosters geven. De stichter van 't missiehuis in Steil, een modern Duitser, zonderde van zijn schijnbaar onmisbare nonnen een groep | |
[pagina 158]
| |
slotzusters af, om met eeuwige aanbidding het heidenapostolaat te laten zegenen. Klaag me niet van weelde met een sigaar in de linker- en een glas in de rechterhand, wanneer villa naast villa verschijnt als een kasteel voor enkelen, die er zich tot straf voor hun parasiteren levenslang vervelen. Wie ooit een boot van de Holland-Amerikalijn heeft gezien vol verfijnde versiering van de salons, waardeert de adel van onze open kerken, waar bedelaars zich hoveling bij de Koning der koningen mogen voelen. Parken en theaters en stadions nooit ruim of rijk genoeg, maar een huis voor Gods eer heet te veel! Wat durven we trouwens van krachtsverspilling praten, terwijl volken en landen elkaar vernietigen in dodelike haat? Wil een mens zich ergeren, laat het zijn over hotels, die de mooiste plekken op aarde bezetten en bederven met hun reclame'en hun parade van onvoldane genotzuchtigen. Er was een tijd - natuurlik eeuwen vóór onze beschaving - dat zo'n hoogte met vrij uitzicht werd bekroond door een kerk, waarbij de aarde evenveel won als de hemel. Een Eltenberg werd vanzelf voor abdij bestemd tot verheffing van de hele omgeving, tot beheersing van de wijde natuur met een troon van de Schepper. Verdient de streek van Nijmegen op dezelfde Oostgrens biezonder de naam ‘Mooi Nederland’, dan mag die uitgelezen plek wel gewijd aan Christus, die 't landschap niet minder schoonheid zal geven dan Hij ervan krijgt. In deze stemming kwam ik de Stichting binnen, waar mijn eerste ontmoeting was met de rector van Dekkerswald.... Hij heeft niet alleen de fondsen van zijn sanatorium stelselmatig versterkt, maar levenslang het alcoholisme, de ergste bondgenoot van de tuberculose - zoals Noyons in Nijmegen zelf op een congres betoogde - bestreden. En deze praktiese priester zwaaide tot begroeting de laatste aflevering van ‘'t H. Land’, om mijn sociaal geweten hoe langer hoe geruster te maken. Was 't uiterlik, dat me dreigde te verblinden, niet enkel het werelds gezichtspunt, waarbij de vleselike mens naar Paulus' woord de geestelike dingen niet onder- | |
[pagina 159]
| |
scheidt? De vijandschap van sommigen, die geen grootse ontwerpen zijn gewend en ineens voor deze ontzaglike opzet staan, is begrijpelik, zolang het hun een louter liefhebberijwerk lijkt; maar ieder wantrouwen moet verdwijnen, zo gauw ze ontdekken, wat een waarachtig levensgehalte binnen zulke vormen zit, vroeger aan de Schepper van hemel en aarde gegund, tegenwoordig uitsluitend misbruikt door zelfzuchtige verkwisters. Evenals een pontificale Mis oningewijden om zijn praal en pracht kan ergeren, hindert dit triomfantelik gebaar van de Nederlandse Kerk - gisteren nog in slaveplunje, vandaag in bruidskleed - wie er enkel menselike ijdelheid achter ziet. Omdat de Stichting staat of valt met de vrome bedoeling, waarop alles berust, de goddelike kern, waardoor het al of niet een mosterdzaad betekent met oneindige bestemming, kwam ik Pastoor Suijs, de ziel van de onderneming, persoonlik ondervragen. Hij gaat van Christus' koningschap uit, dat de hoogtepunten van de wereld te beheersen heeft en vanaf deze heuvel ook ons land moet veroveren met het kruis. Het terrein werd gegeven, zodat de grondslag al een liefdedaad was. In vertrouwen op de toekomst, die dit brandpunt van devotie vast tot middelpunt van een nieuwe bevolking zal maken, was de Stichting dadelik aangewezen als eigen parochie, waardoor de praktijk van de zielzorg harmonies aan de roeping van de eredienst verbonden werd. Is 't heiligdom bij uitzondering in onze nuchtere tijd van kale fabrieken en kille stations geen utiliteitsbouw, daarom blijft het toch meer dan nuttig, want het heil van de mensen, die er worden gesticht, werkelijk opgebouwd voor hun leven, hun eeuwig zalig leven, is dat geen nut boven alle vermaken? Het geheel omvat een werk van geleidelike groei, waarvoor het geduld nodig is, dat alleen ons Rooms geslacht aan zijn onvergankelike taak besteedt. Zoals de Kerk fier beseft, niet van gisteren te zijn, is zij doordrongen, dat zij morgen niet vergaat en een toekomst houdt, zolang de wereld, die ze zalig heeft te maken, nog bestaat. Zonder overgaaf aan de leiding | |
[pagina 160]
| |
van de Voorzienigheid begint een sterveling in onze haastige, grillige dagen deze stoet van monumenten niet. ‘Mijn eigen pogingen zijn altijd mislukt’, verklaarde Suijs ernstig en rustig, ‘God heeft alles hièr gegeven, en zelf moet ik langzamerhand het plan leren doorzien’. Wie zich een hemels werktuig voelt, vermeerdert intussen zijn werkzaamheid in verhouding tot zijn volgzaamheid. Bij alle trouw aan de geest laat de pastoor de ontwikkeling van de vorm aan de eigenlike Stichter over, verandert eenvoudig wat beter kan. Een merkwaardig voorbeeld geeft het nieuwste nummer van zijn tijdschrift, waarin eindelik het bouwplan van de baziliek is afgebeeld, maar niet naar de vroegere voorstelling toegelicht als een nationale hulde aan 't H. Hart, een Nederlands Montmartre, dat de volkseenheid inniger uitdrukt dan Akropolis of Kapitool, neen onder de wenken van de geschiedenis als een internationale vredestempel tot bevestiging van 't vredespaleis door de wezenlike eenheid. Providentieel noemde Mgr. Diepen bij 't consacreren van de Avondmaalskerk openlik het samentreffen van zoveel krachten: een Jeruzalempelgrim met Sint Jansridders, boeren, die 'n kerk vroegen, met nonnen, die 'n klooster zochten, een kunstenaar, gevormd in 't H. Land, met een prelaat, door een weldoener verrast. Suijs' levenstaak en hartstocht tegelijk is 't wel, bezoekers rond te leiden en ze in de grondgedachten van zijn onderneming, die de hoofdwaarheden van 't Christendom dekken, te verdiepen. Ook zijn methode is aan de katholieke traditie innig verwant; zoals de scholastiek zich immers bij de school, die in Athene wandelend leerde, aansloot met zijn stelsel, gebouwd op de waarneming van de volle werkelikheid, zo is onze mystiek letterlik niet minder peripateties, inzover de christelike beschouwing de ziel langs alle werken van God omhoog voert, in plaats van zich in zelfvergoddeliking te verliezen. Hier leven de psalmen in deze bonte hei vol planten en vogels, hier dringen alle schepselen tot lof aan de Schepper; hier leeft het Evangelie op deze wegen vol vrome zielen, hier drijft het algemeen voorbeeld tot liefde voor de Verlosser. | |
[pagina *6]
| |
CENAKEL VAN BUITEN
| |
[pagina 161]
| |
Dat is de geest van de Heiliglandstichting: in 't groot vastleggen, dat heel ons land aan Christus hoort, wat triomfprocessies van duizenden er al hebben uitgezongen en 't vrije vergezicht over torens en schoorstenen van de wijde omgeving bevestigt. Gods kroondomein is volksbezit.
De pelgrim vindt tegen 't eind van de stijgende laan een kapelletje van 't H. Hart, dat dadelik het liefdegeheim weergeeft, waarop het geheel is gericht. Herten, dorstig als onze harten, staan voorgesteld bij de springende bron, meteen een werkelik element van Palestina en een zinnebeeld van 't Beloofde Land. Duiven vliegen op het dak, op de grond, op de hand van de pastoor. Een paar treden omhoog, om ons als ‘het trapgezang’ van de psalmen te stemmen, en we zien de Avondmaalskerk achter een breed plein. De witte kleur treft het eerst, dan de koepel en platte daken; bij zonnig weer geeft die statige bouw in de open lucht daar boven met louter blank tegen blank een onweerstaanbare indruk van 't Oosten. Niets dan ruimte en stilte, alles wit, ijlwit als het peinzend, dromend, biddend morgenland. De patriarch schijnt ons eerbiedig in te fluisteren: ‘Ontzaglik is deze plaats, hier is het Godshuis en de hemelpoort.’ Binnen 't heiligdom is 't zwijgen nog dieper en - wonder van schoonheid in dit klein gebouw - de verte oneindig als het Mysterie. Knielen doet de mens er vanzelf op het voorbeeld van twee aanbiddende engelenbeelden naast het tabernakel, van een paar nonnen op het hoge koor, van enkele vromen in 't schip. Vrede is de toon van dit zalig zwijgen, waarin 't ruisen van de dennen en 't slepen van een kloostersluier alleen even te horen zijn. Het koepelgewelf over ons heen vertoont die volmaakte vorm van de rust, terwijl de klare kleur overal het licht doorzichtig houdt. Want wit zijn de muren, wit de nonnen, wit de beelden. Geen warreling van lijnen, geen schemerige tinten, geen woelige geluiden, heel geen verandering - we voelen ons in eeuwigheid verzonken. Onbewogen blijven de nonnen dag in dag uit eeuwige aanbidding vieren; onze ziel ademt een zuivere berg- | |
[pagina 162]
| |
lucht in maagdelike eeuwige sneeuw. Regelmatig golven er plooien aan de rand van 't gewelf als engelen vleugels; verwonderd staren vaste kaarsvlammen in de klare dag als zaligen in de hemel. Het hart van dit inwendig leven is de witte Hostie.... En onze ogen sluiten zich vanzelf bij zoveel innigheid, die ons tot inkeer brengt binnen 't heiligdom van 't geweten, de levende tempel van de H. Geest. ‘Quam dilecta tabernacula....’ Het Cenakel heet deze kerk naar de zaal van 't Laatste Avondmaal, de oorsprong van alle kerken. Emmanuel, God met ons, leeft er wezenlik en werkelik, om voort te zetten wat de kern van de Openbaring blijft: En het Woord is Vlees geworden en het heeft onder ons gewoond, getabernakeld, getent, zoals er eigenlik in 't Evangelie staat. Zo'n tabernakel, zo'n tent is hier opgeslagen en bevoorrechte zielen mogen er levenslang huizen. ‘Één dag in uw voorhoven is beter dan duizend elders.’ Er bestaat een intieme verwantschap tussen 't wezen van deze contemplatieve congregatie en de geest van de H. Landstichting, verklaart de pastoor buiten, waar alles nu weer geesteliker lijkt. ‘Hij moet heersen’ was de leus van de stichtster, die de gelovigen met priesterlike offergeest bezielde en haar bloed gaf voor het geloofGa naar voetnoot1). Opzij van de kerk ligt het klooster zoals aan de andere kant de pastorie met museum; meditatie, studie en praktijk broederlik om het altaar gegroepeerd. ‘Kom zien’, zegt de apostel in 't begin van 't Sint Jansevangelie aan de vriend die hij voor de Meester werft. Die direkte methode van aanschouwelik onderwijs is Suijs' preekmanier. De H. Landstichting bedoelt een volkshogeschool, een openluchtmuseum, om het leven van Jezus te demonstreren, wat de sociale waarde van een hoop instituten en bibliotheken en laboratoria verenigt. Zoveel hebben de boeken | |
[pagina *7]
| |
CENAKEL VAN BINNEN
| |
[pagina 163]
| |
immers onze tijdgenoten geleerd, dat ze moeten leren léven; en dit experimenteert hun 'tBoek der boeken, blad voor blad opengelegd. De Bijbel is een en al beeldspraak, het best uit een voorstelling van 't Oosten te verstaan, zodat de Stichting ten slotte 'n levensgrote illustratie geeft van wat de exegeet Van Kasteren in zijn prachtboekje ‘Hoe Jesus predikte’ leerde. Het denkbeeld om natuur en kunst samen tot uitbeelding van de H. Schrift te laten dienen is even menskundig als geschiedkundig. Wie denkt niet aan de Villa in Tivoli, waar Keizer Hadrianus een bloemlezing van de landschappen en gebouwen, die hij op zijn reizen in 't Oosten had bewonderd, verzamelde? De stad Rome, geestelik erfgenaam van Jeruzalem, geeft in zijn kerkeplan een herinnering aan de heilige plaats, terwijl tegenwoordig niet alleen 't dichterlik middeleeuws Bretagne, maar ook Noord Amerika een monumentale voorstelling van Sion levert, dat eenmaal de geboorteplaats van alle weergeborenen blijft en 't symbool van die hemelse vaderstad, waarheen de Christen bedevaart. Wat Sint Bernard in zijn kruistochtpreken heeft verklaard, verbeeldt Schubert's lied Kreuzzug, waarin de monnik van uit zijn cel de kruisvaarders ziet trekken en zich zelf een pelgrim voelt naar't Beloofde Land. De devotie van de kruisweg, gepropageerd door dezelfde orde, die 't H. Land te verzorgen had, betekent een verkorte pelgrimstocht naar Jeruzalem, evenals de Kerk voor het volk het kloosterhabijt vereenvoudigde en veralgemeende tot het schapulier, de psalter tot de rozekrans, het brevier tot de angelus. Dus past de Stichting een algemeen beginsel toe in de geest van onze tijd, die in Oudenbosch de Sint Pieter, in Valkenburg de Katakomben reproduceert en overal Kalvariebergen en Lourdesgrotten namaakt. Nadat het Oude Verbond al vol gedenkstenen en vol gedenkdagen was, heeft de Zaligmaker zijn testament bezegeld met ‘Doet dit tot mijn gedachtenis’. En zó onweerstaanbaar dringt de kinderlike liefde tot volledige navolging, dat abstracte Protestanten zulke voorstellingen ook niet kunnen laten. De nauwkeurige afbeelding van de Joodse tabernakel in 't huis van Ds. Schouten, | |
[pagina 164]
| |
waar de Koningin op haar beurt ging kijken en horen -want de predikant verbond aan de vertoning een plechtigheid met preek en zang - was een Hervormd antecedent van de Heiliglandstichting. Schreef Jahwe de inrichting van de tempel tot ieder onderdeel voor, dan houdt Suijs zich bij elke weergave in vorm en stof ook streng aan 't origineel. Lering door strikte wetenschap is zijn program, waarvan uiteraard in 't bijbels museum pas een begin is gemaakt. Palestina zelf is met zijn volksresten en ruïnen een groot museum geworden, waar geleerden de Bijbel uit het milieu gaan bestuderen, zoals ieder mensekind die eerst leert kennen door prenten. Het stemmig atrium voor de pastorie is beplant met bomen uit Kanaän, die wel naambordjes als in een hortus botanicus mochten dragen. Door weer en wind leidt de pastoor zijn gasten over het hobbelig terrein rond, omdat hij 't treden in de voetstappen van de Meester, die 't volk al lerend voorging, voor zijn roeping houdt. Onlangs heeft een beschaafd, bemiddeld heer, om gezondheidsreden gedwongen zijn studie voor het priesterschap op te geven, zich bij wijze van apostolaat aangeboden als gids, waarvoor Suijs liefst kleine jongens wil opleiden. We wandelen de heuvels over, die samen de uitverkoren plaatsen van Jezus' bestaan voorstellen, zoals de namen van de stelselmatig aangelegde wegen tekenend weergeven. Er is een streek van 't verborgen en een van 't openbaar leven van de Heiland, een van 't Lijden en een van de Verheerliking, die geleidelik in elkaar overgaan. Stil verscholen tegen een begroeide helling ligt een kapelletje van de Annuntiatie, en verder moet langzamerhand de rij heiligdommen verschijnen, om pelgrims te orienteren naar 's Heren levensgang. De laagte voor de Geboortespelonk is al bepaald evenals de hoogte van de Opdracht, waar een ruim uitzicht gaat tot Dekkerswald, dat vandaag maar niet uit mijn gedachten wil. Pastoor Suijs blijkt er de eerste rector te zijn geweest en dáár de H. Landstichting ondernomen te hebben; nog altijd kennen de verpleegsters van 't sanatorium geen | |
[pagina 165]
| |
liever ontspanning dan een tochtje hierheen. Ver van elkaar te hinderen, heeft dus de ene stichting tot uitgangspunt gediend voor de andere, waarom mijn gastheer me ook niets zó dringend op het hart drukt als een wandeling naar Dekkerswald. De aanraking met Rector Van Mulukom vanmorgen was een samenzwering tussen de collega's, die als iets vanzelfsprekends mijn bezoek aan beide inrichtingen hadden afgesproken. In 't licht van deze volmaakte broederschap verscheen me nog een wijder perspectief dan 't panorama op de kleurige baksteen in de verte: het besef dat de liefdadigheid van liefde leeft, dat godsdienst ons mensewerk bezielt, dat kracht tot daden wordt aangestoken in heilig offervuur. Het was of er lichtstralen heen en weer vlogen met deze strekking: ‘Wat God verbonden heeft, zal de mens niet scheiden’. Natuurlik hoeft ieder persoon niet elk goed werk te ondersteunen, maar hij mag er evenmin een tegenwerken; onze voorkeur blijft vrij tot versterking van één biezonder orgaan van de Kerk, als we maar, tenminste passief, solidair blijven met heel het organisme, waarvan wij samen de levende leden zijn. Dubbel opvallend was de breedte van Pastoor Suijs tegenover de z.g. verlichte bekrompenheid van wie hem uit misverstand miskende. Vóór de eerste steenlegging van zijn baziliek gaat zijn ruim hart al uit naar Java, want de omvang van iemands waardering is evenredig aan de inhoud van zijn eigen waarde; en zoals er uit alle landen bezoekers naar de H. Landstichting komen, trekken er over de aarde voorbeden en voorbeelden vandaan, al was 't enkel omdat de geheimzinnige invloed van nonnen achter hun slot oneindig verder reikt dan 't wereldverkeer. ‘Elles réparent ce qu'elles ignorent.... et le monde, qui ne les connaît point, profite de leurs immolations sans le savoir’. De pastoor zweert niet bij één orde, zou er integendeel zoveel mogelik willen samenbrengen als een Rome op kleine schaal, bestemt daarom de oplopende ‘Akker’ midden in 't terrein voor een Karmel, waar de dochters van Sint Theresia de profeet Elias navolgen - wat is navolging van Israël | |
[pagina 166]
| |
toch zonder die van zijn Godsmannen? -, een pelgrimshuis in 't verlengde van de pastorie voor Dominikanessen en de helling tussen Nazareth en baziliek, zelf door wereldgeesteliken bediend, voor een abdij van Benedictijnen, die bijbelwetenschap en liturgiekunst bijdragen, terwijl het Cenakel zijn kapellen heeft ter ere van Vader Franciscus en Sint Antonius in verband met de eeuwenoude Custodie van de Minderbroeders over Palestina. En dan heet de tijd van samenwerking tot stijlvolle eenheid voorbij? Ja voorbij in een chaos als de moderne wereld, nooit in de kosmos van Gods meesterwerk, de Katholieke Kerk. Langs de weg van de acht Zaligheden - wat zouden middeleeuwse mystieken, die hun kloosters ook Bethlehem en Sion doopten, deze symboliek genieten! -, over de hoogte van de Bergrede dalen we weer door de Cedron, die tot de opsporing van een bron op water wacht, om het lijdenspad te beginnen. De Kruisweg is van maat en vorm een juiste weergave van Jezus' historiese smartegang en leert tot mijn verrassing, hoe dicht Golgotha bij de stadsmuur lag, vanwaar de wereldtragedie duidelik viel te volgen. Waar onze zonden nog de Passie geregeld herhalen, mag ieder bedrijf van 't drama wel tastbaar worden voorgesteld, om ons waarachtig te doordringen van onze schuld. ‘Zalig de doden, die in de Heer sterven’. Aan de voet van Kalvarië ligt een kerkhof vol verse graven van Christenen, die 't liefst daar hun lichaam toevertrouwd zien, waar het meest gebeden wordt. Weer een traditie hersteld van de eeuwen, toen de lijken om of in de kerk bleven tot de verrijzenis van 't vlees! Enkele geïmprovizeerde grafschriften bevestigen de onvergelijkelike schoonheid van zo'n eenvoudige, recht tot de ziel sprekende bijbeltekst op de meeste kruisen. Het hooggelegen koepeltje van de Hemelvaart met een schitterende doorkijk op het Cenakel staat aan 't één uiterste, evenals Bethlehem aan 't ander uiterste van 't terrein, dat prachtig wordt overzien vanaf een heuvel in de richting van 't toekomstig station, waar twee lijnen kruisen. Daar krijgt | |
[pagina *10]
| |
PLAN VOOR DE BAZILIEK
| |
[pagina 167]
| |
de pelgrim dadelik de volle breedte van de rij monumenten met z'n opgaande lijn tot aan de top van de baziliek vóór zich en rechts ervan de prachtige glooiïng naar Dekkerswald, alsof de hymne werd vervuld: Coelestis urbs Jerusalem,
Beata pacis visio....
Zeker zal de psalm dan gelden: ‘Jeruzalem!.... daarheen stijgen de stammen, de stammen van de Heer, om uw naam te belijden, Heer’.
Behalve stichting en lering geeft de H. Landstichting edel genot door de schoonheid, waarmee 't geheel in stijl en op peil gehouden wordt. Door de uitgestrekte velden in eigen hand te bewaren, kan 't bestuur alle storende elementen tot het minste banaal huisje weren en door tijdige aanleg van een tuinstad, waarin elke bouw met de geest van 't geheel overeenstemmen moet, voorkomen wat helaas 't lief Heilo met een lelik café vlak bij de genadekapel bedreigt. Waarom alleen aan vroeger tijden 't scheppen van iets machtigs overlaten? Een grote drang zit ons volk op 't ogenblik in 't bloed: Berlage ontwierp een Pantheon der Mensheid, na in de Bloemendaalse duinen een Beethovenhuis gedroomd te hebben, waarvoor De Hartog met woord en schrift ijverde, en een Wagnertempel voor Den Haag, waar de nieuwe wijken - als afschrikkend voorbeeld berucht - gewroken zouden worden door een toekomststad ernaast, zoals Amsterdam er een voorbereidt of tenminste voorziet. Deze cultuurwereld heeft recht op zorg van de Kerk door een cultuurdaad als de H. Landstichting. De bouwmeester Jan Stuyt zoekt terecht zijn kracht in de Oosterse geest, die hij zonder angstvallige vormedienst verwerkt. Wie uit Nijmegen komt van de kant van Sint Anna, ziet langs de spoor en 't mooiste op de brug al de Stichting liggen met een groots profiel vanaf de torens over de koepel tot het eind van 't klooster. Het Cenakel herinnert in de welving van zijn donkere koepeltjes vanbuiten en 't witte van | |
[pagina 168]
| |
zijn rondbogen van binnen even aan de barok, houdt met zijn rechte minarets bij bolvormige koepels nader verwantschap met moskeeën, maar is en blijft een oorspronkelike schepping. De koepel zet zich in drie kleiner koepels aan weerskanten voort, terwijl bij de onvermijdelike vervanging van een absis door het kloosterkoor het rollend ritme van de centraalbouw, dat de baziliek ongestoord belooft uit te vieren, verbroken werd. Slanke torens herstellen weer de harmonie tegenover de zware aanhang, zoals de breede zijgebouwen, die hun witte muren door een rand vol Jeruzalemkruisen onder het vlakke dak kleurig en krachtig afsluiten, ook in evenwicht met de hoge torens staan. Architectuur, de wiskundig bepaalde, doelmatig gebonden kunst, inspireert altijd het meest de vrije verbeelding; hier gaat de fantazie onwillekeurig aan 't allegorizeren in bijbelse trant: het heiligdom wordt een zalige geest met beide blanke armen als gebed en boete naar de blauwe hemel en twee stralende vleugels als vroomheid en wijsheid over de groene aarde gestrekt. Het voornaam karakter is zorgvuldig voor elke plek gehandhaafd, wat een kleinigheid als de mijlsteen in plaats van 't naambordje op de hoek van een weg bewijst. De smaak om het mechaniese van de industrie te overwinnen is overal zichtbaar. De delen zijn in eenheid met elkaar als met het geheel en laten enkel soms het gevaar vrezen, dat die eenheid in eentonigheid verloopt. Niet alleen zou 't pijnlik wezen, wanneer Derkinderen en Toorop, die samen een handelsbeurs versierden, voor geen enkel heiligdom hier een opdracht kregen; maar op zich zelf is ieder monopolie een ramp. De decoratieve kunstenaar Piet Gerrits, als schilder of als beeldhouwer alomtegenwoordig, schijnt meermalen zo strak te stileren, omdat hij zwak in 't modelleren is. De lenigheid, die een geboren meester in zijn schetsen van allerlei houdingen oefent, om de rust bij zijn composities levend, de eenvoud natuurlik en de wijding waarachtig te houden, heeft hij weinig in zijn vingers. Laat deze stille werker volleerd zijn in Oosterse gegevens en nooit een fout maken tegen de | |
[pagina *12]
| |
KRUISWEGSTATIE
| |
[pagina 169]
| |
bijbelse geschiedenis, zijn deugd lijkt vooral, dat hij niet druk is of profaan. Bij alle eerbied voor zijn tabernakelengelen, op zo'n afstand vooral stemmig, mis ik wel eens dat geheim van energie, dat wonder van inspiratie, waaraan de raskunstenaar te onderscheiden valt. De Kruisweg is stellig het ondankbaarst onderwerp, omdat het veertien maal achtereen bijna 't zelfde eist en wel het allerzwaarste: God ten einde van zijn menselikheid, het drama van de vrede, het zaligmakend lijden; en Piet Gerrits heeft de ontmoeting van Jezus met Maria tegen de achtergrond van een stadsmuur waardig behandeld, al blijven de kleuren wat slap.
Er zijn veel meer mensen dan gedacht wordt, die 't heel of half bewust te doen is om een vertrouwelike kennismaking met ‘Rome’ en die in dit filiaal een gunstige gelegenheid tot ongemerkt onderzoek vinden. De vrije toegang van alle kanten, de schilderachtige ligging, de open kunsttentoonstelling, het leerzaam museum, alles geeft een kans om terloops een katholiek milieu op te nemen, zonder met eigen figuur verlegen te raken. Het monumentaal getuigenis van onze Kerk, die anders weinig buiten de muren optreedt, overweldigt een andersdenkende minstens met de verbazing, of er van Nazareth dan toch iets goeds kan komen. Zou er voorlopig in de buurt geen parochie nodig zijn, wat wel degelik het geval is en hoe langer hoe meer, dan bestreek de H. Landstichting nog altijd een ongeorganiseerde gemeente van buitenstaanders, tien parochies samen waard. Christus' overwinning klinkt er eenstemmig uit stenen en stammen; het geloof is nog niet afgedaan, waar de levenskracht uitspuit als jong bloed. Hier wordt het Katholicisme doelmatiger dan in onweerlegbare, maar onleesbare handboeken gedemonstreerd met al de rijkdom van zijn organiese functies: openbaring en onderzoek, heiligheid en heerlikheid, waarbij de Oosterse gastvrijheid van de pastorie niet het minst aandeel in 't apostolaat heeft. Suijs voelt zich met Paulus schuldenaar van onwetenden zo goed als van wetenden; en 't achterlik katechismuskind, dat ik in zijn studeerkamer aan- | |
[pagina 170]
| |
trof, raakte zijn roeping tegelijk met de zoekende dominee, die in zijn huiskamer thuis was. ‘Alles mag en moet ik doen om op redelike manier de Kerk te laten kennen; het wezen zonder franje, een preek door samenwerking van geloof, natuur, kunst en wetenschap.’ Dit is 't motto van de Stichting, die door de Roomse verbinding of liever versmelting van Bijbel en liturgie, van Woord en Sacrament een zuiver apologetiese waarde heeft. Het woord apologie klinkt soms bijna verdacht als de kunstjes van een advokaat, die waar moet maken wat hij waar wil hebben; opzettelike apologie wekt immers wantrouwen, lokt verzet uit, terwijl de ongedwongen, onbevangen ontwikkeling van geestelik leven, toevallig betrapt, direkter indruk maakt. De Protestant doet vanzelf deze ontdekking, dat, terwijl de Hervorming onder de leus ‘Bijbel alleen’ weinig van de H. Schrift overlaat dan een paar prenten als kunstmotief en de titel als literatuurdokument, de Katholiek in de Openbaring leeft als de ware aktualiteit. Hoe Gods Woord ons aan 't hart ligt, leren de bidstoelen in 't Cenakel, ieder met een psalmvers voor motief van overweging. Daarom dient niet alleen 't museum een bijbelverzameling aan te leggen, zoals er in 't Vaticaan een door het Franse volk gegeven is, maar ook de winkel, waar kiese bezoekers een vergoeding voor de welkome ontvangst en meteen een herinnering aan deze ándere wereld verwachten, Evangelies in alle formaten te leveren. Boven de deur kon desnoods het vers uithangen, dat Thijm in Vondels taal en toon, niet bepaald in ireniese stemming schreef: Zy zegghen dat het roomsche volck
Den Bijbel niet mach lezen....
Een leerzaam propagandamiddel in harmonie met de polyglotte muurversiering van een Jeruzalems heiligdom zou de uitgaaf zijn van 't Onze Vader in allerlei talen, met name die van onze kolonies, licht in onze missiehuizen te schrijven en in Leiden te drukken. Een gewichtige verantwoording heeft de pastoor: de Kerk trouw te vertegenwoordigen zoals ze zelf wil zijn. Mocht bijv. | |
[pagina 171]
| |
het officie door de nonnen niet zuiver liturgies gezongen worden - zusters hebben in dit opzicht soms geen goede naam -, dan was dit ook apologeties een verlies, al zou de muziek evenveel vreemden trekken als van Sacré Coeur in Rome. Het Sionisme maakt Palestina, dus de H. Landstichting aktueel voor Joden, die er Oud en Nieuw zien samengroeien en door onze piëteit voor hun vaderland, het land van hun èn onze aartsvaders, hun Beloofde Land, ons Heilig Land, vertederd en misschien verbeterd worden. Wat Rome boven de poort van een kerkje in 't oude Ghetto de profeet met Hebreeuwse tekens laat vermanen, drukt de naam van deze onderneming uit: stichting door het Heilig Land. Verlangen de bezoekers in de zomer, als de omgeving van Berg en Dal vol gasten zit, ook niet naar het levend woord? Gidsen kunnen hoogstens de gezelschappen bij groepjes toespreken, het volk eist een redenaar. Al ruim vijftig jaar geleden schreef Wiseman: I have often thought and said, that the lecture platform is ours, if we choose; we have topics which would be fresh and new, which none others possess. In 't purper trad deze baanbreker meermalen voor een gemengd gehoor op, wat Kardinaal Mercier nog doet; bij de ergste storm van 't antipapisme bedaarde hij zijn landgenoten, door ze evenals Newman om zijn preekstoel te verzamelen, terwijl hij later elke uitnodiging tot de katheder van een neutrale of zelfs protestante akademie dankbaar aannam, niet anders dan zijn opvolger Manning als stokoud kardinaal eens een kolekar op straat voor podium gebruikte. Heeft onder ons Schaepman ooit een congres of debat vermeden om andersdenkenden te boeien, hebben Ariëns en Nouwens, Van Oppenraay en Van Ginneken geen kenners aan hun voeten gezien? Waarom gaan onze mannen er alleen in verkiezingsdagen op uit, ‘om een vergankelike kroon te winnen’? Zelfs op politiek standpunt is 't duidelik, hoe de stemming, die de stemmen bepaalt, vroeger te beheersen valt. Maar het gaat om oneindig meer dan om een staatkundig | |
[pagina 172]
| |
belang, het gaat om ons godsdienstig beginsel. De sprekers voor Roomse verenigingen ondervinden telkens tot hun spijt, dat de zaal matig is bezet en overvol zou lopen, als de deur op een kier gezet werd voor andersdenkenden, die uiteraard een brandende belangstelling in onze wondersfeer hebben. Waar is 't optreden van een apostel nu meer aangewezen dan op de gedenkplekken van de Meester, die de scharen openlik leerde? Zoals Suijs bijbelspelen afwees, vindt hij daarom voordrachten op hun plaats. Ook hierin is Rome weer Jeruzalem trouw gebleven, want de Eeuwige Stad kent conferenties in de open lucht bij katakomben en had tot 1870 geregeld preken op pleinen. Het gehoor, dat vrijwillig op ons eigen gebied komt, is zeker welwillend gestemd. In de H. Landstichting kan ieder een ervaring van symboliese, ja van profetiese draagkracht beleven. Luister naar de preek in 't Cenakel en onder de koepel is die moeilik te horen; vraag de pastoor iets vanaf de loggia te zeggen en hij valt tot de hoeken van 't plein, dat tienduizend mensen kan bevatten, woord voor woord te verstaan. Gaat het zo niet met Gods Kerk, waarbinnen 't Woord voor verzadigden teveel verloren gaat en waarbuiten 't bij kruimels dankbaar wordt verteerd, als het er aan de hongerigen eens wordt uitgestrooid? Ik zie onze Pater, neen laten we hartelik Hollands praten, onze Vader de Groot daarboven in zijn wit habijt tegen de witte gevel staan, met de voorstelling van 't Laatste Avondmaal als achtergrond. Wat moet het hart, dat deze denker welsprekend maakt, opengaan, als hij de stad, waar hij zijn professoraat voorbereide, in 't eind van zijn gezegende werkkring aan zijn voeten heeft en een wijde kring van hoorders uit alle steden met Gods hemel voor koepel, Gods heiligdom voor klankbord en Gods groene schepping voor kathedraal! Verzamelt een missiefeest daar alle apostoliese zielen, om het Onze Vader te horen verklaren als de uitdrukking Van de Blije Boodschap, dan zal opnieuw blijken, dat de zendingsgeest niet minder ongelovigen in 't eigen land bekeert dan bij de barbaren. Gerard Brom |
|