gaven te toonen. Beide voorstellingen zijn zeer aanbevelenswaardig, wanneer men er rekening mee houdt, dat het Vlaamsche stuk van Fonson en Wicheler, evenals hun ‘Fientje’, naast de smeuïgheid van den landaard het plat-burgerlijke van het milieu naar voren brengt.
De eerste noviteit van ‘Het Tooneel’: Raoul Auernheim: ‘Het moderne paar’, zullen wij maar zachtheidshalve een vergissing noemen. In dit blijspel zonder ware vroolijkheid en humor is de opeenstapeling van scabreuse toestanden en gewilde immoraliteiten, met perverse virtuositeit bewerkt. Het is niet gemakkelijk te begrijpen, wat de directie er toe bracht dit alleszins inferieure werk op het répertoire te zetten. De geheele voorstelling was mat en met uitzondering van de voortreffelijke oude-dame, die mevr. Sablairolles ons weer zoo fijn gaf, liep de opvoering stroef, hetgeen bij zoo'n stuk niet te verwonderen is.
Gelukkiger was dit gezelschap met een nieuw stuk voor de Vlaamsche afdeeling. Een prachtstel Zuid-Nederlandsche artisten heeft Royaards aan zijn gezelschap weten te verbinden: Hubert la Roche, Marie Verstraete, Julia de Gruyter, Karel van Rijn, Johan Gobau, Flor la Roche, August Meyers en Dom de Gruyter. In een omwerking van Labiche's: ‘Voyage de monsieur Perrichon’ heeft E. Martin gelegenheid gevonden den rentenierenden oud-koekebakker Peperman voortdurend het tooneel te laten beheerschen, wat voor La Roche een welkome aanleiding was om door meesterlijk, gloedvol spel de geheele voorstelling te bezielen. ‘Peperman's pleizierreis naar Spa’, zooals het stuk nu heet, heeft als letterkundig product geen groote waarde, al is ook de bedoeling om verschillende zijden van de ‘dankbaarheid’ er in te belichten niet onverdienstelijk uitgewerkt. Wat de geheele opvoering kenschetst is het tempo en het vuur, waarmede onder La Roche's regie gespeeld word. Keurig van décors en costumes, al kwamen sommige heerenpakken ons ook een weinig onhistorisch voor, is dit stuk een aangename avondpasseering. Vlot en met toewijding gespeeld, draagt