De Beiaard. Jaargang 1(1916-1917)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Herfst De berstensrijpe druiven, de wingerd rood als vuur onder het stille schuiven van zonlicht langs de muur.... Het tuinpad vol van loover, de leege wilgebank en hier en daar wat poover gerafel en gerank.... De hemel schijnt zoo teeder en alles is zoo stil, ik drentel heen en weder - 't is of ik schreien wil. [pagina 150] [p. 150] II De gaarden zijn vol gelend loof, op de omgeploegde velden staat de allerlaatste korenschoof in 't bleeke zonnewenden. Nu verven zich de boomen bont in duizend vreemde kleuren en blaren ritselen in 't rond - wat gaat er toch gebeuren? De vogels fluiten wonderbaar, gedoken in de twijgen; nooit scheen de hemel mij zoo klaar als bij dit wijde zwijgen. O wonder van een ommegang, van gaan en wederkeeren, o eeuwenoude tooverzang vol rusteloos begeeren! Daar staan wij groote menschen bang alsof wij kindren waren, ocharm, ons gansche leven lang in stervend loof te staren. Celine Klinkenbergh Vorige Volgende