De Beiaard. Jaargang 1(1916-1917)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Visioen De schemering hangt uit de luchten neer: Een zware volle tros van duisterheden En tuilen schaduwbloemen, die de steden En velden overhuiven, wijd en teer. En in dien schemer hangt het avondrood: Een trage brand van vlagen in de wolken, En langzaam sterven in de koele kolken, Een huivrend kruipen in den vochten dood. O treed nu uit in 't rood-begloorde uur! De schijnsels blijven aan de hoofden hangen, En blozig gloeit er langs uw ooge' en wangen Een bleeker weerschijn van het hemelvuur. O kom nu uit! het uur is wonderbaar: Het wordt een nacht van beven en van hopen! Geheimen bloeien in de stilte open, Als sterren in het scheemren vreemd en klaar. Wat gaat er lichtend door de duisternis?... Het wordt de heiligste der wereldnachten: We blijven hier het verre wonder wachten, Dat vol van helderheid geboren is. Het ging voorbij, een witte schemering, En maakt den avond stiller van verbazen, Een droom van sterreschijn en gouden wazen, Het donker klarend, waar zijn klaarte hing. Zaagt gij zijn ooge' als sterren en zijn kroon Stralend en rood met glanzen aan de slapen? Het is de Christus, die verdoolde schapen In nacht en ontij weidt ter trouwe woon.... Bernard Verhoeven Vorige Volgende