De Beiaard. Jaargang 2
(1917-1918)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Het wereldapostolaatEEN priester zat met Abraham Kuyper eens aan tafel en niet ‘bij brood alleen’, toen hij de moeilikheid voorlegde, dat twee derde van de wereld nog het Christendom niet kent. En de meester, behalve predikant en professor ook politicus met de gaaf om te zeggen en te horen wat hij wil, zoals een geus hem bij zijn jubileum openlik dorst vertellen, hij hield zich oostindies doof. Oostindies doof - wat een uitdrukking voor het gereformeerd geweten in dit geval! Hoe meer de geschiedenis van de evangelisatie die van de kolonisatie volgt, hoe welsprekender de uitzonderingen telkens de regel bevestigen, dat Holland zijn welvaart alles behalve aan de Oost betaalde met geestelike zegen. De hoogleraren Saravia en vooral Walaeus in Leiden, Voetius en Hoornbeek in Utrecht, een zendeling Dr. Heurnius, die op hun beurt verwezen naar het model van de Societeit van Jezus en de Congregatie van de Propaganda, wisten evenmin de Staatskerk als de O.I. Compagnie te bezielen, zodat hun beweging verliep. Tot de uiterste kapen en verste golven staat de wereldkaart vol Nederlandse namen, maar ons volk heeft de aarde doorkruist, zonder het kruis als spoor na te laten. Beleefden Japan en Ceylon zelfs geen heidens verdringen van 't Evangelie door onze landgenoten? De heren speelden thuis met heiligschennende winsten de schijnheilige, waarvoor ‘Het Land van Rembrandt’ hun de lof toedient, dat ze nooit in de fout van Spanjaarden en Portugezen vervielen om hun overtuiging op te dringen en zielen te winnen, wat een handboek van Van Rijsens, die graag met de vrome vaderen geurt, zó maar overneemt! Na Van Ginneken's betoog, hoe allerlei woorden voor hoger begrippen in onze kolonies Romaans en voor lager dingen Nederlands van oorsprong zijn, is de cultuurhistorie met zulke platte dooddoeners weinig meer gediend. Als een soort geestelike teeltkeus liet de eigengereide uitverkiezing zelfs de Boeren hun kerken sluiten ‘voor honden en Kaffers’. | |
[pagina 41]
| |
't Eigenlik Kalvinisme, overal revolutionair opgestormd en dan fatalisties vastgeankerd in zijn voorbeschikking tot Godsvolk, waarin 't Godsrijk leek vervuld, deed zo goed als niets voor de verkondiging van de wedergeboorte aan alle volken. Volgens Warneck kenden Luther en Kalvijn evenmin de zendingsgedachte als de zendingsdaad. Eerst katholizerende leken als Grotius en Leibnitz spraken onder Protestanten deze plicht uit; en naarmate de liefdeloze rechtvaardigingsleer van de Hervorming was gezuiverd tot de milde opvatting van de Remonstranten, die de traditie van de Moederkerk naderden, naarmate 't besef van Christus' verlossingswerk voor alle mensen zich herstelde bij Piëtisten en Methodisten, begon 't Evangelie als Blije Boodschap van kracht en leven weer uitgedragen te worden, tot deze praktiese geest ten slotte zelfs de steilste gemeente doordrong. Veelzeggend blijft het feit, dat telkens een onroomse onderneming letterlik Rome navolgde; ontwierp Cromwell een congregatio de propaganda fide en bepleitte een Duitser tegelijk een collegium de propaganda fide, 't eerste zendingsgenootschap heette in Amerika werkelik ‘Society for the Propagation of the Gospel’, terwijl tegenwoordig de naam propaganda door alle partijen is geannexeerd als een afdoend bewijs, hoe de Moederkerk heel de wereld tot apostolaat opvoedde. In Holland dateert de volle zendingsgeest van 't Réveil, dat wel op Kalvinisme uitliep, maar van Piëtisme uitging. De vrije sekten waren ook meer gewoon aan offers dan de staatskerken, te nationaal om zich voor 't buitenland warm te maken, of door het verband tussen regering en handel teveel gedrukt om zending in eigen kolonies niet gevaarlik te vinden en geen hongitochten te verkiezen boven kruistochten. Warneck noemt de godsdienstige verwaarlozing van Indië dan ook ‘eine laute Anklage gegen das Christentums Niederlands’. Een paar verlopen zieketroosters moesten in de regel de taak van evangelist voldoen. Wordt de Jezuieten teveel aanpassing aan de toestanden in Azië verweten, dan | |
[pagina 42]
| |
verklapt Prof. Kruif een bepaald beginselverraad van protestante zendelingen tegenover landgenoten zelf; want in 't begin van de 18de eeuw schijnt in de voor Indië bestemde uitgaven van de hervormde liturgie ‘de meinedige’ geschrapt te zijn onder de zondaars, die van 't avondmaal werden uitgesloten - een bedenkelike toegemoetkoming aan de algemene oneerlikheid van de Hollandse koopman, waaraan de bedienaar des Woords in 't plechtigst ogenblik niet eens de les dorst lezen! Wat onlangs van de eerste neger-dominee is bekend gemaakt, lijkt nog meer een tragedie van zijn Kerk dan van zijn persoon. Weldadig staat midden in onze gouden eeuw of liever eeuw van 't goud de verschijning van een Vondel, die aan 't eind van zijn wijsgerig-godgeleerde ‘Bespiegelingen’ hartelik bad: De hemel zeegne toch de Roomse Christgezanten,
Nu derwaart om den boom van 't kruis alom te planten....
In een omgeving, waar de oude Kerk alle moeite deed om zich boven water te houden, liet de dichter vol vertrouwen zijn broeders meeleven met de Roomse veroveringen aan 't ander eind van de wereld, waarvoor zijn vervolgde geloofsgenoten edelmoedig hun laatste offers brachten. De liefde kent geen grenzen; wat Rooms Holland bij zijn beproeving overhad voor Azië, waarvan 't geen schatten met de regenten trok, herinnert aan de penning van de arme weduwe. Vondel, als apologeet een fenomeen van de contrareformatie, al wordt zijn naam door Hergenröther-Kirsch vergeten, volgde met hart en ziel de missiebeweging van zijn dagen en droeg aan een vader van twee Jezuieten zijn aktueel drama ‘Zunchin’ met de Keulenaar Adam Schall als held en priesters als rei op. Het werk is artistiek wat rommelig uitgevallen, omdat het geen direkte propaganda voor de missie genoeg voert, waarmee de eenheid en de levendigheid zou gewonnen hebben; maar het vormt een document in de vaderlandse geschiedenis, waarop we trots mogen zijn. | |
[pagina 43]
| |
Minstens vijf jaar vroeger al vervuld van ChinaGa naar voetnoot1), heeft de dichter zich ernstig voorbereid met de lectuur van Schall's astronomiese werken niet alleen, maar ook met studie van Confucius en Aziatiese cultuur, van ordesleven en zendingswerk, zodat hij zich het modern probleem stelt van de overeenkomst tussen Katholicisme en Boedhisme, door hem eenvoudig aan duivelbedrog en verleidelike nabootsing toegeschreven. Wat baat het, dat Sinese wijzen
De godheid kennen en haar niet
Naar eis van zulk een kennis prijzen,
Zich buigende onder Gods gebied?
Het merkwaardigste van 't stuk is weer Vondels eigen getuigenis, want dezelfde held, die Gomaristen en Puriteinen met levensgevaar aandorst, noemt hier de Japanse Christenvervolging, waaraan Holland tot zijn eeuwige schande zoveel schuld had, meermalen bij z'n naam.
In tegenstelling met het oudste Christendom, waarmee de Hervorming zich bij voorkeur vergeleek, had het Protestantisme een paar eeuwen nodig om zich van zijn roeping bewust te worden; maar nu gaat het grotendeels in de zending op. Wie deze godsdienst als Kerk veroordeelt, denkt het volslagen overwonnen te hebben, terwijl de betekenis van dat individueel geloof ligt in de toewijding van zijn leden. Zó geweldig is de wondermacht van de Openbaring, dat het kleinste brok nog een onweerstaanbare krachtbron voor de wereld ontwikkelt; en sinds onze gescheiden broeders van de verlaten Moeder de heidenbekering leerden, hebben ze al evangelizerend het Evangelie voor zich tot een zegen gemaakt, waaraan wij ons veilig mogen stichten en sterken. Ons trouwe kinderen van de ware Kerk belijden zonder offervaardige vervulling van onze kinderliefde is zelfbedrog. Als wij met onze leer van de goede werken ons | |
[pagina 44]
| |
feitelik door de goede werken van andersdenkenden laten overtreffen, dan leveren wij 'n ongevraagd pleidooi voor de Hervorming. ‘Want niet in woorden is 't Godsrijk, maar in kracht’ en wij moeten een voor een ‘meewerken met het Evangelie naar Gods kracht’, herinnert ons de oudste en grootste heidenapostel. In 't leidend Japan, 't land van onze Xaveer - waarvan een Duits dominee 't eerst een gedokumenteerde levensbeschrijving op het terrein zelf leverde - zijn de Protestanten ons verreweg voorgekomen, ofschoon wij veertig jaar geleden begonnen met een voorsprong in de Roomse traditie. Ze hebben er veel meer werken, posten, scholen, hospitalen, uitgaven en gaan met 80%, wij maar met 18% vooruit. Dat zijn andere feiten dan Kard. Wiseman indertijd kon vertellen in zijn apologeties boek over de onvruchtbaarheid van protestante missies! Zo'n overheersing is niet alleen verklaard uit het politiek en economies overwicht van onroomse mogendheden, als niet meteen de geestelike beweegkracht van die geldmacht in Engeland en Amerika aangegeven wordt. Nu staren Katholieken zich blind op het zwakke stelsel van de Hervorming, waarbij ze vergeten dat theologie evenmin als organisatie toch de energie uitput. Integendeel heeft op de korte baan de verdeeldheid van 't sektewezen inzóver een voordeel, dat afzonderlike gemeenten alles op aller verantwoording laten aankomen. Geeft de Pauliniese vergelijking van de Kerk bij een lichaam ieder lid zijn ondergeschikte plaats, in de sekte speelt elk deel voor geheel; zooals de Protestant zelf paus heet, is hij zijn eigen Kerk. Wie zich met uiterste inspanning alleen kan handhaven, heeft zending als levensvoorwaarde nodig. Het getuigen zit de Protestant, die weinig van zijn Kerk krijgt en er weinig aan vraagt, in 't bloed voor zelfbehoud: wie leven geeft, die leven heeft. Kapellen kunnen uiteraard een uitgelezen gemeente vormen, terwijl de algemene Kerk bestemd is om als het net van 't Evangelie goede en kwade vissen samen te houden tot de oordeelsdag, zodat de gemiddelde Katholiek nog lang geen | |
[pagina 45]
| |
apostel is, wat ieder Heilsoldaat moet zijn; al hebben wij naast een compromittante massa middelmatigheid weer het ideaal in onze heiligen. Hoe kleiner een sekte is, hoe groter de expansie, om wijde wortels voor steun te winnen. Zoals het handjevol Oudkatholieken koortsachtig kontakt met schismatieken van Oost en West zoekt, zijn de sekten op proselieten aangewezen. Katholieken hebben de veilige zekerheid in beginsel algemeen te zijn en voelen daarom wel eens minder haast om die erenaam katholiek metterdaad te verdienen. Het gaat hier om een wezenlik kenteken van onze Kerk, waarvan de uitwendige heiligheid evenmin vanzelf beantwoordt aan de inwendige als de quantitatieve algemeenheid aan de qualitatieve. En dit is een ergernis en een gevaar voor velen, die Rome volgens het Evangeliewoord van de boom en de vruchten volstrekt naar zijn gevolgen beoordelen. Dus staat bij de crisis van onze missies niet enkel 't zieleheil van vreemde volken op het spel, maar ook min of meer de klaarblijkelikheid van de alleenzaligmakende leer, voorzover die immers in 't leven te belichamen valt. De Anglikaan mag geen schijn van grond vinden voor de bewering, dat zijn nationale Kerk tenslotte universeler is dan onze ecumeniese Kerk; want zoals een zoon van de Primaat van Canterbury zich naar Rome boog, toen hem in 't Engels Egypte de Roomse eenheid trof, zo zou menig zoeker weerhouden, misschien zelfs menig gelovige geschokt worden, nam ooit Indië 't Evangelie van de Hervorming aan. Bovendien voelen we West-Europa langzaam verouderen en kunnen we op onze vingers uittellen, dat de miljoenen Slaven en honderden miljoenen Mongolen en verder honderden miljoenen Hindoe's in verhouding tot hun beschaving wel de leiding over de wereld veroveren, zodat met de moderne staatkunde ook de tegenwoordige godsdienstbeweging onvermijdelik z'n zwaartepunt verlegt naar de kolonies. Een nieuwe wereld is aan 't groeien en de grote vraag wordt, of Rome tussen een ketters Amerika en een ketters Azië in 't gedrang zal komen, waar het gevaar van | |
[pagina 46]
| |
de gewapende Islam al dreigt. Van de Mohammedanen is veel kwaad te vertellen, hun uitbreiding was niet minder gewelddadig dan verderfelik; maar het blijft de waarheid, dat de volgelingen van de Profeet hier en daar de leerlingen van de Messias in 't verkondigen van 't eengodedom eeuwen zijn vóór geweest en onze missie zich daarom voorlopig moet richten op afgelegen stammen, die nog heiden zijn. Goddank begint tenminste 't vooroordeel, alsof Mohammedanen menselik onbekeerbaar zijn, te genezen door gunstige proeven. Toch blijft de toekomst van Japan en China ‘die brennendste Missionsfrage der Gegenwart’, waarbij Holland met zijn politieke betrekking tot het ene land en zijn economiese tot het andere dadelik wordt betrokken. De Académie française bekroonde George Goyau's deel ‘Le Protestantisme’ in ‘L'Allemagne religieuse’ terecht, maar de oudste dochter van de Kerk zou zich noodlottig vergissen in de mening, daarmee met de Hervorming in z'n geboorteland te hebben afgerekend. De leerstellige verwarring is in missielanden niet zo dodelik voor het Protestantisme, omdat het vooral de minst kerkelike, ik zeg niet de minst godsdienstige groepen zijn, die 't vurigst ijveren voor zending als voor maatschappelik werk in 't algemeen. De Kalvinist, volgens Kuyper ook niet bij de chocoladeketel grootgebracht, besteedt zijn onwrikbare kracht aan 't handhaven van zijn standpunt en staat koeler tegenover uitbreiding van 't Christendom dan praktiese sekten met overstromend gevoel, Hernhutters en Kwakers en Baptisten, waarvoor de vaste leer zich in een vlot leven oplost. Zo komen de verschillende zendelingen tot een soort verbroedering, die de inboorlingen met schijneenheid lokken moet en 't verdeeld moederland een biezondere voldoening geeft voor zijn moeite. Dwingt de wedijver met Rome, de strijd tegen de Islam, in één woord de praktijk immers de Protestanten tot onderlinge vrede, al is 't maar een wapenstilstand, dan is geen offer voor de zending te duur. Dus werkt de heidenbekering op hun kerken zelf terug; en wat godsdienstig is geconstateerd, | |
[pagina 47]
| |
dat het Protestantisme zijn voortbestaan dankt aan zijn evangelizeren, dat valt menskundig te verklaren. Vandaar de deelneming uit alle kringen aan deze beweging, nu de Hervorming in de breedte wil bereiken wat in de diepte is mislukt. De Christenstudentevereniging heeft voor dertig jaar de evangelizering van de wereld door dit levend geslacht gezworen. De Amerikaan John Mott, een van die waarachtig grote mannen, die heel in één denkbeeld leven, bezoekt universiteit na universiteit, om de akademiese jeugd te bezielen voor zijn wachtwoord: ‘De studenten van 't Westen moeten de studenten van 't Oosten voor Christus winnen’. Het blad van 't Utrechts zendingsgenootschap Eltheto werd Nederlands bondsorgaan en heeft ook buitenstaanders centraler in hun ziel gegrepen dan de neutrale studentepers samen. Ik beken me innig dankbaar voor zijn prikkels, die me uit actie en reactie bewuster Rooms hielpen maken. Wat heb ik hun wereldfederatie benijd, waar ze met echt protestante noodhulp in een eigen bond het gemis aan een wereldkerk zoveel mogelik vergoedden! In Zeist waren alle landen op een conferentie vertegenwoordigd; en toen Tokio aan de beurt kwam, was er dadelik een afgevaardigde uit Holland klaar, zoals er naar alle landen van Europa meerderen meetrokken. Illustreert zo'n geval niet, welke vitale functie de zending voor het gemeenschapsgevoel van de eenzame Protestant betekent? In zich zelf vol twijfel opgesloten, wordt hij ineens voor een uitzicht gezet, dat zijn kindschap Gods vergroot met een oneindige broederschap; 't eng geweten herademt in een ruim hart, dat de Protestant tenminste 'n katholieke atmosfeer opent. Want in wezen is de missie niet minder katholiek dan in oorsprong en vormt maar een enkel voorbeeld van allerlei elementen, waarin de Hervorming ongemerkt tot de Moederkerk is teruggekeerd. Al is het syncretisme uiteraard kunstmatig ten koste van de beginselen, zodat de kleur verschiet tot een onbestemde overgang tussen orthodox en modern, het streven blijft een | |
[pagina 48]
| |
hulde aan de katholiciteit en geeft ons een rijke les door het inductief ontdekken van de onmisbare eenheid. In 't groot bezien werken dus andersdenkende ijveraars voor ónze toekomst; wat zij verkondigen, kan alleen Rome vervullen, want zoals Eva was bestemd voor de vermenigvuldiging van 't mensdom, is de Moederkerk tot vereniging daarvan geroepen. Maar een centrale, die krachten heeft te verzamelen en te verspreiden, kan enkel zoveel energie omzetten als in 't getij van onze stemmingen, in de waterval van onze geestdrift, in de stroom van onze offers, in 't vuur van ons gebed beweegt. De gevel van de Romeinse Propaganda wordt een ijdel decor zonder evenredig monument van actie met wereldperspectief. Lichter is 't te bewijzen, dat de ware Kerk uitsluitend de wettige zending van Christus heeft, dan die zending te volbrengen; met tractaten en decreten de Openbaring werkelik openbaren aan de wereld is even onmogelik als electriciteit doorleiden met louter formules. Onverteerde dogmatiek zal zwaar op ons geweten liggen in 't oordeel, waar ons leven wordt gewogen naar wat vlees en bloed van ons wezen is, naar 't Woord dat we dragen in 't hart en niet enkel in de mond. ‘Vuur ben ik op aarde komen brengen en wat wil ik dan dat het brandt?’ Als in de tropen nog geen harten genoeg gloeien voor God, dan alleen omdat ons hart zo koel gebleven is. Buitenland heet het eerste hoofdstuk in elke krant van ons kosmopolities handelsvolk, maar staat het onder 't motto ‘Laat komen uw rijk’? Het vullen van buidel en schedel zonder vermeerdering van Gods naam wreekt zich aan ons zelf. Klein voelen wij Roomsen ons in Holland en we lijden onder die kleinheid, die geen gunst van vreemden, alleen inwendige vrijheid overwinnen kan. We buigen zoet ons hoofd bij de Zoete Naam en wij vergeten, dat ontelbaren hun hoofd door die Naam, waarin alleen de mens zalig wordt, moeten leren opheffen; we vouwen innig onze handen en steken ze te weinig tot redding van wanhopigen uit; we doen vroom onze ogen dicht en verleren ze wijd open te doen in de werkelikheid, waar blinden lei- | |
[pagina 49]
| |
ding nodig hebben. Neen 't ora zal niet minder worden in gezelschap van 't labora, dat anderen helpt bidden. De Voorzienigheid bedoelt blijkbaar een gezonde les en straf aan ons, die tijdelik door protestante zendelingen over 't hoofd zijn gegroeid. We mogen ontkennen, dat ze de naam zendelingen eigenlik verdienen, want ‘hoe zullen ze preken, als ze niet gezonden worden?’ en een zendende macht ontbreekt hun. Maar twijfel over de trouw van de vereniging, die ze zonder recht zond, is uitgesloten, terwijl onze missionarissen 't helaas te dikwels met hun heilige zending van de Kerk alleen moeten doen en pijnlik tekortkomen in steun van hun geloofsgenoten. 't Allermooiste van Pater L. van Rijckevorsel's tijdige boekjes ‘Missie en Missieactie’ en ‘Missie-actie in Nederland’, die velen een wereld of liever de wereld hebben geopend, lijkt wel zijn openhartige vergelijking van katholieke en protestante werken. Wij moeten nog apostolies worden gevormd; versteld staat iedereen, die door de jonge Jezuiet is wakker geschud, hoe de opvoeding bij ons dit pedagogies middel kon verwaarlozen. Ik ging als jongen jaar in jaar uit met alle scholen samen naar de kathedraal voor 't feest van de Kindsheid, zonder ooit geweten te hebben wat het betekende; en helaas genoeg tijdgenoten, die 't toevallig nog niet weten. Ik dacht vaag een algemene toewijding van de jeugd aan 't Goddelijk Kind; en zou 'k er een bepaalde voorstelling mee verbonden hebben, dan hoogstens naar aanleiding van de arme weesmeisjes in de processie. De priester, die 'n onverstaanbare preek hield, een stokoud seminarieprofessor, belichaamde vrij wel de verouderde vorm van onze organisatie. Lees ik daarnaast, hoe Catherine Booth in haar hoekje van een Wesleyaanse sekte als kind ijverde voor heidenbekering, dan begrijp ik hoe zij, persoonlik met haar vaderland bezig, levenslang de verre zending bleef bedenken en er haar laatste rede met haar liefste dochter aan wijdde. Onlangs mocht ik de ontvangst van een missiebisschop in een kostschool bijwonen en werd teleurgesteld door de matte toon van de plechtigheid, die de leer- | |
[pagina 50]
| |
lingen buiten 't gejuich over de vrije middag geen geestdrift bracht, omdat ze waarschijnlik door geen voorlichting waren voorbereid. Een dag eerder had ik Kolonel Whatmore, nu Kommandant van Nederland, gehoord over zijn inspectiereis door de Aziatiese posten van 't Heilsleger; en wat wisten zijn geestverwanten meer uit het gehoor te halen voor de zending! Het planten van de vlag in 't Oosten was hun gemeenschappelike zaak, waarvoor ieder Soldaat zijn leven, ieder Protestant zijn gaven over had. En moet een verovering voor Christus een Christen niet minstens zo ter harte gaan als op het ogenblik een overwinning Duitsers of Fransen? Het volk hoorde Whatmore's nieuws met de belangstelling van 't publiek voor verkiezingstelegrammen, want is de grote keus tenslotte niet vóór of tegen Christus? Welkom was elk bericht van 't verhaal, hoe Korea voor 't Evangelie opengaat en 't Boedhisme weigert van 't overheersend Japan, dat zelf 70% van zijn tempels in parken veranderd heeft en begrijpt, dat die passieve, fatale godsdienst eigenlik de voornaamste hinder voor zijn expansie uitmaakt. Nergens in de wereld had de spreker zoveel tegemoetkoming voor het Christendom gezien als in Japan, waar honderden mannen betoverd kwamen luisteren naar de boodschap van 't Kruis, terwijl in 't christelik Europa nauweliks de preek wordt gehoord. En met een dramaties gebaar, waarvan de propaganda insloeg, vertoonde hij de zijden brief van een jong Japanner, die zijn geloofsbelofte met zijn bloed had ondertekend. De aandacht steeg natuurlik bij de beschrijving van Nederlands Indië, waar volgens het Heilsleger, anders zelf geen strenge richting, teveel modern Protestantisme wordt gebracht, 't ideaal van Christus zonder Christus' persoon, de navolging van de Meester buiten zijn genade om. Het Leger gaf er prakties Christendom te zien in ziekenhuizen en gestichten voor gevallen meisjes, meest beneden vijftien jaren. Dan riep de officier echtparen voor het bestuur van weeshuizen op en vertelde over de melaatsekolonies op Bali, waar de natuur een paradijs was, maar de lijders moeilik een hemel konden vinden. En toch beleefden | |
[pagina 51]
| |
zielen daar hun zaligheid zoals een jong kapiteine, die bij 't verbinden van wonden eens besmettelike etter op haar oog kreeg en niet weg ging om het te laten behandelen, omdat haar katechizanten juist aan de overgaaf toe waren. ‘Ik zeg niet dat ze verstandig deed, ik stuurde haar naar de dokter, maar wat een toewijding! En wat had het haar aangedaan dan de Geest van God? Laat dan komen wie iets van die roeping voelt! Onze verantwoording is er mee gemoeid. Stel aan uw geweten de vraag: Is mijn dienst daar nodig?...’ Geen wonder dat in landen, waar zo'n concurrentie 't sterkst opdringt, onze missiebeweging zich ook gedreven voelt tot nieuwe kracht. Een heilige ontevredenheid, een verhoging van de eisen, een herziening van 't werkprogram vormen 't voorspel van overeenstemming tussen missionarissen en parochiegeesteliken en meteen tussen de verschillende landen, waardoor als 't ware 'n weergeboorte van de Kerk gewaarborgd wordt. Want de apostoliese geest, ik bedoel niet zozeer lijdelik in 't erven van 't geloofspand als werkzaam in 't veroveren van de wereld, geeft werkelike heiligen en maakt allen één en algemeen. Buitengewoon kras en wel eens krassend ook is de missieplicht uitgesproken in de recente brochure ‘Vom Verhältnis der Kath. Kirche zur Heidenmission in der Gegenwart’ van Anton Heinz, die de ervaring bevestigt, dat zijn volk van meesters zich meer bewonderenswaardig dan beminnelik voor kan doen. De Duitse kunst om de degelikste denkbeelden in de onaangenaamste vorm aan de man te brengen blijkt hier in de kommandeertoon en vooral in 't refrein, dat alles op officiële maatregelen van de hierarchie aankomt, alsof het heidenapostolaat niet eerder de roeping van de vrije Pauluskracht dan van de vaste Petrusmacht was. Maar het opdringerige is louter een gevolg van edele verontwaardiging en vroom ongeduld, die levendige liefde voor de Kerk bewijzen. De geschiedenis van de Hervorming, God weet nooit uitgebroken bij eerder acces van de ‘gravamina nationis germanicae’, leert ons deze veeleisende, maar onzelfzuchtige | |
[pagina 52]
| |
noodkreten waarderen, die met een ontzettende climax de wereldcrisis naar Rome seinen: na de preken van Pater Fischer en de lessen van Pater Schwager nu 't direkt pleidooi van de leek Heinz. Er is meermalen geschermd met de leus ‘sensus catholicus’ door personen, die de eenzijdigheid zelf waren, ofschoon 't begrip katholiek of algemeen allereerst evenwicht insluit. Het Katholicisme kan zich niet dualisties tevreden stellen met alternatieven, geeft altijd aan synthese ruimte. Heet het bekendste boek van Kierkegaard, een uiterst type van protestant individualisme: ‘Of - of’, dan valt het sociaal Katholicisme samen te vatten in 't motto: ‘En - en’, dus et et voor aut aut. Nu denken sommigen de Kerk te dienen met wantrouwen tegen de missie, omdat die de actie in 't vaderland bedreigen zou. Even weinig recht als deze tegenstelling heeft de uitsluiting van zielzorg in 't belang van eigen zaligheid. Juist een middel om goed christen te zijn is anderen 't te maken; zich zelf bekeren en vreemden bekeren staat in wisselwerking, wat voor een volk geldt als voor een persoon. Wijdt Nederland in z'n geheel zich aan de redding van zijn kolonies, dan wordt het immers ook gewijd; apostolaat heiligt allereerst de apostel zelf, omdat niemand een vuur ronddraagt zonder te gaan gloeien. Vermindering van geloof in ons vaderland is geen reden om het daarbuiten niet te vermeerderen. Jezus'woord: ‘Armen zult ge altijd bij u hebben’ heeft ook een geestelike betekenis en leert ons de liefde voor zijn persoon niet door menseliefde te beperken. De liefde dringt ons de Meester overal te leren liefhebben; en ver van ons af te houden van menseliefde, drijft die Godsliefde ons juist tot naasteliefde, waarvan deze ‘versteliefde’ naar Foersters fijne woordspeling het klaarste teken is. Hadden de apostelen op de volledige kerstening van de Joden gewacht, dan waren alle volken immers nog heiden. Was Engeland heel Christen, toen Willebrord hier het geloof kwam preken? Ongeloof en bijgeloof zitten overal, zolang er zonde zit; afval en ontaar- | |
[pagina 53]
| |
ding beginnen toch altijd opnieuw, zodat wij Germanen nu de stad Rome moeten helpen evangelizeren. Scheen één prelaat in de sociale hervorming van Engeland op te gaan, dan Kard. Manning, die als verantwoordelik en ondernemend bisschop alle belang bij 't behoud van krachten had, maar prakties genoeg was om ze door vrijheid van beweging en door bezieling tot dubbele toewijding te winnen, in plaats van de energie in andere vormen dan zijn persoonlike voorliefde te drukken, wat ten slotte zijn eigen werken ook verzwakt zou hebben. Dit was zijn beschouwing over de vreemde missies: 't Is omdat we mensen en middelen hier tekort komen, dat we beslist mensen en middelen weg moeten sturen. In de juiste verhouding, waarin we vrij geven wat we vrij kregen, zullen onze werken thuis bloeien en 't getal en 't gehalte van onze priesters groeien. Dit is de graad en de maat van katholiek leven onder ons. De missiegeest is de voorwaarde tot ontwikkeling; en valt het geloof in ons land uit te breiden, dan juist door onze moeite om het in 't buitenland te brengen. We hebben de belofte: Geef en u zal gegeven worden. Van de andere kant was Kard. Vaughan, de stichter van Mill Hill, ook weer de stuwkracht van 't Rescuework voor boefjes in Manchester en Londen. En de tegenwoordige Kard. Bourne stelde Ierland, dat het geloof zo trouw had bewaard, omdat het even trouw het geloof verkondigd had, aan Engeland tot voorbeeld. Trouwens dezelfde Leo XIII, die de paus van de christendemocratie wordt genoemd, opende niet enkel de Kerkpoorten wijd voor alle schismatieken met hun eigen ritus, maar maakte de missionarissen Lavigerie en Massaja kardinaal, om Afrika in Rome te vertegenwoordigen. De gewetensvraag: ‘Wie is mijn naaste?’ valt voor andere omstandigheden telkens opnieuw te stellen. Nu 't besef doordringt, dat dwalenden ook tot onze parochie horen, zoals de pausen in hun encyclieken ze rekenen bij de Kerk, nu beginnen we te voelen, hoe we als broeders en zusters in | |
[pagina 54]
| |
Christus eigenlik familie van heel de wereld zijn. Het woord solidariteit wordt enkel egoïsties voor klassestrijd gebruikt, terwijl het ons ingeschapen moet zijn met oog op de geloofseenheid. Nog klinkt het vreemd, dat wij aansprakelik kunnen heten voor de ziel van een verre heiden. Ons geloof met onderzoek bevestigen geeft ons uiterlike steun als een stok aan een stek, maar het wezenlik in ons leven laten uitgroeien, dat wint een diepe wortel. Apologie dient zich daarom te ontwikkelen tot Apostolaat, om ons werk vruchtbaar te maken. Door meermalen Europeanen te bekeren met hun heldhaftig voorbeeld tonen missionarissen dan ook het verband tussen binnen- en buitenmissie, dat onze vereniging ‘Petrus Canisius’ logies tot opneming van de heidenbekering in 't program leidt en dat de Ned. Protestanten op hun beurt weergeven in 't doel van hun zendingsorganisatie: ‘Het bevorderen van de belangen der zending onder de Joden, Mohammedanen en Heidenen en van die der Evangelisatie onder Rooms-Katholieken’. Aan priesters wordt het overgelaten, om nadat Pater Fischer's in 't Hollands en door een Hollander in 't Engels bewerkt prachtboekje ‘Jesu letzter Wille’ het bijbelse van de missiegedachte demonstreerde, er het liturgiese van uit te werken. Ik herinner alleen aan de Hollandse gewoonte om elke gezongen dienst te besluiten met de 116de psalm: Looft de Heer, alle stammen, looft Hem, alle volken. Is die oproep van 't kleine Holland aan de wereld geen missiepreek, die ons een voor een de verplichting tot meewerking aan dat geweldig doel oplegt? Zingen wij 't geregeld rond, dat de heidenen God loven moeten, dan moeten wij 't ze ook leren; anders maakt ons zeevolk dit gezang tot een fraze. Hoe komen onze twee miljoen geloofsgenoten aan dat uitzicht over een miljard ongelovigen? Een herinnering beweegt ons hart: Omdat zijn barmhartigheid over ons bevestigd is en de waarheid des Heren blijft in eeuwigheid. Ja Rooms Holland voelde Gods genade bekrachtigd en heeft ondervonden, hoe de hemelse waarheid door verleiding en vervolging heen eeuwig duurt. Daarom | |
[pagina 55]
| |
buigen wij eerbiedig en brengen eer aan de Vader en de Zoon en de H. Geest, waaraan wij dankbaar de wereld willen wijden. Weg van ons de angst uit bekrompen zelfzucht, dat zorg voor het buitenland nadeel aan ons eigen volk kan doen! Behalve dat onze kolonies geen vreemd gebied voor ons zijn, hoeven we niet eens het bovennatuurlik standpunt te beklimmen, om hoog over zo'n kerktorenpolitiek uit te zien. De eenvoudige ervaring leert, dat kracht vermeerdert bij krachtgebruik en in 't lichaam van de Kerk evenmin als in de natuur energie verloren gaat bij omzetting in allerlei vormen. Ignatius stuurde van zijn eerste Jezuieten er al naar de verste, nieuwste landen uit, waardoor de anderen tot gelijke heldenmoed werden geprikkeld. Praktiese Hollanders denken er nog zo over: de laatste Provinciaal van de Franciskanen, die zoveel paters voor de studie vrijstelde, wist er nog genoeg af te zonderen voor de missie, ofschoon er eerder gebrek aan werkers dan aan werk scheen; en de Generaal van de Dominikanen begon zijn taak met zijn ordebroeders in 't vaderland te waarschuwen, dat ze voor een oproep naar alle kanten van de aarde klaar moesten staan. Zouden wij met onze volle seminaries en colleges voorzichtiger worden dan 't dozijn apostelen, dat de wereld onder zich verdeelde? Desnoods laten enkele priesters minder de rest nog harder werken en de leken helpen, zoals de contrareformatie voordeed. De offervaardigheid van Frankrijk, dat het goud van de rijken met het bloed van de armen tot een eerbiedwaardig offer aan de missie samensmelt - al mag het roemen op zijn roeping in de Kerk en de nationale expansiepolitiek, die 't volk tot taalpropaganda en de staat tot protectoraat dreef, meetellen bij dit ridderlijk gebaar -, de organisatie van Duitschland met zijn leerstoelen en tijdschriften, zijn verenigingen en vergaderingen één missieschool en één exportkantoor, beide hoopt Nederland aan te vullen met het initiatief van Noord Amerika, waar de Kerk zich het allerlaatst als een gewone moeder binnen de muren van haar huis zou | |
[pagina 56]
| |
opsluiten, omdat haar kinderen uit allerlei huizen verzameld zijn. Vol bonte volken als een markt vol mensen heeft de Unie met driftige haast en slordige weelde en woelige durf zijn motorkapellen, zijn reuzemagazines, zijn monstercongressen aan de gang gezet, om de wereld, die Engels leert spreken, Engels te laten bidden. Een kontrast, dat de Nederlandse Katholiek heeft verzoend, is de tegenstelling van nationale en internationale actie. Onze protestante landgenoten hebben ook zending buiten onze kolonies en vreemde protestanten ook daarbinnen. De oorlog, die zoveel missionarissen verdreef, bevestigt de neutrale positie, waardoor ons kleine volk een onmisbare factor voor de wereldeenheid vormt. De eerste jaren zou 't terugtrekken van onze steun uit welk werelddeel ook, waar Hollandse priesters werken, onverantwoordelik zijn. Langzaam gegroeide verhoudingen op dit kritiek ogenblik verbreken, niemand denkt er aan; integendeel ligt de verwachting voor de hand, dat evenals onze bisdommen elkaar wel krachten lenen, het verlies van geesteliken in 't buitenland door onze wijdelingen tijdelik aan te vullen valt. Iets anders dan een onrooms chauvinisme is met dat al een natuurlike arbeidsverdeling, waarbij Holland gaat streven naar bewerking van zijn trouwens al onafzienbaar terrein, waarvoor uiteraard geen ander land zal ijveren, waarvoor het onze direkt geroepen is en waarvoor vanzelf de meeste belangstelling komt, omdat onze kolonies met allerlei vezelen aan ons bestaan zijn vastgegroeid, die providentiële geleiders kunnen worden tot de geloofsverbreiding, zolang rassen en klassen, landen en standen doelmatig in de natuur geordend zijn. Zowel zakelik als persoonlik valt het ons volk lichter voor evangelisatie van Indië krachten te vinden dan van streken, waarvan we weinig weten en waarvoor we niets biezonders voelen. En alle kans bestaat dat rijen, die de missieroep altijd voorbijging, ineens geestdriftig opspringen bij de verbinding van Nederlands Indië en Rooms geloof. Bij zo'n vrijwilligerswerk als het heidenapostolaat zou 't miskennen van menselike middelen | |
[pagina 57]
| |
een belediging aan de Schepper zijn, die verwantschap tot een graad van aangeboren liefde maakte. ‘Gelukkig Azië...’, laat Vondel de rei van Zunchin zingen. Gelukkig om fijne kruidnagel of dure peper, dat begreep zijn Amsterdam zonder orgaan voor de geestelike zegen en heilige roeping van 't overzeese. Neen Gelukkig Azië, betreden
Van God, den hovenier van Eden,
En engelen en God den Zoon,
Gij spant met reden d'eerste kroon!
Is dit geen hoger lof dan de klassieke volzin over Insulinde, dat zich daar slingert...? De Javaan wordt klein gehouden, ia voorvechters van de vrijheid, maar wat oneindig erger is, hij wordt heiden gelaten; en alleen de waarheid zal hem vrij maken. Uw ‘ethiese politiek’ is een fraze buiten religieuze politiek. Dit schrijf ik op een uitbundig verslag van de vaderlandse vereniging ‘Oost en West’, waar Javanen evenals in afdelingen van 't ‘Algemeen Ned. Verbond’ worden toegejuicht om hun verheerliking van 't heidendom, zoals het is en blijven moet. Een verdediging of zelfs een verklaring van 't Christendom in zo'n organisatie zou strijden met de neutraliteit, maar koketteren met en protegeren van 't polytheïsme bij al zijn zedelike en maatschappelike gevolgen heet even neutraal als nationaal, ofschoon dit stemming maken tegen de zending in naam van de onschendbare natuur afsteekt naast de reclame voor cultuur en.... cultures. Ons troost het psalmvers, dat als een hoofdmotief speelt in 't octaaf van Driekoningen, ons gemeenschappelik feest, in Rome gebruikt voor missiepropaganda en daarvoor overal bestemd, waar de bekering van de ‘goïm’ nog dankbaar wordt herdacht: Laetentur insulae multae, laat Insulinde blij zijn met de nadering van zijn heil, Epiphania in Groot-Nederland, de verschijning van de Godmens in onze tropen voor alle volken, aan ons volk toevertrouwd! Maar door overwicht van onroomse ambtenaars en ondernemers en door | |
[pagina 58]
| |
bevoorrechting van 't gouvernement hebben de Protestanten er zó'n voorsprong gekregen, dat er tien maal meer zijn dan Katholieken. En nu valt in onze Oost de beslissing; als we op dit kritiek ogenblik onze slag niet slaan, lijken we daar voorgoed verloren. Boven 't dreigen van Japan en Islam is 't grote feit de emancipatie van de inlanders, 't doordringen van Nederlandse taal en geest, 't studeren van Javanen aan onze hogescholen, 't bezetten van posten door Indo's en Indiërs. Er zijn socialisten, er zijn theosofen, allerlei vrijdenkers onder het volk gekomen; zorgen wij dus niet tijdig voor eigen priesters en eigen onderwijzers, om het sentimentele van de ‘ethiese’ politiek met wezenliker weldaden te vervangen, dan verdienen de Roomsen geen aandeel in 't koloniaal bezit. Dat onze eigenlike heidenmissie in de Oost pas tien, twintig jaren opbloeit, verwondert niet te veel landgenoten van de Canisiusvereniging, die directe actie tot bekering van Nederland eerst vijf jaar geleden begon en dit apostolaat voor de deur nog geen priester bepaald kon opdragen, terwijl evenmin openbare gebeden als collecten tonen, dat de geloofsverbreiding in 't organisme van de vaderlandse Kerk werd opgenomen. Wie is niet dankbaar voor de duizend missionarissen, die ons land de wereld overstuurt? Maar wie is ook niet verlegen bij de honderd in onze hele Oost? Kunnen zulke helden, door onze onverschilligheid tot martelaars gemaakt, alleen de commerciële ‘bezittingen’ in apostoliese ‘volksplantingen’ omzetten? Een eerste kenner en leider van de missiebeweging heeft de toestand getekend: Eine genaue Feststellung der holländischen Missionare und Missionsschwestern würde die Beteiligung des holländischen Katholizismus am Weltapostolat im besten Lichte erscheinen lassen, dabei allerdings auch die Tatsache augenfällig machen, dasz trotzdem ein bedeutender Teil gerade der niederländischen Kolonien ganz ungenügend mit Missionaren versehen ist (Schwager: Die kath. Heidenmission der Gegenwart I 50). Het buitengewoon getal van onze missionarissen is des | |
[pagina 59]
| |
te eerbiedwaardiger, omdat het door geen politiek belang van ons klein volk is verhoogd. Eerder hebben onze landgenoten, gewoon te volgen in plaats van te leiden, dus bereid om elke vreemde congregatie te steunen en voorlopig te bescheiden voor een eigen stichting, overgewillig de richting van andere mogendheden ingeslagen, de Witte Paters begeleid naar de Franse invloedsfeer, Mill Hill met oog op Engels Indië bevolkt, Scheutveld mensen geleverd voor de moordende Kongo, Steil in Duitse kolonies gesteund. Dat Afrika met de Levant door de missies meteen zo bevoorrecht is, ligt aan 't initiatief van Frankrijk, dat er meer te zeggen heeft dan in 't belangrijk Azië, waar ons aandeel naar verhouding in ons eigen gebied ál te klein is. Ons hart hoeft geen plek op aarde, geen kleur onder de volken uit te sluiten, als het maar een biezondere zorg voor Insulinde insluit. De verklaring van deze wanverhouding volgt: So wohlbegründet die katholische Praxis der Gebietsteilung im Prinzip ist, hat doch die historische Entwicklung dazu geführt, dasz einigen wenigen Orden und Missionsseminarien ganz ungeheure Gebiete zugewiesen wurden, deren Missionierung sie allein niemals werden Volbringen können. Wo man es unterliesz, frühzeitig für eine den Zeitbedürfnissen entsprechende neue Gebietsteilung Sorge zu tragen, ist überall der Protestantismus mächtig im Vormarsch begriffen.... Können die verantwortlichen Missionsgesellschaften selbst nicht die erforderlichen Kräfte aufbringen, dann ist unstreitig ihre strengste Gewissensplicht, sich um die Heranziehung anderer Kräfte zu bemühen, wie die Propganda in der Instruktion für die indischen Bischöfe vom 19 März 1893 betont. (Schwager: Die brennendste Missionsfrage der Gegenwart, die Lage der kath. Missionen in Asien S, 107, 47, 111). Ik heb het feest van 's Heren Verschijning gevierd met een meditatie op Streit's Missionsatlas, waar de kaart van N.O. Indië gedurig trok. 't Alg. Ned. Verbond verspreidt briefkaarten met het ontzaglik Insulinde rood op Europa afgeteekend en ik zie daarin iets anders dan een reden tot nationale trots en wel een schande, die 't hart van ons eeuwen | |
[pagina 60]
| |
lang ‘christelik’ werelddeel moest inbranden. Want is elke liefde, die zich weinig betuigt, verdacht, dan zeker een Christusliefde, die zich niet gedrongen voelt de wereld te kerstenen. En is onder alle volken ons niet de Maleier de naaste? Katholiek Nederland kan de wedstrijd met de sekten in Indië pas ernstig en waardig ondernemen door evenveel personen als nu onze glorie in 't volledig heidenapostolaat uitmaken. Duizend missionarissen voor onze Oost! Openhartig spreken de gronden voor de hoop, dat deze eis niet teveel tijd zal kosten. Nu de Jezuieten, na ruim vijftig jaar alleen de hitte van de tropiese dag gedragen te hebben, bij monde van hun Apostolies Vicaris wijngaardeniers uit andere orden opriepen, ligt een doorgaande terreinverdeling voor de hand. Zo edelmoedig deze moderne missiepioniers, die voor hun kostbare colleges in 't moederland toch genoeg krachten konden gebruiken, 't voorbeeld van werkzaamheid gaven, doen ze 't verder van verdraagzaamheid. Om hun missie intensiever temaken, wilden ze zich op kleiner kring concentreren, stonden N. Guinea met omgeving aan de Paters van 't H. Hart af, Borneo en dan Sumatra aan de Kapucijnen, hun bondgenoten uit de Contrareformatie, Flores en later de kleine Soendaeilanden aan Steil. Nog houdt de Societeit het uitgestrekt en dichtbevolkt Java over; en is de langwerpige vorm voor de organisatie van Italië of Limburg al een last, hoe moet de zielzorg van 't onmetelik Java zwaar vallen! De verwachting is de broeders van Sint Xaveer, die zijn veroveringen altijd anderen overliet, gegund, binnenkort hun front te verkorten op West Java in de buurt van kathedraal en aanstaand seminarie. Waar de verbeelding me eenmaal in de dubbele verte van afstand en toekomst vrij laat rondvliegen en een omschreven ontwerp tenminste gedachtewisseling uitlokt, zie 'k Oost-Java toevertrouwd aan de meest populaire en expansieve orde van ons land, die z'n missies in China en Brazilië weer tot nieuwe takken laat uitbloeien. Voor de komst van Franciskanen in | |
[pagina 61]
| |
ons Indië pleit biezonder de geestelike nood van de Chinezen. Zoals regeringstolken tijdelik naar China gaan, om zich in Insulinde te vestigen, kunnen beproefde missionarissen uit Z. Chansi hun ervaring van volk en taal doelmatig onder koelies en tokohouders gebruiken. Op Malakka leveren de Chinezen met eigen zielzorgers en eigen kerken zelfs evenveel Katholieken als de Indiërs en Europeanen samen. Begeleiden onze Kruisheren wel Brabantse boeren naar hun farms in N. Amerika, waarom zouden onze Minderbroeders niet de landverhuizers van China naar Indië voorthelpen? De zoons van de arme Sint Frans hoeven zich niet te verkleden, om de voorspelling van de stichter van de Brahmo Samaj anders dan naar de bedoeling te vervullen: dat Jezus Christus nooit Indië verovert, vóór zijn volgelingen hoed en schoenen en zo hebben afgedaan. Ondervinden de Kapucijnen meer en meer deze zegen, dan zullen ze voldaan zijn, zo gauw ze uitsluitend Sumatra mogen verzorgen en Borneo overgeven aan de landgenoten in de Congregatie van Mill Hill, die 't Engels deel immers bedient, of andersom, ‘als Christus maar verkondigd wordt.’ Steil houdt ruim genoeg aan Flores, witter van de oogst dan welk eiland ook, en scheidt de groep van Soembawa dus wel graag voor Scheutveld af. Zo is 't waarschijnlik met de Tilburgse Paters van 't H. Hart - echte volgelingen van de tegenwoordige missiedrang, inzover hun Congregatie oorspronkelik uitsluitend missies in 't vaderland, na dertig jaar ook heidenapostolaat en dat verder feitelik alleen nastreefde -, die de Kei-eilanden tot hun hoofdhaard maken en N. Guinea aan de Priesters van 't H. Hart konden uitleveren. Als mijn koningsdroom tenslotte Celebes voorstelt aan de Lazaristen, waarvan de Nederlandse groep nog geen afzonderlike missie heeft, zal me gevraagd worden, waarom ik de vrijmoedigheid zo aanmatigend ver drijf om bepaalde namen te vermelden. Omdat ieder missievriend natuurlik het verlangen naar vreedzame samenwerking van alle krachten heeft, zolang eenheid en algemeenheid zowel doel als middel van de geloofsverkondiging vormt, en daarom mogelike strijd | |
[pagina 62]
| |
over de kwestie van nationale of internationale richting in de Nederlandse beweging vooruit wordt afgesneden door alle orden en missiehuizen te betrekken in onze kolonies. Bij de toewijding van Dominikanen en Redemptoristen aan onze West blijven nog de Witte Paters over, die zich stelselmatig beperken tot Afrika, waar intussen naast de Vlaamse Benedictijnen vaderlandslievend valt op te treden in ons zuidelik taalgebied met zó'n groeiende katholiciteit, dat er onlangs een Anti-Rooms-Gevaarbond is opgericht. Het doordringen van de missiegeest maakt binnenkort een broeder- of zustercongregatie zonder Indies filiaal zeker tot een uitzondering. Hiermee wordt de propaganda ook meer direkt, doordat iedere school werkt voor zijn verwanten; en zo valt aan 't menselik particularisme recht te doen. Er komt persoonlik kontakt tussen huis en huis, familie en familie; ieder Nederlands gesticht leeft met zijn Indiese stichting mee. 't Individueel initiatief, dat bij Protestanten werkt in 't uitsturen van zendelingen door plaatselike of gewestelike kerken, wordt dan tot levendiger voldoening en gezonde wedijver van de propagandisten gebruikt. De verlanglijst wordt vanzelf eindeloos. Horen de orden al niet een voor een de roep van de Meester? Wie de wonderen leest, door Trappisten als landontginners en volksbeschavers volmaakt naar Sint Bernard's regel onder de Kaffers in Natal bereikt, wenst hun Nederlandse ordebroeders, die hier drie nieuwe kloosters bouwden, bezig in de binnenlanden van Borneo of Celebes. En gaat het ander wit habijt, dat het Noorden van ons land onvergetelik doopte en zich in Amerika al weer betuigt, niet het voorbeeld volgen van de Tongerlose Norbertijnen? Overal worden mannelike ziekenverplegers als onze Camillianen en Broeders van Sint Jan van God gemist, die ook om de aard van inheemse ziekten welkom zouden zijn. Een eerste taak van Lavigerie in Algiers was de vestiging van een Karmel tot besproeiing van 't apostolaat met gedurige boete en gebed. Zouden dus de Benedictijnen, de lievelingskinderen van de missionaris Sint | |
[pagina 63]
| |
Willebrord, niet in Indië thuis raken? Zoals al onze orden hun huis in Rome hebben voor de eenheid, vergt de algemeenheid er minstens één in Groot-Nederland, waarvan Java 't hart uitmaakt. Met wijder en wijder kringen wordt ons volk opgenomen in 't apostolaat. De missiecongregaties zouden de geloofsverbreiding tot een privaat werk maken zonder mobilisatie van de oude orden, die weer geen deelneming genoeg verzekeren buiten de meewerking van de parochiegeesteliken, waarvan 't geregeld ijveren eindelik de toewijding van alle gelovigen voorspelt. Dat bij 't kolossaal missiehuis van 't H. Hart met zijn merkwaardig museum nog in Tilburg een royale kostschool voor Mill Hill vol Evangelieteksten en landkaarten en negerportretten langs de gangen kon opkomen, bewijst de offervaardigheid van Brabant, dat de naam van 't land van missionarissen verdient en die van 't donkere Zuiden verliest, naar gelang 't het Licht van de wereld over de wereld brengt. Zal 't eerste missiehuis boven de Moerdijk een vaderlandse stichting worden met koloniaal doel, waarvoor Mgr. van Wijckerslooth zijn testament bestemde? De vrees, dat de drang naar speciale missiehuizen ooit de roeping voor gewone seminaries kon verminderen, blijkt vals, al was 't maar omdat de volledige bekering van ons vaderland als waardig doel voor 't priesterhart is geopend. Bovendien werkt de pastoriale invloed van ieder gesticht weer op het bisdom zelf terug, zoals Sparrendaal's organisatie van oud-leerlingen in Regina Coeli, een kern in kiem voor de Vrouwebonden, toelicht. Dus bevrucht de missiegeest op de seminaries het semen van 't apostolaat in andere vormen bij ieder leviet; en die weldadige uitwisseling van geestelike kracht tussen seculieren en regulieren zal parochie en missie samen ten goede komen en 't vooroordeel verdrijven, dat een missionaris maatschappelik of persoonlik minderwaardig, een soort geestelike van de tweede rang moet zijn. Nadat Veuillot de missiebisschoppen bij 't Vatikaans concilie verdedigde, mag een leek wel tegen zo'n miskenning van de missiepriesters | |
[pagina 64]
| |
opkomen. Voorzover de missie soms een toevlucht is geweest, wat voor een of andere orde misschien ook geldt, was die lichter toegang vooral een gevolg van 't onverschillig of zelfs vijandig wegblijven van meer bevoorrechten en wordt het dus tijd, door de levensbeschrijving van een hoogstaand missionaris als Felix Westerwoudt de laatste minachting voor zijn edele stand te overwinnen. Zevenhonderd geesteliken gaven zich gelukkig op het eerste sein voor de Apostoliese Priesterbond op, die onderlinge voorlichting tot opwekking van de volksactie bedoelt. Van tijd tot tijd een missionaris met nog langer baard dan een Kapucijn op de preekstoel - en 't Roomse volk, voor alle goeds te vinden, leert belangstellen in onze verre helden en binnenkort staan er moederhuizen voor apostoliese nonnen, die meisjes in 't klooster helpen met het uitgesproken plan om missiezuster te worden. Zulke vrijwilligers onder vrouwen als onder mannen steken hun familie en hun parochie door hun heilig vuur aan, tot elke leek, die van 't Evangelie brandt, ook blaakt voor de Evangelisatie. Daaraan valt te meten, of de uitbreiding van Communies evenredige toeneming van offerkracht meebrengt. De houding van de blanken in Indië beslist grotendeels over de inlanders, kinderlik gewend Europeanen naar de ogen te zien, maar ook gevoelig als kinderen. Al heeft elk ambtenaar geen gelegenheid de missionaris onmiddelik te ondersteunen of aan te vullen of voor te bereiden, zijn gezin moet het voorbeeld geven van trouw geloof, waarom de zielzorg onder de Europeanen, die zo lang de Jezuieten absorbeerde, ook voor de missie geen verloren moeite is. En wat doen onze katholieke landgenoten daar verder aan 't apostolaat? Hoevelen hebben zich voor lering en bekering van hun eigen bedienden, waarvan ze dikwels een hele hofhouding bezitten, ooit moeite gegeven? De sleur van de heidense slamatan met of zonder vrij jenever helpt een Hollander op zijn erf handhaven buiten 't minste gewetensbezwaar. Er zijn Javaanse Christengemeenten ontstaan uit een ambtenaarshuis, waar alle ‘jongens’ gedoopt | |
[pagina 65]
| |
werden, maar er zijn te veel families in Holland gevestigd met een baboe, die nog in doodschaduw zit. In Paulus' dagen was menige winkel een kerk; en wat onze vaders in de verdrukkingstijd hier geduldig vertoonden, mogen onze broeders in onbevrijde landen moedig navolgen. Toch heten ook leken in direkte missiedienst onmisbaar. Zijn ze intussen wel genoeg aan 't werk gezet, aan 't werk geroepen zelfs? Is ons apostolaat niet uitsluitend clericaal opgezet en zullen we Protestanten, die enkel uit Europa al duizend zendeling-artsen hebben, inhalen of bijhouden zonder onderwijzers en verpleegsters en alle mogelike vakmensen te gebruiken voor vrije, desnoods tijdelike dienst? Hoogst beschaafde dames uit onze omgeving hebben de nodige jaren in Chinese hospitalen gediend, en is er voor Roomse meisjes geen dergelik werk in overvloed? Allen priester zijn we volgens Petrus, om dan ook met Paulus allen apostel te worden. Zelf een academieman, deed Sint Frans Xaveer een biezonder dringend beroep op de krachten van de universiteit, die in onze tijd nóg meer de intellectuele eisen van 't missiewezen hebben te dienen. Hogescholen tot vorming van Christenambtenaars en een wetenschappelike pers in de heidense landen zijn evengoed levensvoorwaarden als systematiese missiekunde in ons eigen land. Vanaf onze bewaarscholen, waar zuster van de zwartjes vertelt, tot de Bossche Leergangen, waar in de buurt van zoveel missiehuizen en bepaald van de geleerde Pater v.d. Burgt een afzonderlike cursus of katheder met techniese uitrusting het middelpunt van 't onderzoek kan vormen, dient voorlichting over de missie tot het ‘biezondere’ van ons onderwijs bij te dragen. De verwachte centralizering van de actie zal de organisatie van dit pedagogies program wel allereerst bevorderen. Voordrachten met lichtbeelden voor verenigingen zijn niet zó aanschouwelik als het bezoek van missionarissen, ook vrouwelike, aan scholen en omgekeerd de reis van een klas naar een missiehuis. Hoe licht kunnen b.v. Limburgse colleges hun leerlingen het wereldje van Steil laten zien met drukkerij en magazijn, | |
[pagina 66]
| |
bibliotheek en museum en een preek toe op de trappen van 't altaar, waar duizend missionarissen zwoeren 't kruis in een vreemd land te planten. De bloei van 't jong Gezelschap van 't Goddelik Woord is alleen te vergelijken bij die van de aartsabdij Beuron, waaruit trouwens weer een Benedictijnse missiecongregatie op het voorbeeld van Steil ontstond. Het geslacht van de stichters leeft voort en de uiterste energie van de eerste paters, die alles tegelijk te doen kregen, spant er nog in een Schwager, door wie de Munsterse Prof. Schmidlin tot leerstoel, tijdschrift en congres voor missiewetenschap werd bezield, terwijl de vorser Schmidt met zijn leidende periodiek ‘Anthropos’ in datzelfde Steil gevormd is of liever niet gevormd, want zo'n oorspronkelike geest is uiteraard autodidact. Lachend vertellen de bewoners van dat gegroeid complex gebouwen, hoe hun initialen S(ocietas) V(erbi) D(ivini) worden uitgelegd als: Sie vertreiben Drucksachen; maar dan zelfgeschreven en, wat meer zegt, zelfgedachte boeken van universele betekenis. De ontwikkeling van Steil is door Nederland gesteund, ook gezegend voor Nederland. Voor de opvoeding heeft het heroïsme van onze geloofsgetuigen werkelike waarde; wie aan Bijbelinspiratie gelooft, vertrouwt dat de keus van Paulus' levensbeschrijving in de Handelingen van de Apostelen providentieel was met oog op de apostoliese vorming van de eerste en tenslotte van alle Christenen. Franse biografieën van de Spaanse Xaveer volgen elkaar vlot en de algemene Revue des deux Mondes vond dat onderwerp blijkbaar aktueel. Waarom bestaat er geen jeugdlectuur met missionarissen als held? Voor jongens konden lichter spannende verhalen over zendingsposten in Afrika geschreven worden dan over Indianejachten. Nergens is zo'n vrij avonturiersleven, nergens zo'n gezonde romantiek, nergens zoveel wonderbaars midden in de natuur te vinden als bij deze werkelikheid, die de fantazie van Jules Verne en Karl May en Paul d'Ivoy ver teboven gaat met een schoonheid meteen, waarvoor Huysmans en Verriest de kunstenaars een motief | |
[pagina 67]
| |
aangaven. Een raadsel dat de dokumenten van annalen, zoals Chateaubriand in zijn Génie du Christianisme de klassieke Lettres édifiantes et curieuses van de Jezuieten gebruikte, nooit in romans zijn verwerkt! 't Zelfgenoegzaam en daarom onvoldaan Europa bepaalde zijn zieke verbeelding bij alles liever dan bij 't boeiend drama van bekering, waarover de moderne psychologen niet uitgepraat raken, waarvan artiesten ook partij gaan trekken en waaraan paedagogen hun sprekendste modellen kunnen ontlenen. Nadat Schwager demonstreerde hoe de school voor propagering van 't apostolaat is geknipt, dient aangetoond hoe met het onderwijs ook de wetenschap belang heeft bij de missiestudie. Wat een monografie van de sanskritist Dahlmann S.J., uit Valkenburg tijdig naar Tokio verplaatst, evenals het verleden van de Propagandadrukkerij bewees aan invloed van de missie op de taalkunde, dat toont onze tijd in een Mgr. le Roy voor vergelijkende godsdienstleer en in een Schmidt voor volkekunde, terwijl het bij aardrijkskunde, waarvoor Cohen-Palgrave S.J. met zijn ontdekkingstocht door de binnenlanden van Arabië zich verdienstelik maakte, vanzelf spreekt en de naam van Pater Klaine, peter van twee honderd en vinder van twee duizend Afrikaanse planten, boekdelen spreekt voor de botanie. Terloops probeer ik aan te geven, wat een kerkhistoricus aan inzicht winnen moet bij missiestudie. Het volgen van de geloofsverbreiding leert ons niet alleen de genadegaaf van 't goddelik geloof beter waarderen, maar ook de ontwikkeling van de Kerk, die zich in 't klein opnieuw voor ons afspeelt, dieper begrijpen. Worden ouders door hun kinderen nog eens kinderlik, dan voelen wij ons door bekeerlingen herboren en beleven geestelik een lente van 't Christendom. Dat is de weldaad van de missie, die ons persoonlik ieder offer rijk vergoedt. In 't verkort schets ik dan 't beeld van de geschiedenis binnen de moderne missies. De deugden, de methoden, de toestanden van de oudchristelike tijd verrijzen, waar de apostoliese geest zich herhaalt. Weer zijn de priesters heel | |
[pagina 68]
| |
voorzichtig met beelden, die pasbekeerde heidenen te licht als afgod zouden aanbidden of als fetisj behandelen; weer is er een geregeld katechumenaat, in China van twee en in Afrika minstens van vier jaar, terwijl de doopleerlingen als bij de primitieve liturgie nog de Mis na 't Evangelie verlaten, om buiten de kerk onderricht te krijgen; weer wordt de vasten streng onderhouden en de openbare boete met de ban toegepast; weer is de doop meermalen geheim, omdat er weer vervolgingen zijn en martelaars; weer laten verschillenden zich als Konstantijn eerst op hun sterfbed dopen of bewerken vorsten een massabekering van hun volk als Klovis. Want op hun beurt herleven de vroege middeleeuwen met priesters als volstrekte meesters en leiders, met landbouw en onderwijs en verpleging tot inleiding van de zielzorg. Zoals de Beuroners in de oudste abdij van 't Westen 't leven van de eerste Benedictijnen schilderden, zoo illustreren aktuele missieverhalen de maatschappelike invloed van de zending in Europa. Niet anders dan de Regel van Sint Benedictus 't handwerk, toen dat voor slafelik gold, door de monniken tot weldadig voorbeeld liet doen, moeten onze beschavers zo de negers aan arbeid wennen. Naar de trant van de kloosters, die de Germanen leerden lezen uit christelike boeken, waarin onze universiteiten nog oudhoogduits of angelsaksies studeren, gebruiken de missiescholen doelmatig een bijbelse geschiedenis als handboek voor hun heel of half heidense leerlingen. Wat we vinden van Galliese bisschoppen, dat ze vijandige legers door hun woord ontwapenden, lezen we ook van levende missionarissen als vrederechters binnen en buiten de grenzen; en de betekenis van concilies was voor de Spaanse wetgeving niet groter dan de invloed van priesters als regelaars en ambtenaars van 't burgerlik leven tot alle vermaken toe bij naieve natuurvolken. 't Onstaan van dorpen en steden om een kerk, die z'n heilige naam aan de hele plaats geeft, is oud èn nieuw; het vestigen van bisdommen door de Karolingen herinnert aan 't protectoraat van onze mogendheden over de missies, terwijl in 't algemeen de nauwe | |
[pagina 69]
| |
betrekking tussen Kerk en Staat, die de historicus geregeld voor de grootste moeilikheid stelt, uit de noodzakelikheid van barbaarse landen veel verhelderd wordt. Passiespelen, hier hoogstens in afgelegen bergdorpen bewaard, bloeien overal in missielanden als mysteriën. Hoe de Kerk de slavernij kon overwinnen, bevestigt ons het leven van Lavigerie; de betekenis van de Evangeliese broederschap voor vrijheid en gelijkheid toont het verenigen van alle Hindoekasten evenals van Amerikaanse negers en blanken aan de communiebank; dat het Christendom de vrouw in haar waardigheid verheft, bekrachtigt ons de algemene hervorming van huwelik en gezin; en dit laatste is misschien de indrukwekkendste les van de missie, waaruit devotie en apologie overal onuitputtelijk veel mogen trekken en waaraan meerdere blanke ooggetuigen, gesticht door zo'n bergenverzettend geloof, hun bekering danken, evenals de wonderen van de apostelen er ontelbaren overtuigden. Verder was 't Evangelie in allerlei landen de oorsprong van de letterkunde, die zonder het Boek der boeken eenvoudig nooit kon opkomen, omdat de missionarissen 't volk leerden schrijven of, als in Indië met zijn overoude beschaving, tenminste drukken. Gaat de parallel niet zóver, dat de moederabdij Subiaco, waar de Goten hun leesles vandaan haalden, de vroegste persen heeft geleverd aan 't land van 't humanisme? De oorsprong van de Hervorming wordt pijnlik treffend toegelicht door tegenwoordige toestanden in de Levant, waar de slecht gekatechizeerde bevolking met zijn overvloed van ongeestelike priesters telkens weerloos blijkt tegenover schisma en ketterij. Dan valt de overeenkomst tot de periode van de contrareformatie door te trekken. Wanneer we immers lezen, hoe jongens op Ceylon al vóór hun twaalfde jaar in 't seminarie worden opgenomen, omdat de huiselike omgeving onmogelik hun roeping kan beschermen, helpt zo'n feit wel het besluit van Trente verklaren voor een tijd, toen algemeen geloofsverval ook volstrekte afzondering van levietjes nodig maakte, wat de draagkracht van 't decreet biezonder schijnt te richten | |
[pagina 70]
| |
op een onverschillig land als Italië, waar nog altijd kinderen - met de kinderlike Liszt in Rome - de clericale toog als harnas tegen de wereld dragen en zelfs hun vacantie doorbrengen binnen 't gesticht, waar bovendien de breven van Leo en Pius speciaal voor waren bestemd. Aanraking met de actualiteit, al is 't uit twee gelijktijdige uitersten, geeft eindelik de missie in de onmisbare taak van de katechisten, die beantwoordt aan de roeping van ons lekenapostolaat, sinds Jos. de Maistre overal bepleit, nadat de revolutie 't priesterschap onder de nieuwerwetse heidenen niet meer invloed gunde, zoals verre landen die bij gebrek aan geesteliken nog niet kent. Maar ik schijn te vergeten, dat het hier geen bespiegeling, alleen opwekking geldt, - als het wetenschappelik belang van de missie voor intellectuelen niet een direkte aanbeveling vormt. Missiestudie aan de orde stellen heeft ook weer praktiese waarde; daarom durf ik een congres met tentoonstelling bepleiten in ons neutraal land, waar de Protestanten 1911 ook de eerste conferentie van de internationale missiestudieraad hielden, tegelijk als de doelmatigste viering van de aanstaande vrede, die alleen onze wereld-Kerk na 't verdrag van de staten afdoende tussen de volken verwerkeliken kan. Vooraf kan óns volk zich oriënteren bij gelegenheid van de Katholiekedag, door het bisdom Den Bosch aan de missie gewijd en, zo al niet officieel, dan toch reëel door alle bisdommen gedeeld, omdat het een algemene zaak betreft, die zelfs boven ons land uitgaat en met deze toewijding aan de hele Kerk aanleiding kon geven tot de langverwachte Nederlandse Katholiekedag, zeker van zijn zegen, nu 't eerste onderwerp de zelfverlochenende vraag is, hoe Rooms Holland zich het best kan géven. De gewone diensten aan de missie bestaan in gebeden en aalmoezen, die leiders door voorlichting en samenwerking hebben te regelen. Haast geen protestante krant neemt iemand in handen, zonder giften aan de zending als een normale functie vermeld te zien; en zo kan die zending per jaar op | |
[pagina 71]
| |
een honderd miljoen rekenen, onze missie maar op een kwart van die som. Daarom moesten Hollanders zich voornemen jaarliks evenals hun protestante landgenoten een miljoen te leveren, waarvoor het aanslagbiljet aan ieders geweten overgelaten wordt, als maar allen, àllen bijdragen; liever duizend personen met honderd gulden dan honderd met duizend, om te beginnen. Mag er wel zo'n nieuw bedrag op de begroting van Rooms Holland worden uitgetrokken? Ik vraag of dit wel nodig is. Behalve dat de gelijkstelling van 't biezonder onderwijs met het openbaar heel wat geld, vroeger aan onze scholen geofferd, zal vrij maken, heeft een mens eenvoudig iets te besparen, om iets meer te kunnen geven. Het komt er op aan, ons leven wat te vereenvoudigen, onze verlangens wat te beperken en ongemerkt het geluk te verdienen van de ervaring, dat geven zaliger is dan krijgen. Elke onderneming en bepaald het missiewerk van Voortplanting en Kindsheid getuigt het: de massa komt van de massa; het veiligst inkomen vormen kleine munten van kleine lui, die zelf hun leven tot één offer maken en dus met missionarissen meeleven tot beschaming van de rijken. Niet het vast toneelpubliek, maar de trouwe kerkgemeente is in aalmoezen geoefend; met handschoenen aan schijnt het lastig een dubbeltje uit de beurs te halen; en wie zijn dochters al waaiers en rackets moet bezorgen, vindt heus moeilik geld voor gaven. Ik stem dat eerlik toe, als u mij ook wat toestemt. Is 't geen bekend feit, dat Katholieken, grotendeels aan geen boeken gewend, veel te veel besteden aan eten en drinken, waarop verschillenden zich openlik als een Roomse deugd beroepen en beroemen? Tegenover het sombersobere van Puriteinen mag dat feestelike van de Kerk, die dag aan dag een feria heeft, zich betuigen, maar met z'n geest van versterving is onze godsdienst voor ernstige zielen zo goed een streng als een duur geloof. ‘Het Godsrijk is geen spijs of drank’, leert de apostel ons toepasselik op de missiebeweging, die 't Godsrijk onmogelik laat uitbreiden zonder offers aan, ik | |
[pagina 72]
| |
zeg niet onze maag, want die zal bij minder overlading welvaren, maar onze tong. Heeft de Heer het offer van Kaïn niet versmaad, omdat het eigenlik geen offer was, en zullen wij dan alleen met afval van capsules van fijne fles op fles aankomen in plaats van met een snee in onze weelde zelf? De vromen, die enkel om godsdienstige motieven onthouding waarderen, hebben er hier een kant en klaar, om het rood van de Propaganda met het blauw van Sobriëtas te voeren. Evenals Lavigerie's gezegende actie tegen de slavernij onafscheidelik van de missie was, valt de drankweer er des te eerder mee te verbroederen, omdat zoveel inlanders van de Christenen en vooral van de Hollanders nog alleen jenever voor doopwater kregen. Kooplui maakten zo de negers òf tot duivelskinderen òf tot Mohammedanen, door ze van 't Evangelie ver te houden, dat naar alcohol stonk en 't naast de abstinente Koran aflegde. Er worden dikwels aalmoezen gegeven van bloedgeld; de bijdragen uit onthouding zijn een gebed waard. Wordt een offer meer gezegend, naarmate 't een offer van iets stoffeliks is, om iemand geesteliker te maken, dan zekerde vermindering of verwijdering van een genot, waarmee we ook zoveel andersdenkenden, die we moesten stichten, ergeren. Het Goddelik Kind vraagt met de wierook van onze kerkse aanbidding en de mirre van onze huiselike toewijding beslist het goud van onze persoonlike opoffering. Laat iedereen bedenken wat hij missen kan: een glas of sigaar, een thee of dessert, een rijtuig of tram, een bloem of blouse, en dan de wereld overwinnen voor Gods Rijk, waarvan we dageliks de komst afbidden. Want zoals het Godsrijk naar Christus' woord is ook de wereld binnen ons; dus vanbinnen uit begint de verovering. De aristocraat Kard. Vaughan was 't tegendeel van een geboren bedelaar en hij ging Amerika door preken niet alleen, maar huis aan huis bellen voor de missie. Het voorbeeld van deze seculiere geestelike heeft al pastoors en kapelaans aangestoken en, om de parochie voor een concreet en compleet werk te stellen, verzamelen ze geld tot opleiding van een | |
[pagina 73]
| |
Javaans priester. Lang vóór de oorlog, die de missielanden op eigen kracht aanwijst, was de eis van inheemse geesteliken algemeen en klonken er vanuit Europa zelfs pleidooien voor eigen bisschoppen, waarvan de eerste eeuwen van de Kerk het model leverden en waarbuiten bepaald de Aziatiese missie hopeloos heet. Het Protestantisme, dat hierin meer wagen kan, heeft gunstige proeven genomen; het sterkgecentralizeerd Heilsleger geeft het zelfbewust Japan een Japanner als tweede kommandant en liet zelfs vijf en twintig jaar geleden een Hindoe maanden lang aan 't hoofd van de korpsen in Engels Indië, zodat een inlander behalve inlandse helpers ook Europese zendelingen te leiden kreeg, wat een ongehoord feit in de geschiedenis schijnt. Hoe dringend intussen overal de nood aan inheemse priesters en katechisten is, er blijft de psychologiese wet, dat onderworpen stammen soms eerder blanken volgen, evenals Vliegen in ‘De dageraad der volksbevrijding’ vertelt, dat arbeiders het liefst naar een heer in geklede jas luisteren. Ook hier de leus dus: allebei tegelijk. Hoevelen die klagen over het banale, burgerlike van hun omgeving, zullen in 't heldhaftig heilig wereldapostolaat het boeiend middel vinden om hun leven zo duur mogelik te verkopen! Wat Kuyper, bevroren in zijn dogmatiek, niet wist te antwoorden, loste Pater Fischer met zijn vloeibare liefde op: God laat de langzame bekering van de wereld toe, om de bekeerden zich zelf te leren opofferen. Vijf jaar tijd hebben we voor het derde eeuwfeest van de Propaganda en 't eerste van de Voortplanting, van de hierarchiese en de populaire organisatie dus meteen. Als we dan een duizend missionarissen in de Oost hebben met een miljoen inkomen, kunnen we gerust feest vieren. Is dat geen edele belofte in 't Hervormingsjaar? Ons besluit is daarom het slot van ‘Zunchin’: Al zien we boven 't hoofd veel donkre wolken hangen,
Wij geven ons aan Gods Voorzienigheid gevangen
Met onvermoeid geduld, uit ootmoed en ontzag.
Het licht komt na den nacht veel schooner voor den dag.
Gerard Brom |
|