De Beiaard. Jaargang 1
(1916-1917)– [tijdschrift] Beiaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 425]
| |
Rooms PeilDE historiese orde geeft vanzelf de gezichtspunten, om de ontwikkeling te beschouwen van de Nederlandse Katholieken, die achtereenvolgens kerkelik en staatkundig, maatschappelik en wetenschappelik georganiseerd, op grond van de meeste kerken met de grootste partij ook de sterkste bonden met het beste onderwijs verwachten, waardoor hun isolement geleidelik expansie voorbereidt. | |
IDertig jaar geleden beschreef ‘De Gids’ eens onze torens in Amsterdam, nog gedurig vermeerderd. Hollands zuinige, alles behalve monumentale aard maakte wel de majesteit opvallend, waarmee de Roomschen hun katakomben hebben gewroken. Een halve eeuw na 't herstel van de hierarchie waren er al vijf honderd kerken gesticht, die de onroomse firma Holkema en Warendorf door een kenner als Jan Kalf liet documenteren en illustreren; en niemand schat de miljoenen besteed aan hun bouw en versiering, evenmin als de kosten tot onderhoud van de binnen een eeuw verdubbelde geesteliken. Zó vast ging de vooruitgang, dat midden onder de Aprilbeweging rustig in de hoofdstad het eerste manneklooster na de hervorming werd ingericht. Tegenover de opmerking, dat het Katholicisme ook staat of valt met zijn cultus, geldt het feit, dat het zich eeuwen armzalig moest behelpen en zich juist door een organies aanpassingsvermogen wist te handhaven. Aan zijn middeleeuwse gebouwen natuurlik gehecht, maar blijkbaar niet gebonden, vierde 't zijn mysteries even vroom in achterkamers - getuige 't Amsterdams museum ‘Onze Lieve Heer op Zolder’ - als in kathedralen. En al werd de Nieuwe Zijds-kapel of ‘Heilige Stede’ officieel ontwijd, zelfs eerst als stal, ja eindelik in 't volle licht van de openbaarheid liever afgebroken dan aan de paap verkocht, die paap hield bij verbod van processies zijn nachtelike omgang ter ere van 't Mirakel | |
[pagina 426]
| |
ieder jaar met wijder deelneming vol, tot het voorbeeld van de stoere Volendammers ook de pelgrims van Gooi en Kennemerland of verder streken drong de Maartse buien voor deze belijdenis zonder uiterlike voldoening te komen doorstaan. Aan die volksdevotie danken we 't schilderij van Derkinderen, dat de oorspronkelike stoet langs Y en Amstel voorstelt over de straat, nog als de Heilige Weg vereerd, en dat door een gelukkig misverstand het Stedelik Museum opluistert, om dan ten slotte toch als een profetie van vrijer toekomst de Gemeente openlik in de traditie te betrekken. Het verlies van zoveel poëzie bedreigde volstrekt de godsdienst niet. De eeuwenoude adelbrieven lagen verkalkt onder een puriteinse witkwast, het geloof werd van zijn intieme wortels in 't dageliks leven losgescheurd, de massa verleerde veel gebruiken van de liturgie, die immers bij bekrompen huisaltaren onmogelik viel uit te halen, maar intussen zag men zich geen kerk afnemen, of de parochie wijdde aan dezelfde Patroon desnoods een pakhuis tot nieuw heiligdom; en die trouw bleef in alle verhoudingen zo volmaakt gelijk, dat Haarlem, zonder onvruchtbaar te treuren over de verloren Sint Bavo, onlangs in 't modernste kwartier een andere heeft gebouwd, waarvan 't stadsplan alleen geen partij trok, terwijl de hele omgeving relief door zijn koepel krijgt. De eeuwige Kerk groeit aan geen stijl of vorm, hoe eerbiedwaardig ook, vast, gebruikt alle pracht en praal voor Gods verheerliking en onze stichting, maar kan er zelf veilig buiten, want ‘haar schoonheid is geheel van binnen’, bad Vondel zalig de bijbel na. Als nuchter Hollander bleef men hier het leger stellen boven de vlag; het spreekwoord van kap en monnik, vroeger een ketters wapen, leverde nu de troost, dat men ook zonder kap wel monniken had, vóór ons land, waar kloosterlingen zich nog zelden in 't habijt vertonen, de verbannen paters van 't buitenland opnam. Nauweliks is Amsterdam de Angelus gewend, wat niemand ooit vooropstelde, omdat het gebed onder 't volk toch niet | |
[pagina 427]
| |
op klokslag gaat zonder klop van 't geweten. Men onderscheidde 't wezen scherp van bijzaken, die later vanzelf zouden volgen en dan zonder te overwoekeren; alleen op zo'n degelike ondergrond van godsdienstig leven kon de Revolutie, die de Kerk in Frankrijk omversloeg, haar bij ons verheffen. Nù vertoont menige oudgotiese tempel deze tegenstrijdigheid, dat de hervorming, die een onzichtbare Kerk met geestelike middelen aankondigde, zich bij voorkeur in zo'n monument nestelde, ofschoon de ruimte, nog afgescheiden van zijn bestemming, enkel te vullen is door Roomsen, die buiten dit estheties of, als men wil, zinnelik milieu lang hadden moeten vergaan. Het geheim voor dit behoud van arbeidsvermogen met die verrassende krachtsopenbaringen ligt eenvoudig verzekerd in de praktiese zielzorg en soliede godsvrucht. Inwendig is er gewerkt en gebeden, wat schijnbaar katholieke landen verwaarloosden voor het ophemelen van hun verdiensten binnen de Kerk. Hier hebben de priesters nooit met een trouw troepje hun winterkwartieren in de sacristie opgeslagen en de banier opgerold, zoals een Amerikaans aartsbisschop aan Zuid-Europa verweet. Hun kracht bleef het huisbezoek, zo nodig bij ons huiselik volk, waardoor de herder zijn schapen leert kennen en 't verenigingsleven lid voor lid opbouwt. Een bedreigde kudde dringt zich trouwens vanzelf om hem heen; de persoonlike toewijding en samenwerking was geoefend tijdens de verdrukking, toen de gelovigen stuk voor stuk de benodigdheden voor de Mis meebrachten en eigenhandig een primitief altaar improviseerden. Nog houdt de pastorie een zaal voor het gemeenschappelik ontbijt als een oudchristelike agape na vanzelfsprekende familiecommunies bij uitvaarten; in Gods Huis, door eigen bijdragen onderhouden, voelen de gelovigen zich aaneengesloten op hun vaste plaatsen thuis; zieken en doden worden vertrouwelik in ieders gebed aanbevolen, want de hele parochie vormt een soort familie met vrijwilligers voor elke taak. En zo bewaart het Hollands | |
[pagina 428]
| |
Katholicisme zijn eigen karakter, dat littekens uit de vervolging overhoudt, zonder de oorspronkelike trekken te verliezen. | |
IIDe veelgeprezen vrijheid van Holland beschermde Hugenoten in plaats van eigen Roomsen, dus even vrijzinnig als Engeland, dat zijn vrijheid ten koste van Ierland uitvierde. Nederland had ook een Ierland in de Generaliteitslanden en min of meer in heel de Roomse bevolking, waarvan 't de kerk in 't hart van de hoofdstad, midden op het besloten Begijnhof nog wel, met goedkope vrijgevigheid aan een wildvreemde secte gaf. 't Is een gewaagde logica, wanneer partijen, die door stad of land op de heiligste rechten van Katholieken beslag lieten leggen, ons verwijten politiek te mengen met godsdienst. Bovendien zijn de onmondige Roomsen, geabsorbeerd door het kerkelik leven, dat ze vóór alles hadden boven water te houden, de makste onderdanen geweest, die hoogstens verlegen enkele grieven fluisterden of stamelden, zoals de keer toen Thorbecke met cijfers werd voorgerekend, wat vandaag in geregelde vervolgen moet herhaald worden, dat ⅖ van ons volk maar 2/15 van de ambten kreeg. En zomin Engeland nog een staatkundige partij van Katholieken kent, hebben ze hier eraan gedacht, eer hun 't vuur aan de schenen gelegd werd. Wel waren ze in geen andere partij bepaald opgegaan en zijn ze naar Schaepmans verklaring nooit liberaal geweest en nooit conservatief geworden, tot de brandende schoolstrijd ze afzonderlik organiseerde en pas een twintig jaar later consolideerde door een eigen program zwart op wit, dat weer de laatste jaren eerst op een positief actieplan begon te lijken. Het heeft er alles van, dat de geloofsgenoten in de geest van de Kerk, die zich met geen partij vereenzelvigt, zo laat mogelik een staatkundige eenheid zochten te vormen, terwijl hun meester merkwaardig genoeg de man was met de ruimste | |
[pagina 429]
| |
waardering voor andere richtingen, waarmee hij liefst vriendschappelik samenwerkte: de royale, loyale Schaepman, misschien de meest geziene Nederlander van zijn tijd, zoals Kuyper de meest gehoonde. Niemand kan Hollandser zijn dan hij en Roomser tegelijk in de trant van Vondel, die te lang streefde naar vrede in zijn leven om geen harmonie te vinden tussen Vaderland en Moederkerk, waarvan de pijnlike strijd ons altijd verscheurt als kinderen van gescheiden ouders. Schaepmans figuur dekt grotendeels de geschiedenis van wat de Nederlandse Katholieken met niet te veel aanmatiging na de leren noemen hun emancipatie. Tot slot en, we mogen wel zeggen, tot leerzaam besluit van 't gedenkboek ‘Het Katholiek Nederland’ getuigde Kolkman bij de herinnering aan zijn vriend, hoe er in de dagen van grondwetsherziening, leerplicht en persoonlike dienstplicht - het laatste helaas een treurspel met meer bedrijven - zóveel is gebeurd, dat een beschrijving naar waarheid hem de gal zou doen overlopen. Waarschijnlik zal zijn trouwe correspondentie met Schaepman daar ooit het nodige van vertonen, maar één publiek en actueel feit dient al vast onthouden. Om het te waarderen moet men zich herinneren, hoe 't Episcopaat, dat met zijn Onderwijs-mandement eigenlik de stoot tot politieke organisatie gaf, zoals wederkerig leken 't herstel van de hierarchie hadden voorbereid, in ons land een vrijheid heeft als nauweliks een macht op aarde, los van alle privileges of tradities, die buitenlandse bisschoppen aan regering of academie, adel of kapittel binden. Hier bestaat geen histories gegrond tegenwicht, hier begon de hierarchie onder een aartsbisschop met twee bisdommen samen, een geboren heerser in de hoge blik, waarmee die Napoleonskop van zijn portret iemand even opzij aankijkt; hier vertoonde zich een voorlopig overwicht van 't Haarlems bisdom, dat met dubbel Holland meer Katholieken omvat dan 't in tweeën verdeelde Brabant, ook alle grote steden telt - immers niet eens de hoofdstad hoort onder 't aartsdiocees - en zo de voornaamste helft | |
[pagina 430]
| |
van de twintig Roomse dagbladen levert, waarmee de bevoorrechte stelling van de zeeprovincies werd bevestigd, vooral zolang het Zuiden nog onzelfstandig was. Bedenkt men tenslotte, hoe juist in Haarlem Schaepman 't spreken werd verboden en zijn bestrijding zelfs als hoogste verdienste gold, dan begrijpt men beter, waarom deze leider alléén stond bij de verdediging van verschillende wetsontwerpen, de vooruitstrevende priester tegenover leken, die eindelik bij monde van Kolkman bekennen, dat het donkere dagen waren in hun parlementaire leven, toen ze hem niet volgden. Wat nu actueel is aan dit histories geval? Niets anders dan dat een kieswet-Tak, nog gezwegen van Bergansius' legerwet onder Rechts, nooit hoefde te vallen, had de minister maar het oor van de Paus, dat een Bismarck op zijn tijd zo goed kon vinden, bereikt, om er enkel een paarse bef te suggereren voor borstversiering niet zozeer als voor borstwering van de verlaten Schaepman, die 't aan zijn Leo dubbel en dwars verdiende en 't later met zijn recht op de mijter treffend vergolden kreeg. Dus een Nederlands gezant bij 't Vatikaan zou heel wat teleurstelling bespaard hebben aan.... de liberalen. Op hun beurt bewezen de Katholieken ook telkens door miskenning van hun eigenbelang, dat de geschiedenis geen mechaniese constructie van partijprograms betekent. De herleving van onze staatkundige invloed gebeurde door middelen, alles behalve daarvoor bestemd: na de Revolutie, waarvan elke minderheid profiteerde, vooral de leerplicht, die tot uiterste krachtsinspanning drong met de schoolinspectie, nog groter weldaad dan de rijksubsidie, en ten slotte 't meest de geleidelike uitbreiding van 't kiesrecht. Willen onze tegenstanders de tegemoetkoming ver genoeg drijven om ons ook nog vrouwekiesrecht op te dringen, dan is misschien binnenkort de naam liberaal een anachronisme. Zulke paradoxen, waaraan de werkelikheid eenmaal rijker is dan de verbeelding, mogen sommigen, die in de politiek uitsluitend belangen aan 't werk zien, troosten met | |
[pagina 431]
| |
de blinde beginseltrouw aan weerskanten en anderen, die te veel kleinmenseliks vinden in de staatkunde, met de wonderbare leiding van boven stichten. Op een Duitse Katholiekedag heeft eens geklonken ‘Hollandia docet’ in verband met een politiek verschijnsel, dat alle landen, waar rechtzinnige Protestanten zich moeilik staande houden, moesten navolgen: de coalitie, het z.g. monsterverbond naar de term van velen, die zich op historiese verhoudingen blindstaren, zonder zich anders persoonlik aan 't verleden verplicht te voelen. Verdient de broederschap van Christusaanbidders die naam monsterverbond, onze taal laat die ook verstaan als een verbond tegen 't monster, tegen zó'n monsterachtige goddeloosheid, dat er zelfs de scheiding, ik zeg niet het onderscheid, bij wegvalt van Katholiek en Protestant, waardoor onze voorouders tot oorlogen werden gedreven, die men eeuwig betreuren mag, maar tenminste moet waarderen als een bewijs van ernst boven de moderne onverschilligheid. Al in de eeuw van Dort drong de vrijdenkerij tot toenadering van geesten als Grotius en Petavius, Leibnitz en Bossuet; maar in plaats van ireniese idealen van geloofseenheid hebben Schaepman en Kuyper, baanbrekers voor alle Germaanse volken, de strijdbare realiteit van politieke vereniging gezocht. Het valt Protestanten lichter tegen Rome's rots aan te leunen, sinds ze niet alleen verdeeld en verzwakt, maar ook veel vooroordelen ontgroeid en geleidelik tot opvattingen van de Moederkerk teruggekeerd zijn, met name grotendeels de besluiten van Dort verloochenen. Nu 't vóór of tegen de Godmens gaat, bedaren de twisten van de hervorming, want het wachtwoord is niet: meer of of minder, maar: ja of neen. Dezelfde kwestie van 't onderwijs, die de Katholieke staatspartij verwekte, heeft de coalitie bewerkt. Nauwelijks is de rijksubsidie aan de biezondere scholen vijf en twintig jaar oud, en komt daar meteen niet de gelijkstelling in zicht? Vrij staat de illusie van de concentratie, met de oplossing van dit centraal vraagstuk het levensdoel aan de coalitie | |
[pagina 432]
| |
zelf te benemen; want niemand verwacht van een verbond in binnen- of buitenlandse staatkunde meer dan tijdelike waarde. Alleen wordt het positief werkprogram van de Christenpartijen vooral op sociaal gebied eerder groter dan kleiner en laat een andere partijgroepering zich na zoveel mislukte pogingen nog uiterst onwaarschijnlik aanzien. Het merkwaardigste van de coalitie blijft intussen de houding van de Katholieken met hun tucht en met hun offers, zodat voor verschillende districten schijnt te gelden, dat zij de kiezers leveren en de bondgenoten de kandidaat. Onze rol bleek voorlopig meer de ondankbare, maar onmisbare van de rem aan de machine, terwijl de mannen broeders de motor dreven. Zolang de papehaat voortleeft als tering in ons land, is deze tweede plaats wel aangewezen; ‘wie gelooft, die haast niet’, zegt de Profeet; zelfbeheersing sluit geen zelfbewustzijn uit, integendeel kost het dikwels meer kracht om kracht te sparen dan te tonen. Met de duindistel ‘zeemanstrouw’ is de onwrikbare overtuiging van de Roomsen miskend als een onkruid en toch even nodig tot behoud van 't verstuivende land. De wereld neemt bij gelegenheden als de spoorstaking in 1903 stilzwijgend onze diensten tegenover de revolutie aan, om ons morgen weer te vergeten en te verachten of zelfs de vrijzinnigheid te roemen, waarmee men ons bestaan verdraagt. | |
IIIHet pleit voor 't inzicht van antipapisten, dat ze als brandpunten van sociaal leven de kloosters bestrijden, bij de laatste verkiezingen nog opzettelik in kaart gebracht, al verbiedt het beginsel van tegenspraak eigenlik, ze om de beurt als afzetters en als geldschieters van de gelovigen voor te stellen. Wij Katholieken ondervinden eenvoudig, dat onze stoffelike gaven aan allerlei stichtingen door onschatbaar geestelike weldaden worden beloond. Nu 't ouwerwets wordt om ons achterlik te noemen, nu men ons vreest en zelfs | |
[pagina 433]
| |
overschat, biezonder onze rijkdom, zo dikwels een gebouw het kruis in de lucht vertoont, vergeten onze tegenstanders één element, n.l. dat offervaardigheid zich zelf voedt, dat vasten weer aalmoezen mogelik maakt, dat de eenvoudigsten ook het meest bezuinigen voor de gemeenschap. Wie de Godshuizen telt, mag meteen de kostbare duiveltempels rekenen, door een onkerkse wereld onderhouden in de vorm van allerlei vermakelikheden. En naast onze monumenten van de devotie staan die van de charitas even indrukwekkend. Protestanten zijn altijd verbaasd en dikwels jaloers, hoe in onze kerken, die ons als tabernakel toch oneindig heiliger zijn dan hun kille hallen, vanaf de preekstoel de bontste maatschappelike werken, drankweer, patronaat, kookschool worden aanbevolen en hoe tegenover het altaar zelfs de Westwand, waarop het Laatste Oordeel ons rekenschap van handel en wandel aankondigt, zonder de minste profanatie is behangen met biljetten voor meisjesbescherming, bibliotheken of vergaderingen. Maar is een wezenlik deel van de Mis niet vanouds de offerande, waarbij de gaven voor hemel en aarde samen worden gewijd, en wordt het werkelik gemeenteleven, waarvan de hervormers zo hoog opgaven, niet gevormd aan de communiebank? In dit opzicht staan wij er anders bedenkelik voor, dat we sinds 60 jaar met ruim 3% verminderen, gelukkig alles behalve door geboortebeperking, want de statistieken geven ons het hoogste cijfer, maar eerstens door overmatige kindersterfte in 't hygiënies te lang verwaarloosde Zuiden, tweedens door 5% minder huweliken - deels onder invloed van de 20.000 geesteliken, broeders en nonnen, deels van onevenredige armoe, met name op het platteland, ook weer een gevolg van politieke verdrukking -; derdens door afval naar aanleiding van gemengde huweliken, die in Amsterdam helaas meer bedragen dan de zuiver katholieke. Het celibaat, de enige principiële en constante factor, is in plaats van een gevaarlik verschijnsel eerder het bewijs van kuise kracht tegenover de laffe genotzucht van 't Nieuwmalthusianisme, | |
[pagina 434]
| |
waaraan andersdenkenden in menige streek moeten ondergaan als een geslacht van zelfmoordenaars. Zoals het vooroordeel, dat een biechtvader tussen man en vrouw in staat, verdwijnt voor het feit, dat de huweliken zich juist dreigen te ontbinden, wanneer ze door geen priester zijn bezegeld, zo verzekert de maagdelikheid als bij de Moedermaagd persoonlik de vruchtbaarheid van een volk. Voorziet Noord-Holland al geen Roomse meerderheid? Nog minder dan de uitbreiding loopt de samenhang van de Katholieken gevaar, want de kerkelike eenheid waarborgt de maatschappelike. Huisgenoten mogen onderling veel aanleiding vinden tot wrijving, tenslotte blijven ze familieziek; de Roomse band verdraagt de sterkste spanning, een teken van groei, zonder breken. De R.K. Volksbond nam het initiatief tot het stichten van een gedenksteen in 't huis van Thijm, de aartsaristocraat, die voor deze arbeidersorganisatie 't insigne had ontworpen als een ouder broer. Een socialist zei me eens benieuwd te zijn, hoe lang de geestelike adviseurs in 't industrieële Brabant nog tegen hun werkliedeverenigingen òp zouden kunnen; maar het antwoord is afdoend en geruststellend: zolang ze met heel het volk meeleven en de werkgevers naast de werklui weten te organiseren. Buitenstaanders kunnen namens een eenzijdige vrijheid goedkoop onze adviseurs naar de obligate term voor ‘volksverdommers’ uitmaken, zonder in hun partijbelang oog te hebben voor het maatschappelik evenwicht, dat priesters als gewijde vredestichters geroepen zijn te handhaven. De leiders in Brabant zijn hoegenaamd geen moderne verwikkeling of ontwikkeling angstig uit de weg gegaan, ook daar woelt en botst het desnoods, maar het Evangelie houdt er tenslotte genoeg vat op allen, dat het academies program van de vrijzinnig-democraten, immers een leger van louter officieren, die de klassestrijd kunstmatig willen ‘temperen’, louter theorie lijkt bij de daad van een R.K. Patroonsbond, vrijwillig besloten tot ‘het voorkomen van werkstakingen en uitsluitingen door het aanvaarden | |
[pagina 435]
| |
der verplichte scheidsrechterlike uitspraak bij alle arbeidsgeschillen’. De erkende arbeidersleider Henri Hermans, gewezen letterzetter en redacteur van ‘Het Katholieke Volk’, wel een volbloed democraat, deed me smullend het verhaal, hoe de Norbertijnen - van dezelfde orde, die Friesland ontgon en nu de nieuwste taak aanvaardt - in de abdij Heeswijk meermalen de redactie van elkaars vakbladen waarnamen: de boerekoning Van den Elsen voor de middenstands-kampioen Nouwens of voor beiden weer de fabriekantevriend Van Aken, hoever hun belangen ook uiteenliepen. En wie de geweldige omzet van de Zuidelike leenbanken kent, zal ook wel laten te beweren, dat een van de partijen in 't biezonder lijdt onder deze ruime blik, waartoe alleen de universele Kerk de geesten en.... zielen vormt. Het volk constateert, dat de priesters na de burgergezinnen, waaronder de trouwste kerkgangers vallen, ook de arbeidersverenigingen verzorgen; en zo gaat de pastoraal nu de ambtenaarskringen, het jongste milieu, doordringen, zodat de assimilatie sociaal niet minder vlot blijkt dan kerkelik. De winkelier, lang het verstokte Jan Salie-type, begint zelf sociaal - een woord als een rooie lap - te doen, wat hij als Katholiek eigenlik van huis uit was; en het voorbeeld gaf de herder, die, ‘alles voor allen’, de verschillende standen naar hetzelfde bovenaardse doel wees met de oneindigheid van natuurlike middelen, waarmee de vader jaloerse kinderen aan één hart verzamelt. Kapelaan Roes was een verwoed verzamelaar van geestelike liederen, toen hij geplaatst werd op een dorp in de zandstreek, waar hij de arme boeren eindelik overtuigde, dat er uit hun grond meer te halen viel; vroeger even weinig op de hoogte van landbouw als een ander, schreef hij binnen een paar jaar zijn handboek voor kunstbemesting, door bonte advertenties zó goedkoop en door nog bonter spreuken zó pakkend, dat hij er duizenden plaatste tot op de steile Veluwe. Nu spreekt het wel vanzelf, dat een herlevend volk zijn krachten voor alles tegelijk gebruiken moet, maar die | |
[pagina 436]
| |
vertonen er dan ook de liefde voor en de energie. Gaat de Katholiek in zijn eigen sfeer op, die sfeer omvat de wereld, omdat hij centraal leeft. De musicus Van Schaik, achtereenvolgens secretaris van 't aartsbisdom, dorpspastoor en seminariepresident, dus een kunstenaar, die bureaucraat, zielzorger en pedagoog kon zijn en ieder ding met hart en ziel, was de trouwe vriend van de historicus Gisbert Brom, eerst stadskapelaan, dan archiefambtenaar, verder dagbladredacteur en eindelik weer geschiedvorser; en samen waren ze geestverwant van de socioloog Ariëns, die voor Rooms Twente en, God weet, Rooms Nederland een uitweg baande door de rooie zee en, zo gauw zijn georganiseerden voor de keus werden gesteld van ontslag uit hun fabriek of uit hun bond, zelf een fabriek stichtte, waarvoor hij 't geld behalve uit zijn eigen zak natuurlik alleen van kapitalisten los kon krijgen, om dan als handelsreiziger zelf overal zijn stalen aan te bieden, later zijn geloofsgenoten - met hun histories verklaarbare overvloed van drankhandelaars - antialcoholies wist op te voeden, tegelijk bij zoveel harde strijd nog fijne takt bewaarde tot voorbereiding van de vrouwenorganisatie in zijn Mariabond. De laatste periode was immers vol initiatief en, al treden de leken hoe langer hoe bewuster naar voren, trouw hebben geesteliken zich als voorgangers of minstens voorstanders van de sociale actie betuigd. Meestal leden van de middenstand, dus vanzelf verzoenend tussen de uitersten, treden ze uit hun natuurlike klas in een zelfstandige, onaantastbare kring, die alleen voor oningewijden een kaste lijkt, maar - dank de verheven wijding en 't bevrijdend celibaat meteen - eerder een wijde atmosfeer vormt voor de vrijste beweging. Vandaar die harmonie bij alle veelzijdigheid, waarvan ik het sprekend model bij voorkeur kies uit het versmade Zuiden, dat, terwijl de politieke beweging in 't Westen begon en de sociale in 't Oosten, tegenwoordig de leiding gaat delen. Niet langer wordt Katholiek Nederland spottend vereenzelvigd met Brabant en Limburg, alleen minderwaardig, | |
[pagina 437]
| |
zolang men 't niet méér waarderen kon. Van hun kant voelden de Generaliteitslanden voor de natie matig belangstelling, toen ze, stelselmatig uitgesloten als exlex, daar matig belang bij hadden. De heren in Den Haag, waarvoor de Maas eerst bij Rotterdam begon, noemden hun korenmaat van staatkundige ongerechtigheid nog brutaal kerkelike domper, maar sinds de donkere provincies van zich kunnen afspreken, blijkt zowel hun onderscheid als hun verband met de rest, waarop ze dageliks meer invloed krijgen. Het weerstandsvermogen, dat er tegen de druk het geloof handhaafde, waarborgt een onweerstaanbare wilskracht naar buiten, waar 't Zuiden mag meedoen of zelfs moet voordoen. Want providentieel valt met de politieke mondigheid van 't gewest de economiese ontginning samen, die Limburg maakt tot een toekomstland. Een man van de Voorzienigheid is Poels, lichamelik en geestelik een krachtmens voor nog nieuwer wereld dan de Katholieke Universiteit van Washington, waar hij professor in exegese was, nu hij 't maatschappelik leven in 't mijndistrict beheerst en even makkelik debatteert met socialisten als hij vroeger met Bolland polemiseerde. Zijn onderneming van arbeiderswoningen in 't groot betekent een heldedaad: met de bouwvereniging ‘Ons Limburg’ stichtte deze joviale priester tegelijk de grondmaatschappij ‘Tijdig’, waarvoor hij in een week of wat het half miljoen bijeen had, om te voorkomen - en in die combinatie zit het geniale - dat de prijs voor de terreinen wordt opgedreven en dus alles in één hand te houden. Door hele wijken vol gezonde, mooie huizen wordt het socialisme, dat van grieven leeft, afgeweerd van de provincie als de noordewind van een veranda. Limburg voor Christus! blijft bij de omwenteling van 't landbouwterrein tot een industriegebied het vaste refrein van ons oudste gewest; en daarom toonde 't ‘Nut’, dat in 't eerste Volksliederboek zoveel middeleeuwse zangen opnam, een klaar begrip van onze tijdsgeschiedenis met de plaatsing van Marie Koenen's ‘Limburg's mannen, Christus' vazallen’ in de nieuwe band. | |
[pagina 438]
| |
IVAnders, maar niet minder dan ‘Neerlandia Catholica’, het pronkwerk 1887 bij Leo's feest aangeboden, bewijst nu ‘Het Katholiek Nederland’ vol nuttige, nuchtere gegevens door de leiders van verschillende organisaties zelf, dat de hele ontwikkeling zo goed als geen schitterende kant gehad heeft, wat tenminste 't gevaar van zelfverblinding keerde. Al geldt hard werken nog boven mooi preken, onderhand begint de wanverhouding tussen de politieke macht en de zwakke cultuur te hinderen, ofschoon 't feit, dat zo weinig koppen al zoveel invloed uitoefenden, genoeg belooft. De negentiende eeuw telde drie honderd Roomse tijdschriften, maar.... Zelfs de historiestudie, waarvoor de Katholiek door zijn overlevering een aangeboren neiging voelt, toont vergeleken bij onze veelzijdige actie een bedenkelik tekort en in die vergelijking meteen de reden, inzover geen geschiedenis schrijven kan, wie bezet is met geschiedenis maken. Zo raakten vreemden beter thuis in de middeleeuwen dan de erfgenamen, wat geen wonder is, nadat de goederen van de Egmonder abdij - met bibliotheek en al een slachtoffer van de watergeuzen - weggegeven waren aan 's Lands Hogeschool, feitelik om de papen dom te houden. Eindelik sluit Leiden ze blijkens het nieuwe Biografies Woordenboek niet meer van hun eigen terrein uit, als toen de dilettant Allard Pierson in een standaardwerk het Katholicisme te behandelen kreeg op de hoogte van de wetenschap, d.w.z. de Duitsers nàgeschreven en dus verouderd. Nog kennen Roomsen nauweliks een academiese stand, terwijl de liberalen door hun erfelike posten een stamboom van geleerden konden kweken; maar wij bezitten een kostbare reserve in 't gezonde volk vol frisse krachten, die alleen de gelegenheid afwachten om uit te komen: ontelbare gezinnen van even gave als brave boeren en burgers met gespaarde hersenenergie. Waar allerlei families hun uitgeputte kinderen op een oude naam zien teren, staat ons | |
[pagina 439]
| |
vers geslacht kant en klaar voor de verantwoording van ‘'t denkend deel der natie’, verzekerd dat het Roomse ras nog vruchtbaarder blijkt aan vorsers en schrijvers dan aan muziekale leiders, tot het intellectueel monopolie van liberalen, die enkel betrekkelik tegen ‘protectie’ zijn, bankroet slaat. Wanneer de grenzen van 't nepotisme in de professorewereld eens opengaan en de kerkse helft van 't volk niet meer van de hogeschool wordt geweerd, is meteen een verruimende, vernieuwende kracht gewonnen voor de vaderlandse beschaving. Liet de ingewikkelde geschiedenis toe, de opkomst van de Roomse cultuur te herleiden tot één persoon, dan zou 't Thijm wezen, door Potgieter en Huet eerbiedig begroet. Zijn beginselvastheid, uitgedrukt in de liturgiese leus van ‘de heilige linie’ als titel van zijn getuigend boek, blijkt tenslotte moderner dan 't eclecticisme van zijn geniale zoon, zolang een gedachte de vorm overleeft. Met zijn uitersten, waardoor de ridderlike romanticus zijn huisgenoten van 't geloof een dubbele zorg op het lijf joeg, van de éne kant de vijand tergen, van de andere kant zich zelf bloot te geven, vervreemdde die kunstenaar de massa en bepaald veel geesteliken van zich, maar Alberdingk Thijm blijft, zo al niet het type, toch een model van de Hollandse Katholiek. De wansmaak in zoveel kerken is een ontaarding, toch met dat al een uiting van estheties vermogen of tenminste verlangen, dat vanzelf uit de eredienst opkomt als zang en wierook. Vandaar is 't enig terrein, waar we aanspraak op een soort hegemonie mochten hebben, de kunst. Algemeen erkend is de invloed van een driemanschap, genoeg als paaps gevreesd: de literator Thijm, de bouwmeester Cuypers en de referendaris De Stuers, waarbuiten 't kunstbegrip en de architectuur in ons land nog barbaars zouden zijn. Het neutrale gedenkboek ‘Het levenswerk van Jhr. Mr. Victor de Stuers’ illustreert als geroepen dit deel van 't onderwerp. Want nog lijdt Holland op z'n smalst - dit brandmerk was de titel van De Stuers' klassiek jeugdartikel -, nog lijdt ons vandalevolk onder de beeldstorm, die met allerlei kunst ook zoveel | |
[pagina 440]
| |
smaak voorgoed vernielde. Zonder de bezieling van de liturgie, zonder zijn Maastrichtse opvoeding lijkt de kruistocht van De Stuers voor de schoonheid ondenkbaar; zijn potentie blijft zuidelik, laat zijn kritiek dan in 't Noorden zijn gevormd. Dat geldt nog sterker voor Cuypers, die in zijn vaderstad Roermond zijn eerste werk leverde en, al is 't door actie èn reactie, algemeen school heeft gemaakt, eer hij als een aartsvader in de architectuur werd gehuldigd op wereldcongressen. Denk een ogenblik de oude Cuypers, ook onder geloofsgenoten veel gekritiseerd, wèg en in zijn gevolg verdwijnen alle artiesten tot zijn sterkste tegenstanders toe. ‘Rembrandt als Erzieher’, de leus van dat wonderlik boek is overbekend, maar heeft ons driemanschap geen recht op die naam van volksopvoeder? Ik kan me weer geen kunstwereld mogelik voorstellen zonder de zegen van Vader Thijm, de vormer van 't gevoel en, wat meer zegt, van de smaak voor het mooie in al zijn openbaringen, de eerste begaafde en beschaafde Nederlander, die 't toneel oriënteerde, zoals hij 't de kerken deed. De leider van 't oudste toneelblad droeg biezonder tot het vertonen van Vondel, op Roomse kostscholen trouw gevierd, in de Amsterdamse schouwburg bij en zijn volgelingen helpen tegenwoordig Vondel, indertijd om zijn geloof van de planken gebannen, triomferen. Mag Blok verklaren, dat Vondels bekering ‘wezenlik afbreuk deed aan zijn populariteit, aan zijn invloed op zijn volk’, dan betekent ook Vondels eerherstel een beter waardering voor zijn Kerk, ‘de oude burgerij’, zoals de dichter trots op dat eerstgeboorterecht getuigde. Het klaarst spreekt de invloed van de Kerk op de muziek, haar onafscheidelik orgaan, waarvan de wereldse opera nog profiteerde. Immers niet alleen zangers als Urlus, de werkman op een kerkkoor ontdekt, om van Van Rooy en Tijssen met zoveel anderen uit ontwikkelder kringen te zwijgen, maar ook componisten en dirigenten, en wel de allerbesten, een Diepenbrock, een Mengelberg hebben hun roeping gewonnen uit de Mis. Natuurlik is de schilderkunst, niet | |
[pagina 441]
| |
essentieel voor de liturgie en eerst bij meer vrede en weelde in de kerken ontwikkeld, daarbuiten opgebloeid, al sluit onze sociale tijd met zijn decoratief beginsel zich geleidelik bij de pedagogie van Moederkerk aan, die van ouds muurvlakken doelmatig te vullen had. Zoals Derkinderen daar zijn eerste monumentale opdracht kreeg, voelde Toorop zich er later zó spontaan door bezield tot zelf bezinning, dat geen kenner van deze modernste onder de modernen, niet voor niets erevoorzitter van hun Kring, betwist, hoe de symboliek van onze spirituele meester bij de kerkelike traditie klaarder en dieper samen is geworden. | |
VDaar blijft voor andersdenkenden nog het raadsel van 't isolement, de steile keerzij van onze defensieve stelling, zoals die van de overkant wordt waargenomen. Eeuwen lang van alles uitgesloten, dus op ons zelf aangewezen, vonden we telkens nieuwe aanleiding tot verschansing over de hele linie. In plaats van 't wantrouwen bij de tegenpartij te ontwapenen door tegemoetkoming, beantwoordden we 't met eenkennigheid; we woonden niet alleen in een eigen huis, maar deden alle vensters met luiken dicht, zodat de straat onwillekeurig dacht aan een sterfhuis, waarvan geen kracht meer uitgaat. Wie ons nooit hoorde, kon moeilik geloven aan een wezenlik element in 't nationale leven; en de onkunde over ons komt dan ook grotendeels hieruit voort, dat we ons zo lastig láten kennen. Onze kinderen gaan naar afzonderlike scholen, dikwels kostscholen, die alle verkeer afsnijden; geesteliken blijven levenslang buiten aanraking met onroomsen en staan door hun kleding, hun celibaat, hun solidariteit, hun Latijn als vreemdelingen in de wereld: allen verenigen we ons apart, hebben eigen bladen, eigen uitgevers, eigen boekhandelaars zonder veel invloed op het grote publiek; en nemen we bij uitzondering deel aan een algemene beweging, dan houden we ons nog teruggetrokken, wat noodlottig de indruk | |
[pagina 442]
| |
wekt, of we ons aan 't algemeen belang, ja aan 't vaderland bitter weinig gelegen laten liggen, waar zelfs onze doden in hun laatste rust onverzoenlik verwijderd blijven van andere doden. Zijn dit niet ongeveer de grieven? Wat de samenleving alleen van die Roomsen merkt, heet immers behalve ondoorgrondelike nonnekappen en pastoriehorren, behalve dreigende gestichten en tartende torens, plotseling een politieverbod tegen een toneelvertoning of zo, de burgemeester zijdelings ingegeven? En bijna nooit ondervindt men wat van ons bestaan dan negatief door weigeringen, protesten, klachten, allemaal zwaargeladen van vrome verontwaardiging, waarvan men de draagkracht onmogelik onderscheidt? Liever dan te meten, inhoever zulke bezwaren overdreven zijn of vooringenomen, zoek ik naar een verklaring van de gronden, waarop die voorzichtige houding berust. Door ons elke kans op openbaar werken af te snijden, drukte men onze energie, zodat ons leven zich samentrok in de benauwde binnenkamer, waar we meer kaarten hanteerden dan boeken, met onvruchtbaarheid geslagen bij gemis aan vrijheid, maar ook aan moed. Want de druk werkte nog in onze kromme rug na, toen we lang ruimte van beweging hadden. Eerst wanneer het geweldig drankkapitaal in de boekhandel wordt gestoken, heeft Katholiek Nederland zijn late bloei met de rijpe vrucht van inwendige emancipatie bekroond. We leefden teruggetrokken van de buren, zonder iemand kwaad te doen, vleiden we ons, toen kritiek en statistiek ineens opschrikten; dan ook zonder openlik goed te doen, juist omdat we van de straat afbleven. Hoeveel opheldering brengt de gemoedelike samenwerking onder de mobilisatie, nu priesters met officiële tegemoetkoming worden ontvangen op plaatsen zonder altaar en beide partijen elkaar eenvoudig meevallen! De schuwheid is zeker histories verklaarbaar, maar hoort tot de meer dan volmaakt verleden tijd. De vreedzame en heilzame betrekkingen van de Paus met allerlei mogendheden leren pastoors met plaatselike autoriteiten | |
[pagina 443]
| |
een gunstige verstandhouding vinden, al was 't maar met het oog op onvermijdelik gemengde comités tot algemeen welzijn. Voor een minder strakke scheiding pleiten niet uitsluitend redenen van opportuniteit. Voile kerken maken zelfgenoegzaam en laten de dwalende menigte daarbuiten vergeten, waaraan de Meester het geloof wil verkondigd hebben van de daken. Ons zelf blijven midden onder anderen, ons desnoods in de branding dringen tot hun redding en niet eeuwig in stille afwachting samenhurken tegen soms denkbeeldige gevaren, zo'n buitenmissie vergen de parabels van 't Evangelie. ‘Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat ze uw goede werken zien en uw Vader verheerliken, die in de hemel is’. De Kerk is niet zozeer een gesloten ark als wel een schip met plaats aan alle kanten om drenkelingen op te nemen. ‘Vaar naar het diepe’, zegt de Heer aan Petrus, die als stuurman elke ruimtevrees verleren moet en Hem een keer tegemoet springt in 't water. De toepassing ligt voor de hand. Voorlopig stuurt alleen de Katholieke Wetenschappelike Vereeniging nog verslagen aan een persbureau, terwijl de neutrale bladen zelf zo goed als uitsluitend door de Violier en lustrerende Studenteverenigingen worden uitgenodigd. Waarom houden we de wereld, waarvan we zoveel miskenning en doodzwijgen betreuren, niet beter op de hoogte? Er zit in 't refrein ‘catholica non leguntur’, ik zeg volstrekt niet wat ongegronds, nu 't feit zich telkens herhaalt,Ga naar voetnoot1) maar wat ongerechtvaardigds, als wij zelf het publiek geen kans geven zich in onze familietaal in te wijden, zich voor onze eigenaardigheden te interesseren, ons streven mee te leven, zoals iedereen dat met de congressen en de hele beweging van socialisten kan. Uiteraard zal de maagdelike Kerk zich nooit zo vrij aanbieden als een brutale partij, ofschoon 't woord propaganda Rooms eigendom blijft; | |
[pagina 444]
| |
haar schatten van genade zijn altijd de diepste geheimen en hoogste wonderen; toch is de Kerk tegelijk als moeder ‘blij met veel kinderen’ naar de psalm en weet haar waardigheid in haar vruchtbaarheid te tonen. Hiermee geloof ik de beschouwing van de overzij onbevangen genoeg recht gedaan te hebben, om ons isolement nog eens van ons eigen standpunt te mogen bezien. Vooreerst herinner ik er de tegenstanders van onze gestichten aan, hoe ontelbaren in tijd van nood dankbaar de afzondering van onze liefdezusters komen delen, waarvan de zorg alle gezindten omvat. En dit argumentum ad hominem betekent nog weinig bij 't objectief resultaat, dat die inrichtingen met een tabernakel als brandpunt naar Taine's ontdekking de kracht leveren tot redding van de hele samenleving, omdat hun isolering allesbehalve zelfzuchtig is, integendeel oneindig maatschappeliker en vaderlandslievender dan in naam neutrale maar inderdaad revolutionaire organisaties. Het gaat enkel om het zakelik doel en de persoonlike geest; welnu in elk kloosterling als zodanig heerst de goede wil tot vrede en niet door zijn dienende orde, neen door allerlei strijdende partijen daarbuiten wordt de eenheid van ons volk bedreigd. Laten we toch psychologies-reëel de verhoudingen bepalen: Katholieken vormen eenmaal een oude familie met de sterkste prikkel in 't godsdienstig motief, het heil van de zielen, het behoud van 't geloof, de bloei van de Kerk. Het kruis, vóór onze stoeten uitgedragen, dient niet alleen om ons te onderscheiden, maar vooral te bezielen tot werken, die alle landgenoten ten goede komen. Een Roomse stelt in al 't Roomse belang en vertrouwen, beantwoordt ieder beroep op zijn heiligste overtuiging geestdriftig met een daad en laat zijn organisaties edelmoedig aan een nationale beweging meewerken, zoals genoeg gebleken is bij de drankweer en 't volkslied, waarvoor onze gedisciplineerde groep een onmisbare garde vormt, die door inlijving bij 't kleurloos leger zich volslagen zou oplossen, omdat zijn biezondere kracht zit in zijn belijdenis. Het komt toch maar | |
[pagina 445]
| |
op het opwekken van de energie aan, die bij ons vooral of alleen warm loopt door een bovennatuurlike vaart, de inspiratie van een bergenverzettend geloof. Wil iemand de Roomsen tot actie drijven, hij mag een beroep doen op duizend redenen, maar vooruit brengt hij ze pas in de naam des Heren. De godsdienstige overtuiging, in 't Hollands volk geheid, draagt elke onderneming, wat de Patronen van alle verenigingen getuigen. Wederkerig dient de sociale organisatie 't geloof, wanneer in optochten de vaandels met gouden heiligen dezelfde straat stichten, waar kerkelijke plechtigheden verboden zijn, terwijl de énige processie in Laren door de werkzame bonden weer tot een maatschappelike betoging werd gemaakt. Kerk en werk zijn eenmaal onafscheidelik als ziel en lichaam; hierarchie en democratie op elkaar aangewezen als hoofd en hart. Daarentegen bevestigt de jongste geschiedenis van 't Alg. Ned. Verbond wel de ondervinding, dat neutrale verenigingen voor het dilemma staan òf hun neutraliteit òf hun vitaliteit prijs te geven; in de praktijk is een organisatie, die werkelik lééft, dan ook zelden of nooit neutraal, omdat er een wil, een ziel, een beginsel, een geweten achter zitten moet. De onvermijdelike voorzorgen van censuur, van passen, van isolement in één woord bij de oorlogsmogendheden leveren een analogie, zelfs een apologie voor de defensieve taktiek van de Kerk, die door een vijandige wereld gedurig in staat van beleg wordt gedrongen. Zo is haar vrijheid van beweging eigenlik beperkt door de vrijzinnigen, die onstrouwens geen fair hearing in hun periodieken gunnen, waarin ze ons geregeld kleineren of negéren, en die onze onderlinge kritiek binnen Roomse verhoudingen, zoals de besloten familiegeest van de middeleeuwen en nog wel van 't Zuiden onbevangen toelaat, telkens met verraderlik misverstand en misbruik keren tegen ons zelf. Een trouw Katholiek kan dus onmogelik anders dan solidair met het gezag zijn, zoals de pers van Engeland, anders groot op zijn openhartigheid, het nu met zijn regering is. Onze anticlericale tijd drijft ons | |
[pagina 446]
| |
in uiterst gereserveerde stelling, die we zelf soms het meest beklagen, en maakt een moderne Dante daarom onmogelik. Intussen blijft de bewering ongerijmd, alsof de confessionele organisaties het volk verscheuren, wanneer blijkbaar de afval van de Kerk, waaraan gelovigen blijkbaar als 't énig pand van eenheid vasthouden, de mensheid gescheiden heeft. Trouwens in ons vrijheidslievend Nederland, waar ieder schippert op zijn eigen schip, zijn de verschillende stromingen samen nauweliks opgewassen tegen 't zog van Rome, dat in ieder geval elke richting op zich aan stuwkracht overtreft. Wat ook is gesplitst: orthodoxen, liberalen, socialisten - Roomsen blijven één en verdienen 't allerlaatst het verwijt van separatisme. De conservatieven herinneren met hun dierbare klacht, dat Rechts de natie verdeelt, aan een jongen, onafscheidelik van zijn broertje als de ruiter van zijn ezel en dan innig verontwaardigd, zo gauw het slachtoffer naar een beetje lucht snakkend die eenheid ontloopt, om zich zo'n overhartelike omhelzing van 't lijf te houden. Onbewust van hun privileges, gewend aan hun monopolie, verwijten sommigen de Roomsen even naïef hun isolement als Hollanders, die hun provincie stilzwijgend met Nederland vereenzelvigen, de Brabanders hun provincialisme. Tenslotte zal integendeel een consequente organisatie naar het beginsel eerder leiden tot vruchtbare wedijver dan tot hopeloos isolement, omdat tegelijk met hun eigen verenigingen, waaraan de Katholieken hun broodnodig zelfbewustzijn dankten, hun optreden naar buiten, hun deelneming aan 't algemeen leven is toegenomen, zoals de strijdbare Schaepman ook broederlik op het kruispunt van alle nationale bewegingen stond. | |
VIAls een bloembolleperk onder de blaren is de Kerk van Nederland een lange winter verborgen geweest, om voller uit te bloeien. We zien 't Katholicisme, indertijd naar de periferie uiteengestoven, wat de Roomse Achterhoek nog | |
[pagina 447]
| |
sprekend typeert, centraler posities veroveren, van af het verhuizen van ‘De Tijd’ uit Den Bosch naar Amsterdam, waarop het verhuizen van de Leergangen uit Amsterdam naar Den Bosch weer een gezonde reactie van decentralisatie bewijst, tot de verplaatsing van Limburgse kostscholen naar het Noorden. De schuilkerkjes werden tempels aan open pleinen, zoals het profane huis op de Heintjeshoeksteeg is verlaten voor de Sint Nicolaas, die met zijn koepel in de triomfantelike stijl van de contrareformatie de Prins Hendrikkade aan de ingang van de hoofdstad beheerst. Na 't geloof een paar honderd jaar enkel over de grens in Kevelaar feestelik te hebben uitgevierd, herstelt de Hollandse Katholiek bij zich het onvergetelik Heilo van Willebrord tot een bedevaartplaats. De Gelderse adel, vanouds een stel landheren, dat zijn ridderlike traditie tijdens de vervolging alleen in 't openstellen van zijn huiskapel bewaarde, laat zijn zoons nu gaan in de politiek, nadat de meeste geloofsgenoten met een publieke rol begrijpelik homines novi waren. De rake uitdrukking voor die ommekeer gaf Pater van Meurs in 't populaire vers ‘Grootmoeders betere tied’, waarvan 't boers dialekt zelf al het voorgeslacht tekent: ‘As 't karkboek nie krek en allins was
As 'n Biebel of Psallemeboek,
Dorst niemand op straot et te draogen
Dan stil onder veurschoot of doek.
'k Goeng Zondags alleen naor de Mis toe
Deur weer en deur wiend, uren ver;
Daor stoengen we dan ien 'en schuurkark,
Da'j zeggen most: 'n stal is et, dèr!
...............
Wa zin we Rôms-minsen verbeterd!
Zeg 'k zuutjes dan tegen ons Nel.
Jao! zeit ze met de eigenste woorden -
Jao, Miekemui, da zegde wel!’
Een uiterst modern beeld van verovering geeft het socialisties | |
[pagina 448]
| |
gebouw Constantia - ironiese naam! - aan de Amsterdamse Rozengracht, vijftien jaar geleden voor schuld verkocht en als Roomse kerk ingericht, eenvoudig door het toneel te vervangen met een altaar en de kleedkamer met een sacristie en natuurlik door een kruis boven op de gevel te zetten. Zo projecteert de lijn van 't verleden een onafzienbaar verlengde voor allen, die boven op de hoogste toren van 't land de oeroude Sint Maarten, patroon van Sint Willebrord, de wacht zien houden over de verte. Om het uitzicht te tekenen en de verhouding tot Nederland en Rome samen te bepalen, voldoen twee karakteristieke feiten: 't aanstaand herstel van de abdij Egmond en de benoeming van Kardinaal Van Rossum. Of is er een klaarder symbool van herleving dan een nieuw Egmond, de directe voortzetting van de verste traditie, de aanknoping aan de oorsprong zelf van onze nationale geschiedenis in 't hart van Holland? Deze bouw verbindt de XXe eeuw aan de Xe, om de onsterfelikheid van de Kerk door een machtige spanning over de tijden heen te demonstreren. Deze stichting herinnert ons de volle dwaasheid van de vraag, of Katholieken wel oprecht houden van 't vaderland, dat ze immers hebben gemaakt als de bijen hun huis! De moderne monnik Willebrord van Heteren, als drievoudig balling van zijn Waalse abdij naar Rome in 't Grieks College verplaatst, bleef zó'n vurig Hollander, dat hij, na overdag alle mogelike diensten aan landgenoten in de Eeuwige stad bewezen te hebben, 's nachts waakte over de kronieken van Egmond. Als uitgangspunt van ons volksbestaan kan Egmond een keerpunt tot verzoening worden voor ons land, wat een groet aan de toekomstabdij in 't ‘Algemeen Handelsblad’ en een wens in ‘Ons eigen Land’ schenen te beloven, terwijl een Benedictijn van zijn kant op officiëel verzoek het oorspronkelik ‘Wilhelmus’ herstelde. Zeventig jaar geleden bepleitte David van Lennep in 't Koninklik Instituut voor Willem II en zijn hof een gedenk- | |
[pagina 449]
| |
teken ter ere van de Hollandse graven op de plaats van de abdij, die nu zelf gaat herleven. Indrukwekkend is deze verrijzenis in een streek, waar heel het uiterlik veranderde van strand tot land, maar waar de zeewind dezelfde hymnen begeleiden zal, waarmee Angelsaksen ons volk door de zegen van Rome 't kruis van Christus brachten. Laat het statig Kalvinisme taai aandoen als een dijk van hardsteen, 't is als zo'n mensewerk toch tijdelik, waarnaast het Katholicisme lijkt op de duinen, die, schijnbaar van een stof om weg te blazen, alleen verwaaien om te vervormen, rechts evenveel vooruitgaan als links terug en in hun verband met alle landen eeuw in eeuw uit wel vaster en vaster staan tegen de wereldzee. De vaderlandse heiligen en de vaderlandse doopnamen worden in eer hersteld, nadat de hervorming de vrome volkstradities had verbroken en door weeromstuit eenzijdig en onnatuurlik naar Rome dreef. Sinds enkele jaren staat Nederland niet meer onder de Propaganda als missiegebied en is 't erf van Willebrord opnieuw vrij verklaard. Rooms Holland krijgt een eigen roeping in de Kerk; het volk aan de zee, waar havens zich naar heel de aarde openen, kent een wereldburgerschap; zijn leden van de katholieke of universele Kerk delen direkt in een gemeenschap zo ruim als de mensheid. Voelen vreemdelingen zich met ons verbroederd, beschreef een Huysmans onze Sint Lidwine van Schiedam en beeldt Assisi in 't geboortehuis van zijn heilige onze Gorkumse martelaars af voor 't oog van de wereld, die daar bedevaart - van hier gaan ook de harten naar alle werelddelen, waar missionarissen de Nederlandse naam hooghouden met hun bloed desnoods, zoals het standbeeld van Bisschop Hamer, de geloofsheld in China, die geestelike verovering voorstelt. De hoofdrol van ons veeltalig en veelzijdig volk in zoveel kosmopolitiese bewegingen spreekt biezonder in Rome met allerlei landgenoten op leidende posten. En niet waardiger kon Katholiek Nederland op het wereldtoneel verschijnen | |
[pagina 450]
| |
dan in de persoon van Kardinaal van Rossum als Pauselik Legaat op het grootste congres van de geschiedenis, waar hij zich voor de bonte tienduizenden fier bekende als Hollander. Buiten de grenzen meer dan ooit bewust van zijn vaderlandsliefde, zoekt een reiziger vol heimwee aansluiting bij landgenoten; en geen plaats ziet het nationalisme zo geregeld en gezegend als Rome. Alleen blijft Nederland er vergeleken bij België, dat buiten zijn gezant aan de H. Stoel nog een eigen kerk en een eigen college bezit, voorlopig stiefkind. Des te weldadiger haard vormt de kardinaal met zijn ‘Hollandse hou en trouw’, om zijn eigen woord na zijn verheffing te herhalen, en zijn welsprekend getuigenis voor de moedertaal in de Kring ‘Zalige Jan van Ruisbroek’. Toen de Katholieken ook als Katholieken de herdenking van ons vrije volksbestaan meevierden, was volgens ‘Neerlandia’ de rode hoed van onze kardinaal de kroon op 't feest, want deze Romein is niet minder aan 't vaderland gehecht dan 't vaderland aan Rome, zo lang Rooms Katholiek de naam blijft voor de Kerk, waarvan de broederkring samen door middelpunt en omtrek wordt getekend. De onmenselike wereldoorlog laat ons Nederlanders bij verhoging van nationaal gevoel de verzoening tussen de volken af bidden en hopen, dat ons lieve land ze leiden mag tot vrede. Maar geen lichaam zonder hoofd, geen internationalisme zonder centrum. Zou men in 't abstracte blijven redeneren over arbitrage met de rug naar de levende arbiter? Ten einde raad ziet daarom de wereld naar de Vader van de Christenheid, de Opperpriester van de Moederkerk, waarin men, zo al niet een moeder, dan toch een oudste, wijste zuster eerbiedigt, als énig scheidsrechter uit. Dank zijn Roomse medeburgers kan Nederland gelukkig dit histories ogenblik begrijpen en gebruiken. Gerard Brom |
|