Boekbespreking
Tempi Passati. Beroemde kerkzangen van oude meesters, voor vrouwenkoor bewerkt door Catharina v. Rennes, Opus 67 - Utrecht, Jacq. van Rennes.
DIT werkje van de begaafde Utrechtsche toonkunstenares kan voor het doel, dat zij zich voorstelt, ongetwijfeld veel dienst bewijzen. Zij schreef het hoofdzakelijk voor haar leerlingen.
‘Ik wilde hen zoo gaarne,’ aldus haar eigen woorden in het voorbericht, ‘in kennis brengen met de sobere schrijftrant uit die oude tijden en hen laten doorvoelen de groote waarachtigheid dier oude kerkmeesters, van wie ik zelf vroeger zoo innig genoot op de zangavonden van Jhr. van Riemsdijk te Utrecht.
Maar - bij 't onderwijs beschikt men niet altijd over een goed gemengd koor a capella! En de gelegenheid tot studie, door 't hooren van deze kleinere werken der oude meesters, is tegenwoordig ook al zeldzaam. De liefde voor het intiem-rustige ‘a capella zingen’ schijnt te sluimeren in deze woelige tijden.
Vandaar dat ik maar besloot tot een bewerking van eenige der meest geliefde kerkzangen voor mijn Vrouwenkoor.
Ik weet zeer wel, dat de oude zangen mooier zijn in 't oorspronkelijke. Hun typische klankkleur is moeielijk op een ander toongebied over te brengen.
Maar Beethovens Eroïca in 'n zetting voor klavier is ook niet dat en toch zouden wij niet gaarne zulke arrangementen missen, die ons voorbereiden om later ‘ingewijd’ voor het kunstwerk zelf te komen.
In zoodanig licht wilde ik dan ook gaarne bijgaande kerkkoren beschouwd zien.
Alleen mijn groote liefde voor die oude muziek en de begeerte anderen in die liefde te doen deelen, deden mij mijn schroom overwinnen. Met piëteit heb ik getracht, zooveel mogelijk de oude zetting bij te behouden en toch practisch voor vrouwenkoren te schrijven.’
Dit voorbericht is in zekeren zin het smakelijkste en meest frissche stuk van den bundel. Het is heelemaal niet bewerkt. Men zou wel wenschen, dat het een weinig meer bewerkt was. Waarschijnlijk hadden we dan niet voor de zooveelste maal weer het geitje ontmoet, waarvan de onnauwkeurigheid al maar voort den a cappella-zang wil doen afstammen. Het woord verschilt wel is waar slechts één lettertje, maar de zaak is een andere van a tot z. Deze en dergelijke haastigheden van taal en stijl, die de schrijfster zich laat ontglippen, beletten echter niet, dat het inderdaad een allerprettigst stuk is, allerprettigst van rondborstigheid en hartelijkheid. Wie aldus schrijft heeft in hooge mate de voor een onderwijzer zoo kostbare gave van zich mede te deelen.
Uit de opgenomen bewerkingen blijkt, dat deze leerares in even hooge mate de kennis bezit van wat zij wil mededeelen. De arrangementen zijn over 't algemeen zeer gelukkig, met fijnen smaak aan het vrouwenkoor aangepast, schoon van klank