De Beiaard. Jaargang 1
(1916-1917)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
Liturgie en apologieGa naar voetnoot1)IS 't waar, dat de beste apologie bestaat in eenvoudige vertoning en verklaring van de Kerk, en is 't ook waar, dat de Kerk zich in de liturgie vertoont en verklaart, dan is de liturgie vanzelf apologie. Voor deze schoolse regel geeft het leven ons een volle proef op de som. Want waar een harmonies leven de drieëenheid betekent van schoonheid, goedheid en waarheid, waar de Kerk verder de hele mens in zijn artistieke, zedelike en godsdienstige aanleg voldoet, hebben we mekaar enkel het estheties, sociaal en bijbels karakter van de liturgie te herinneren, om van onze apologetiese roeping meer bewust te worden. De tere plek in de mens is 't schoonheidsgevoel, dat langs zinnen en zenuwen onze ziel beweegt. Laat u door decadente verfijning en kunstvergoding niet van de wijs brengen en drijven tot de waan, alsof de overgaaf aan die ontroering een zwakheid zou zijn. De scheppende geest van Augustinus, die moderne schrijvers nog onweerstaanbaar aanspreekt, zoals hij Petrarca boven op de Alpen overweldigde, heeft zich niet geschaamd te getuigen, dat het psalmgezang in de kerk hem zoete tranen kostte. Hoe de kunst dreigt de mens te absorberen als een ‘woekerplant’ naar de uitdrukking van Abraham Kuyper, niemand weet het beter dan de wijze Moederkerk, die strenge eisen stelt aan de gewijde schoonheid en, om één beginsel te noemen, de muziek nooit het woord laat overheersen. Kerkelike kunst is kunst van plechtige eenvoud, van diepe inkeer, kunst voor de ziel meer dan de zinnen, maar kunst is het en kunst blijft het. Onze tijd kent menig bekeerling, waarvoor de schoonheid van de liturgie was de grote apologie. Joris Karel Huysmans, de Fransman met Hollands bloed, neet door de gebrande ramen onze Kerk binnengekomen. Hij, als kameraad van Zola een leider van 't naturalisme, werd langs zijn sensaties gebracht tot 't bovennatuurlike; en dat experimentele, | |
[pagina 152]
| |
inductieve maakte hem voor allen, die eerst ervaring vertrouwen, een gewaarborgde gids. Ieder boek van Huysmans werd voor mij 'n ‘Erlebnis’, verklaart Jörgensen, en hoevelen van ons geslacht zeggen 't hem na! Onze Kunstkring de Violier kende en volgde Huysmans in 't aanvaarden van St. Benedictus als patroon. De geboren Katholieken en met name de Benedictijnen konden de pittige, maar bittere criticus anders het minst waarderen, omdat in ieder apologeet uitteraard een sterk tijdelik, persoonlik element zit, dat men moet hebben meegeleefd om er de doelmatige werking van te ondergaan. Intussen dankt de Kerk en dankt vooral het klooster aan die lastige artiest heel wat nieuwe kracht, omdat hij de eeuwig nieuwe en eeuwig oude heerlikheid van de liturgie wist uit te drukken in moderne trant. Versta me wel: ik wil zijn boeken, zelfs zijn bekeringsgeschiedenis, niet aan de eerste de beste aanbevelen, al was 't maar omdat de liefde voor zo'n eigenaardig man zich onmogelik laat dwingen; neen ik beroep me alleen op hem als een providentieel getuige onder de heidenen, die de naam profeet van de liturgie verdient. De énige schoonheid van de liturgie hebben onroomse kunstenaars getoond met meesterwerken, waarvan 't hoogtepunt onze eredienst benadert: Goethe in zijn Faust, Wagner in zijn Parsifal, Bach in zijn Missen. De kunst van ons geuzeland is daaraan lang niet toe en hier geldt nog te betogen, dat de liturgie meer is dan zinnebekoring, meer dan wierookbedwelming, meer dan betovering door tonen en tinten, in één woord meer dan vormedienst. Toch is 't bovenzinnelik mooie van de liturgie eenvoudig te ondervinden. U weet hoe aan Mozart de uitspraak wordt toegeschreven, dat hij ál zijn werken zou geven voor de melodie van Pater Noster. Nu kan deze componist met de onuitputtelikste inspiratie wel nooit bedoeld hebben, dat zo'n simpel staaltje van primitieve muziek met een omvang van enkel een kwart als kunst wegviel bij zijn rijke werken, maar alleen dat het Gregoriaans door geheimzinnige her- | |
[pagina 153]
| |
inneringen een wonderbaar gewijde atmosfeer meedroeg, die alles te boven ging. Atmosfeer is een leeg woord, waarmee hoogstens wordt verwezen naar de heilige omgeving van 't tabernakel, verder alles overgelaten aan 't mysterie. Ik zie in de verklaring van de wereldse Mozart een vertaling van 't psalmwoord, dat op onze altaardienst oneindig meer past dan op de Hebreeuwse tempel: ‘Eén dag in uw voorhoven is beter dan duizend elders.’ Hoe Palestrina 't Pater Noster op Gregoriaanse melodie bewerkt, is verstaanbaar bij zijn kerkelike bestemming. Maar schept de Protestant Peter Cornelius een lied, een reeks liederen op eigen tekst als parafraze van 't ‘Vater Unser’, waarom zet hij dan als motief en motto boven iedere stroof een bede van ons Pater Noster in vierkant noteschrift? Omdat de Mis aan 't gebed des Heren een relief geeft van oneindige diepte. Ja hoe heerlik de liturgie ook is voor ogen en oren, hoe ver een Pontificale Mis in de Utrechtse kathedraal ook elke schouwburg beneden zich laat, we moeten in vergelijking tot het zielsgenot uitroepen met de psalm: ‘Heel haar heerlikheid is vanbinnen’. Het bovennatuurlike van die mystieke schoonheid blijkt afdoende uit de onmogelikheid om die in 't profane over te planten. Ik wil dat toelichten met een voorbeeld, opzettelik gekozen uit het minst wezenlike van de liturgie, om het argument des te sterker te laten gelden voor de centrale Mis. Op het Maria-congres in Averbode had het Vlaamse volk een processie georganizeerd, waarin biezonder een groep bruidjes trof, die Regina Coeli zongen. Het was niets en 't deed alles. Als zij in marschtempo met begeleiding van een fanfare 't Alleluja op sequensen herhaalden, zwaaiden ze 'n palm op de maat, dat iedereen er tranen van in z'n ogen kreeg. 's Middags vroegen we die kinderen 't nog eens te doen; ze knielden in de kerk onder 't orgel en zelfs buiten de stoet hield het zijn werking. We hadden er nooit genoeg van, riepen de spelende meisjes op het kloosterplein samen, gaven hun een stukje sparregroen van de versiering in de | |
[pagina 154]
| |
hand en verlegen lachend zongen ze 't opnieuw op het podium, waar juist een grootse cantate was uitgevoerd, tot onze verrukking. O die weesjes van Dendermonde, ik had ze wel mee naar Holland willen nemen, om altijd hun Regina Coeli te horen! En toen Royaards de Lucifer ging geven en de engelen aan 't slot Michaëls overwinning moesten vieren, hoorde hij van 't palmzwaaien in Averbode. Hij heeft het nagevolgd in electries licht, bij schitterende kleuren, met vol orkest - het was alles en 't deed niets. In plaats van één traan te laten, heb ik geglimlacht en teruggedacht aan de zalige antifoon van de Vlaamse armen, aan hun poëzie boven kunst, aan de hemelse heerlikheid van de liturgie. De negentiende eeuw heeft zich vrijwillig voorbereid op het liturgies besef; de Prerafaëlieten in Engeland, William Morris en Walter Crane, wat hebben ze voor beginselen verbreid dan decoratieve, architectoniese, monumentale, sociale kunst, die in onze kerken eerst volop ontwikkeling vindt? Wagner met zijn leer dat de muziek middel is en geen doel, dat alle kunsten moeten samenwerken tot één gewijde handeling, wat heeft hij onbewust bepleit dan de actualiteit van de liturgie? Wat een opdrachten kan de Kerk geven aan zoveel moderne kunstenaars! Thorn Prikker vertelt in zijn brieven aan Borel, hoe hij als jong artiest vol plannen in z'n hoofd, vol krachten in z'n hart aanbelde bij 'n Haags pastoor, of hij zijn nieuwe gepleisterde kerk mocht beschilderen. Hij vertegenwoordigt een heel geslacht, dat voelt hoe 't werken moet, maar niet weet waar, wat alleen ons heiligdom ze wijzen kan. Zó stond geen tijd klaar voor de liturgie als ónze tijd. Wij schudden meelijdend het hoofd bij de plaat, waar een bedevaart door een priester tot zwijgen wordt gebracht met wenken naar Beethoven, die aan de weg zit te componeren. Het genie had best de litanieën mogen horen, die hem voor zijn Pastorale nog mooier motief tot een landelike pelgrimstocht hadden gegeven dan begrafenissen 't deden voor de | |
[pagina 155]
| |
treurmarsch van zijn Eroica. Had Beethoven geluisterd naar het volk, hij zou zijn eenzelvige Grüblereien hebben geopend in 't volle licht; had hij de klanken van de liturgie gedeeld, hij zou zijn Missa Solemnis niet in theatraal gepauk hebben laten ondergaan, maar een ‘Dona nobis pacem’ voorgezongen, dat van de rommelende slagvelden opriep naar de jubelende hemel en nu als vruchtbaar gebed kon dienen. Want onafscheidelik van moderne schoonheid is de gemeenschap, al is 't innig verband nog nergens geleverd dan theoreties in de leuzen stijl en volkskunst en prakties in de liturgie, gedefinieerd als het sociale gebed. Daar zit in vergaderen iets, dat het aangeboren ideaal van een samenleving voor een ogenblik schijnt te vervullen. De mensheid zoekt tegenwoordig zijn genot en zijn geluk in samenzijn, dat toch eerst volkomen samenzijn wordt door samendenken, samenvoelen, wat weer alleen door samenbidden wordt bereikt. ‘Wanneer twee of drie in Mijn naam samen zijn, ben Ik in hun midden.’ Wil u dat woord tot daad voelen worden, hoor dan in een volle kerk de stilte, zwaar geladen van genade, onder de Consecratie, wanneer het fluisteren van 't kostbaarst Evangeliewoord alle ogen laat sluiten en 't knielen van de priester alle hoofden laat bewegen naar één middelpunt, één brandpunt van geloof. ‘Aller ogen hopen op U, Heer’, zegt de psalm. Praat niet van toekomstmaatschappij, als je 't model niet meet naar dit ideaal; droom niet van wereldvrede, als je niet alle volken in smekend zwijgen verenigd zag op Eucharistiese Congressen. Een pacifisties dominee hoorde onlangs, dat in elke Mis de oraties pro pace worden gebeden over heel de aarde, - stel u even voor, de volledige katholiciteit, hoe bloedig dan ook politiek verscheurd, dageliks verbonden in 'tzelfde gebed! En hij antwoordde: ‘Ja, ik bid bij elke preek ook voor de vrede.’ Daar hebt u in één beeld het bekrompen individualisme van de hervorming naast het sociale van de Kerk, die ons hart vervult en verruimt met oneindige broederschap. Maar, zal de Protestant antwoorden, laten jullie de massale | |
[pagina 156]
| |
organisatie hebben, wij hebben de spontane devotie. ‘Bij Rome, schrijft Ds. Barger, kent men slechts een opzeggen van gebeden. Het vrije gebed is er zo goed als dood.’ Vooreerst zal binnenkort een Roomse studie over Protestante liturgie verschillende predikanten aan 't woord laten, die genoeg hebben van dat z.g. vrije gebed en vaste formules zoeken voor zulke willekeurige improvisaties, - zonder die natuurlik te vinden, omdat eendracht in gebed onbereikbaar is buiten eenheid in geloof. Maar verder vraag ik onze aanklager, of hij wel eens b.v. op een eerste Vrijdag van de maand de gelovigen van de communiebank zag komen met gevouwen handen en gebogen hoofd, om dadelik met de vingers voor de ogen en desnoods tegen de oren te bidden wat hun hart ingeeft. Hij mag dat komen kijken, de voorstander van 't vrij onderzoek, zoals ik op hervormingsdag in Genève 't avondmaal bijwoonde, waar - juist naar de beschrijving van Benson - de Protestanten hun vrijheid vierden, door zich hun intiemste gevoel van liefde en dank uit de mond van een predikant te laten dicterenGa naar voetnoot1). De verhouding van persoon tot gemeenschap is in de liturgie evenwichtig geregeld als in heel de Kerk. Het sociale van onze dienst spreekt in algemene deelneming, terwijl de vrije Protestant zelfs geen amen mag antwoorden of niet eens opstaan bij de geloofbelijdenis. Een vergelijking van de voorzanger, dat levend lijk, waarin de Hervormde liturgie is been geworden, met onze misdienaars zegt genoeg, al heten wij dan slaven van priesterheerschappij! Gunning, de meest liturgies aangelegde dominee van 't land, wil niemand de geloofbelijdenis laten voorlezen dan de predikant; wij laten ons Credo door het koor of nog beter door de hele gemeente zingen. Ds. Barger verwijt ons volslagen gemis | |
[pagina 157]
| |
aan volkzang in de moedertaal; en behalve dat wij altijd gezamelik bidden, wat de Protestanten nooit kennen, wil de ironie van 't geval, dat hij die beschuldiging neerschreef in 't huis zelf, waar Kapelaan Eppink zijn Gulden Wierookvat met Hollandse liederen vulde, die dominee in Meilof en Kerstnacht wel horen moet. We mogen hier een woord van de Goddelike Meester variëren: Zoek eerst de liturgie en z'n algemeenheid en al 't overige wordt u toegegeven. Heeft de Protestant wel eens opgemerkt, hoe elke Zondag in onze kerken naar de vorm ook een protestante dienst is? Na 'n morgen van Missen, na 'n middag met vesper of lof is er immers 's avonds congregatie, die uit louter preek en volkzang bestaat. Dat hebben wij er nog eventjes bij, omdat de bron van de goddelike liturgie bezielt tot volle vrije menselikheid. Op 't eind van zijn leven schreef Kardinaal Newman dan ook aan een Kalvinisties vriend, dat hij in de Katholieke Kerk juist de volle verwezenliking had gevonden van die eenvoudige verering van Christus, die hij als kind bij gereformeerde meesters had geleerd. Het positieve van de hervorming, het Evangeliese is in de liturgie direkt ontwikkeld, waarvoor het woord van de Kerk vader opnieuw geldt, dat wij, om God tot Vader te hebben, de Kerk tot Moeder moeten hebben; de Moederkerk met haar inspiraties van de H. Geest, die immers zelf in onuitsprekelike verzuchtingen voor ons bidt. De Groningse theologie-professor Van Dijk heeft eens fijn geschreven over het verschil van citeren, over de kunst van citeren, dat een assimileren wordt. Wil hij die kunst volmaakt zien toegepast, laat hij dan onze liturgie studeren, zooals die de bijbel in mozaiek verwerkt. Benedictijnse handboeken zoeken terecht daarin hun kracht, om Gods Woord in de Kerktaal te onderscheiden, te ontleden, te doorgronden. Hoeveel Schriftuurteksten zijn door de Mis tot de volkziel doorgedrongen! Eén voorbeeld maar: het laatste gebed om ons op de Communie voor te bereiden is 't vermorzelend woord van de hoofdman: ‘Heer, ik ben niet waardig....’; | |
[pagina 158]
| |
en geen Protestant, van huis uit geneigd ons een minder spiritueel geloof toe te schrijven, zal de vervanging van 't woord zoon door ziel afkeuren. De Hervorming was één groot misverstand, maar vooral dat tragies misverstand, dat de Kerk de Meester in 't licht zou staan, dat de Mis het Kruisoffer negeerde, dat onze godsdienst niet voor énige grondslag had Jezus Christus, tot wie alles moet worden herleid. Intussen is 't leidmotief van de Mis het refrein: ‘Door Christus onze Heer’, waarvan uitdrukkelik, uitvoerig, uitbundig wordt getuigd: ‘Door Hem en met Hem en in Hem’, nadat in 't begin al gezongen is: ‘Want Gij alleen heilig, Gij alleen de Heer, Gij alleen de Hoogste, Jezus Christus’. En na de Consecratie laat de priester zich door de Meester het Onze Vader voorbidden; en allen gaan we staan onder 't Evangelie en 't heilig Boek wordt gekust en gedragen, verlicht en bewierookt, op alle manieren vereerd. Door de liturgie ben ik in aanraking gekomen met een 70-jarig ingenieur, een Protestant die onze liturgie beter kent dan de meeste Katholieken. Eigenlik had hij hier moeten spreken, om te getuigen hoe onze ritus een oefening is ‘in geest en waarheid’, want de innerlikheid van de liturgie is voor hem hèt apologeties motief. Zit hij met zijn missaal in onze kerk of propageert hij er de inhoud van in onroomse organen, dan ontdekt hij kostbare geheimen, die òns nauweliks opvallen. Zo wil hij zijn geloofsgenoten eens overtuigen, hoe ongegrond hun verwijt is, dat Rome de Romeinebrief zou verdonkremaand hebben, eenvoudig door al de hoofdstukken te noemen, die achtereenvolgens als epistel in de Mis dienen en voor iedereen in 't misboek staan vertaald of van de preekstoel in 't Hollands worden voorgelezen. De geestelikheid en heiligheid van de liturgie, waarin ieder hoog zinnebeeld een even diep denkbeeld dekt, dringt onweerstaanbaar tot de belangstellende door. Dat het geen lege vertoning is, besluit een ernstig kerkganger al uit de | |
[pagina 159]
| |
eerbied van 't volk; 't mysterie komt hem in de stilte tegemoet; en al vóór het geloof kan enig begrip hem helpen verklaren, wat die statige bewegingen hebben te betekenen. Paul Brand's Volksmisboek werkt daarom behalve stichtelik en leerzaam direkt apologeties met in de Goede Weekgebeden de zedelike toepassing te onderstrepen van de symbolen, die immers een voor een waarde hebben voor de zaligheid van onze ziel en in de mooie vormen, in voorstelling en vergelijking trouw een vrome betrekking van mens tot God aanduiden. Dat persoonlik verkeer tussen altaar en gemeente is 't beslissend moment. Wie ziet, hoe de H. Handeling ook ons offer is, ons eigen levenwerk, het opgaan tot de Vader door de Zoon, die begint de liturgie te zien. Om het onvergelijkelik gehalte van onze liturgie te demonstreren, kies ik niet het overheerlik Sacramentsofficie, omdat de Eucharistie 't middelpunt en hoogtepunt van onze eeredienst is, waartegen Avondmaalformulieren 't àl te sterk moeten afleggen. Liever neem ik een punt, waarin Rome heet de waardigheid van de mens miskend te hebben, het huwelik, dat de Kerk intussen alleen naar waarde waarderen kan, zolang Paulus het een groot geheim noemt, maar, zegt hij, in betrekking tot Christus en de Kerk. Wat zijn de nuchtere feiten? Dat het Hervormde formulier algemeen wordt bekort, wordt vervangen, wordt verworpen, omdat het zo ruw en rauw het huwelik beschouwt van één kant en wel de kant, die tegenover bruid en bruigom niet zo, laat ik maar gunstig zeggen, oudtestamenties hoeft uitgesproken te worden. Ds. Barger bekent, meermalen door een bruidspaar met een bedenkelik gezicht te zijn gevraagd, of hij 't formulier volledig gebruikte. En één deel wordt volgens hem ‘stelselmatig’ vermeden, n.l. de uitvoerige behandeling van 't natuurlik element, waarover het Missaal de pastoor gemoedelik in eigen woorden laat praten, maar volgens Rooms gebruik onder vier ogen en niet voor een kring van feestgenoten. Och de sekte is een stiefmoeder, die niet hartelik weet te treuren met de treurende en te | |
[pagina 160]
| |
juichen met de juichende kinderen. Abraham Kuyper, die zich als stoere broeder juist niet stoot aan de krasse boetepreek bij deze tere gelegenheid, maar toch allerlei ernstige bezwarenGa naar voetnoot1) heeft tegen 't formulier, betreurt b.v. de ‘onnatuurlik sombere inzet’, die ‘de indruk maakt, alsof de kerkelike bevestiging uitsluitend met het oog op huweliks-jammer is ingesteld’. En nu de Moederkerk. Laat zij in haar ascetiese neigingen ook de Apostel donderen van beter trouwen dan branden, om van krasser en niet bepaald apostoliese uitdrukkingen te zwijgen? 't Epistel van onze trouwmis is geen I Cor. VII, neen die hoogverheven bladzij van de Efezebrief, waarin Paulus de innige vereniging van Christus en de Kerk vergelijkt bij de verbinding van man en vrouw en zo aan 't huwelik een ideaal in God zelf wijst. Ik kan niet laten hierbij nog een paar kleinigheden op te merken: vooreerst hoe de priester, die dadelik in de sacristie de heilige wetten van 't huwelik aan de getrouwden zal verklaren, hier op het altaar de openbare zegen van Abraham, Izaak en Jakob kies in 't Latijn uitspreekt; en verder, wat me een van de allerfijnste trekken in heel de liturgie lijkt, dat geen non de gelofte van maagdelikheid aflegt, vóór de priester in zijn gebed het onaantastbaar Sacrament van 't huwelik heeft hooggehouden. Stel die beide tafrelen in een diptiek en erken, hoe zo'n volkomen evenwicht het voorrecht blijft van de maagdelike Moederkerk.
Het wordt tijd voor de toepassing van ons thema door omkering ervan. Zo apologeties als de liturgie is, zo liturgies moet de apologie wezen. Is de liturgie werkelik apologie, dan zal die Protestanten aantrekken en Katholieken aan- | |
[pagina 161]
| |
sporen. Al geven de lege kerken nu genoeg dominees te denken, die onze kerken zien vermeerderen en verruimen; al wordt de leus: ‘leerdienst met eerdienst’; al weerklinkt de uitspraak van Vinet, meester van de Ethiesen: ‘Le culte est la forme toute religieuse de la religion’; al zou Willem II nu geen witte raaf meer zijn met zijn rituele neigingen; al komen dageliks tekenen van liturgies besef onder Nederlandse Protestanten, van Doopsgezinden tot Hervormden, ja Gereformeerden, - we mogen nog niet spreken van een Prot. liturgie-beweging. Want alle leiders zijn even pessimisties: Prof. Kruif zegt dat de ijveraar door zijn teleurstellingen komt van liturgie tot lethargie; Dr. Gunning voorspelt aan Dr. Gerretsen weinig voldoening; en op zijn beurt verklaart deze hofpredikant, dat zijn beweging staat waar die stond, wat wel een voorlopig doodlopen betekent. Maar hoe moeiliker de vooruitgang, des te merkwaardiger de aandrang. Van onze kant dus evenmin overdreven verwachting als verzwakte belangstelling; en aan de overkant asjeblieft geen verwarring, door de gelijktijdige stroming onder Roomsen en Protestanten te verwisselen. Het wezenlik verschil is immers, dat zij 'n liturgie willen maken, wat nog onmogeliker is dan 't maken van poëzie, terwijl wij eenvoudig onze gegroeide en groeiende liturgie gaan voortplanten door de kring van 't volk om 't altaar te verwijden en te vernauwen tegelijk. De geweldige geest van Luther werkt in 't Protestantisme wel eens als een kwakzalver, die 't huilen van zijn slachtoffers overstemt met antipaapse ketelmuziek. Onze gescheiden broeders in Christus klagen terecht, dat de schoonheid overal mag bekoren, alleen zonder te trekken naar God, aan wie toch alles moet worden toegewijd, omdat Hem alles toekomt; ze klagen dat de gemeenschap in elke vorm doordringt behalve binnen de gemeenschap der heiligen, die zich in hopeloze twisten verscheurt; ze klagen dat van de Bijbel soms hoogstens een lege band met prenten overblijft als een document van Oosterse literatuur of cultuur- | |
[pagina 162]
| |
geschiedenis. Gelukkig klagen hier en daar predikanten meteen, dat hun gemeente 'n feest wil maken van de tweedracht in Gods Kerk, en willen ze dan ook geen hervormingsdag vieren. Hoe staan wij Katholieken daarbij? Het volgend jaar is 't eeuwfeest van de Hervorming, dat wij op onze manier zullen meemaken: ongeveer als de karneval, in gebed en boete. We hopen te overwegen, hoe de Protestanten hun Luther alles behalve dankbaar hebben te zijn voor 't ontluisteren van de kerken, voor 't losmaken van de gemeenschap, voor 't prijsgeven van dezelfde Bijbel, die hij zou redden. Gescheurd van de moederschoot, zijn de broeders onderling met de dag meer verdeeld; vrij van 't gezag, zijn ze stap voor stap vervreemd van de Openbaring.... Maar allereerst maken wij 't Hervormingsfeest mee door verdubbeld, vertiendubbeld gebed voor de eenheid van Gods Kerk en door een algemeen gewetensonderzoek, estheties, sociaal en religieus. Esthetiese zelfkritiek, want alles wat adem heeft, love de Heer en helaas zien we de schoonheidsinspiratie, voorzover het dan inspiratie is, in onze kerk niet altijd God tot eer en de mensen tot stichting dienen. Herders, schenkers, meesters, laat de kunstkritiek u koud, zal de verenigde roeping van liturgie en apologie u dan tenminste niet bewegen tot de keurigste keus bij de inrichting van 't heiligdom? Tegenover de overstelpende aanval van handelsreizigers met artistieke kaartjes en praatjes staat een volk, dat recht heeft om zijn honger en dorst naar schoonheid voldaan te zien in de kerk en 't anders overal bij de heidenen gaat zoeken; staat de wereld, die valt in te lijven in Gods Rijk, maar die 't niet helpen kan zijn ogen en oren voor zoveel ergerlik schijnschoon te sluiten; staat eindelik de Schepper van alle schoonheid, die zijn tenten onder ons mensekinderen heeft willen opslaan en die we, Godbetert, het slapste, slechtste, slordigste geven voor zijn Huis! Het moet maar eens gezegd, die schande, die zonde, dat de meester met de grootste naam wèl voor profane gebouwen de hulp van buiten- | |
[pagina 163]
| |
landse beeldhouwers nodig vond, terwijl hij de knutselaars van zijn atelier, neen zijn fabriek, liet knoeien aan altaren. 't Is ook maar voor O.L. Heer! Ik denk daarnaast aan 't verhaal van Ruskin, hoe hij boven op de toren van een dom een werkman bezig zag met de teerste zorg aan een kruisbloem en hem vroeg: ‘Man, waarvoor dient je kunst hier zo hoog?’ en 't antwoord was: ‘De hemel ziet het toch.’ Apologie, die anderen wil verbeteren zonder eerst ons zelf te veranderen, is farizeïsme van splinter en balk. O er is zoveel menselike luiheid en lafheid onder de naam van christelike berusting! Hoe kunnen we de hongerlonen van koordirigenten aanzien met noodlottige verwaarlozing van 't levietewerk voor gevolg, wanneer we onze kerken van 't ene monsterbeeld na 't ander zien volstoppen? ‘Is 't Romaans of Goties?’, zoekt de koper met een paar vanbuiten-geleerde termen te onderscheiden, terwijl het werk geen van beide is, omdat het immers heelemaal niets is. En zo'n óvertevredene wordt ineens onhandelbaar bij 't minste uitstel, 't laagste prijsverschil. De Godbegenadigde kunstenaar Toorop is uitgesloten, zo gauw hij niet zo'n civiele, zeg serviele bediening verzekert als winkeliers. Maar wie eerbied wil voor de schoonheid van de liturgie, dient toch zelf het priesterschap van de kunst te eerbiedigen? Sociaal gewetensonderzoek in verband met de liturgie, daarvoor werkt bepaald deze gezegende vereniging door trouwe nauwe aansluiting bij Rome en door algemene deelneming van de leken aan de eredienst en wel met zóveel doelmatige middelen, dat het een welbehagen voor God en mensen samen moet zijn. Het sociaal karakter van de liturgie wordt wijs gewaarborgd in de verbinding van rituele wetten met pastorale noden, zoals Rome zelf ons land sommige eisen van de praktijk liet volgen en zoals het gezond verstand van de Hollander hier tijdig begreep, dat Communie buiten de Mis beter was dan geen Communie, ook beter een belletje dan een relletje. Liturgie blijft in de grond geestelikheid en is pas bijkomstig wettelikheid. | |
[pagina 164]
| |
Godsdienstig gewetensonderzoek is natuurlik de hoofdzaak. Van onze vijanden leren heet levenswijsheid; en van Luther kunnen we machtig veel meenemen. Is 't waar of niet, dat hij nooit de menigte van de Mis had vervreemd, als die Mis niet was ontwijd? Is 't waar of niet, dat het onuitroeibaar vooroordeel tegen 't automatiese van de Sacramenten nooit zoo diep geworteld zou zijn, was 't niet gevoed door 't misbruik van machinale behandeling? Is na vier eeuwen nog Luthers klacht al of niet gegrond, dat het Onze Vader, - in plaats van als 't Gebed des Heren gebeden uit heel ons verstand, heel ons hart en al onze krachten, gewoonlik afgedraaid, letterlik mishandeld - dat het Onze Vader is de grootste martelaar? Liturgie en apologie - mochten we doordrongen zijn van dit innig verband, dat volstrekt niet gezocht of gekunsteld is en hoegenaamd niets tot de liturgie toe- of afdoet! Want wie eenvoudig voor 't altaar beseft in 't aangezicht van God zelf te staan, die is klaar om de kritiek van andersdenkenden te ontwapenen met stichting. Liturgie en apologie zijn geen twee dingen; apologie is een kant van de liturgie zoals liturgie van de apologie; ze zijn onafscheidelik als liefde voor God, die zich in lofgebed uit, en liefde voor de naaste, die zich in smeekgebed toont; voor allebei heeft de taal het éne woord dienst. Priesters horen levenslang in hun ziel naklinken wat de bisschop bij hun wijding vermaande tot bewust doordacht en doorvoeld onderhouden van de H. Dienst: ‘Agnoscite quod agitis’. Ook het volk heeft in zijn passieve rol een reëel aandeel in de liturgie. Laat tot slot een leek aan leken hiervan getuigen. Is de liturgie in zich apologie, dan de liturgist ook apologeet, omdat de verste deelnemer aan de H. Handeling nog voor zijn meer of minder stichtende houding verantwoordelik wordt tegenover de mensen als tegenover God. Treft een boom ons dieper gespiegeld in 't water dan zó in de lucht, hoe zullen de goddelike mysteriën zich in onze ziel, niet weerloos als water, maar | |
[pagina 165]
| |
werkzaam als Gods levend evenbeeld, weldadig weerkaatsen! De Weense schrijver Hermann Bahr, onlangs bekeerd door de ontdekking, dat het biddend volk in de kerk een ander gezicht kreeg, als werd het bovennatuurlik gemetamorfozeerd, is één uit velen, die in zalige mensenogen een weerschijn van 't altaarlicht waarnemen. Onze tijd vooral, abstracties moe, leert direkt van de werkelikheid, weegt aan kracht van daad de waarde van een overtuiging. Wat geeft het ook de ideale schoonheid en heilzaamheid en heiligheid van onze liturgie in boek op boek te betogen, zonder die te vertonen in elke kerk van elke plaats? Hebt u nooit uw hart vastgehouden, als u andersdenkenden achter in de kerk zag staan? Ik moet bekennen, dat hun vraag, waar ze goed Gregoriaans kunnen horen, me dikwels verlegen maakt en hun indruk van onze diensten me soms beschaamd maakt erbij. Goddank, de Geest blaast waar Hij wil, tot in lelike kerken of zwakke zang; we hebben 't allemaal ondervonden, hoe 't ons pakken kan midden onder 't gewoonste van 't gewone, zo'n Adoro Te of Salve Regina, en hoe ons dageliks brood is een stille Mis. Maar mag de hemel onze bemiddeling missen voor zijn wonderen - de invloed van 't voorbeeld blijft van kracht en wee de ergernisgever, de routineslaaf, die 't organisme verlaagt tot een mechaniek, die onverschilligheid, verveling, geestelike dood maakt tot de sfeer van 't heiligdom! We zien onze verhouding tot buitenstaanders nooit concreet genoeg, we geloven te licht, dat een vreemde, die nieuwsgierig om onze Kerk heen draait, het Roomse zoekt, wat natuurlik bewust of onbewust zijn einddoel is, al wil hij 't zelden bekennen. Wat hij dadelijk nagaat, is niet het Roomse, 't is de Roomse, de belichaming van het ongenaakbaar Katholiek geloof. Voor ons heeft de persoonlike overdracht en overname van 't geloof zich stilletjes afgespeeld op moeders schoot, in de ongemerkte indrukken van onze jeugd; we zijn Rooms en weten meestal niet eens 't te zijn gewórden. Vandaar denken we andersdenkenden maar kant | |
[pagina 166]
| |
en klaar bijbel of catechismus in handen te hoeven stoppen om ze te winnen. Wat we als aanhangers van de levende traditie principieel afwijzen, dat proberen we prakties toch telkens te doen, n.l. bekeren met een dood boek. Het staat er immers allemaal duidelik en volledig in? Zeker, maar eerstens wordt dat nu eenmaal moeilik doorgelezen, en àls dat doorgelezen is, dan treft het een oningewijde niet, omdat het zijn binnenste niet raakt. Door allerlei zielstoestanden moet de mens heenworstelen, eer hij aan 't dogmaties standpunt toe is. Het Nieuwe Testament beschouwt de Kerk als een lichaam, waarvan de leden elkaar dragen, een lichaam dus met bloedsomloop. De apostelen wonnen de wereld met persoonlik getuigenis, gelovigen moeten ongelovigen stichten. Apologie is nog iets anders, nog iets meer dan papier. Nu staan we voor een dilemma; van de ene kant is kontakt tussen Rooms en onrooms nodig om de geestelike stroom over te leiden, van de andere kant wordt dat kontakt door allerlei omstandigheden afgesloten. Maar het dilemma is gelukkig niet meer dan schijn, het kontakt is mogelik en werkelik in de liturgie. Daar in de kerk belijden, beleven we volop ons geloof, daar ontmoeten natuur en genade elkaar aan de toppen van onze gevouwen handen. ‘Smeek God u stem te geven om te belijden wat ge gelooft’ is een woord van Sint Gregoor de Grote en die liturgist bedoelt wel vooral de stem van de Kerk, waardoor een sprakeloze ziel in stilte welsprekend wordt. Twee dingen worden nu klaar: vooreerst hoe wij wat zo mooi heet apostolaat van 't gebed eenvoudig hebben te vervullen door deelneming aan de liturgie met hart en ziel, tweedens waarom zoveel Protestanten achter of midden in onze kerken hangen, om tussen altaar en gemeente, tussen God en zijn volk af te wachten, wat voor werking die aantrekking van hemel en aarde heeft, of daar geen vonk losspringt, geen schok uitbarst. Dat de Mis het centrum is van de Kerk, begrijpen we goed, want voor het Offer wordt ieder heiligdom gesticht | |
[pagina 167]
| |
met de liturgie en voor het Offer wordt de priester gewijd met de hierarchie, dus voor de Mis de stenen èn de geestelike Kerk opgebouwd. De Martelaars van Gorkum leren ons in hun sterven voor de Eucharistie, waar de strijd tenslotte om gaat. En de Voorzienigheid laat de Hervorming zo vastlopen, zo omkeren liever, dat dezelfde Mis, die de mensen tot beeldstormers maakte, nu de dwalenden terugtrekt tot de Kerk. We zien 't in Engeland en gaan we 't hier niet zien? Terwijl God zijn wonderbaar werk geheimzinnig voorbereidt, wat hebben wij onderhand te doen? Praktiese Hollanders willen een besluit. Mijn hele voordracht is een inleiding op één verzoek; alles mag u vergeten, feiten en fouten, als u dit plan maar onthoudt en aanvaardt: geen Mis te horen zonder in 't memento te denken aan de zoekers, die niet denken aan de Mis. In die zin leert ons vol geestelike schoonheid en vol vreedzame gemeenschap en vol bijbelse zalving bidden de speciale Mis voor de geloofsverbreiding, die de eenheid van liturgie en apologie zo innig mogelik uitdrukt: ‘Beschermer van ons, zie toe, o God, en zie neer op het gezicht van uw Christus, die zich zelf tot verlossing heeft gegeven voor allen, en maak, dat van zonsopgang tot zonsondergang uw naam onder de volken wordt verheerlikt en overal aan uw naam wordt toegewijd en opgedragen het zuiver Offer. Door Christus onze Heer.’
Gerard Brom |
|