gedachte, die de samenleving tot een harmonieus geheel zal weten te organiseeren, kan de vrijzinnigheid geen afdoende hulp beloven, minder nog bieden. Het liberalisme is ten ondergang gedoemd. De dragers van zijne idee zullen nog veel knap wetenschappelijk en legislatief werk kunnen doen, uitkomst geven aan den nood der tijden niet.
Het socialisme daarentegen presenteert een aantrekkelijk afgerond theoretisch stelsel. Zijn voorgespiegelde toekomststaat heet de verwezenlijking van orde en rechtvaardigheid. Als partij moge de sociaal-democratie praktisch tot heden weinig opgebouwd hebben, door haar scherpe en dikwijls juiste critiek, door haar hooge eischen is zij de middellijke oorzaak geweest van belangrijke sociale verbeteringen. Haar doel en middelen mogen principieel verwerpelijk zijn, hare kracht en verdienste bestaat in het beredeneerd beloven van algeheele uitkomst, en in de tastbare resultaten, welke zij heeft weten te bereiken. Zoo zijn het niet stembuscompromissen, die richting geven aan de dalende lijn van het liberalisme en de stijgende van het socialisme, maar eene inwendige biologische causaliteit. Het socialisme zal ook wel zonder steun van het liberalisme tot macht en aanzien geraken, en dit laatste zal wel in zijn graf terecht komen, zonder daarheen door het eerste gedragen te worden.
Het is niet verkeerd, ons aan de oorzaken van den tragischen ondergang van den eene en de voortschrijdende ontwikkeling van den andere onzer politieke tegenstanders te spiegelen. Ons katholieke levensbeginsel postuleert een eigen economisch, sociaal en staatkundig systeem. Hebben wij dit al opgebouwd? Hebben wij de groote lijnen daarvan al in ons hoofd? Als wij met woorden strijden tegen het liberalisme en het socialisme en voor het christendom, hebben wij dan de daad gereed om de problemen van onzen tijd tot eene oplossing te brengen?
Twee de aandacht trekkende staatsstukken hebben dezer dagen het licht gezien. Vooreerst het voorloopig verslag