De Beiaard. Jaargang 1(1916-1917)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gouden jeugd. O nooit word ik wijzer en rijker Dan ik was in den helderen nacht, Toen ik iedere ster als een spijker Van de gouden hemelvloer dacht. Toen herders de wolken als kudden Stil weidden door stralende lucht; Toen englen hun sneeuwbedjes schudden In rijen, maar zonder gerucht. Toen 's avonds - juist als we niet keken - Het mannetje kwam op de maan, Dat moest daar al dagen en weken Geduldig uit sprokkelen gaan! Hoe heeft mij de Zandman bedrogen, Die avond aan avond, heel zacht, Kwam sluiten mijn droomende oogen Voor de wondren van dag en van nacht. Nu moet ik met wijd-open oogen De dagen der werklijkheid door; Nu voel ik mij bitter bedrogen, Omdat ik mijn droomen verloor. Ko Sleyfer Vorige Volgende