| |
| |
| |
Charles Péguy †
Heureux ceux qui sont morts dans les grandes batailles,
Couchés dessus ce sol à la face de Dieu;
Heureux ceux qui sont morts dans une juste guerre,
Heureux les épis mûrs et les blés moissonnés;
Heureux ceux qui sont morts pour leur âtre et leur feu
Et les pauvres honneurs des maisons paternelles.
Hij viel op het slagveld aan de Marne. De oorlog doet wonderlijke dingen. Wie voor twee jaren in een fransch salon zou hebben verteld, dat hij ‘Jean Christophe’ niet had gelezen, kon er niet zoo heel zeker van wezen, voor beschaafd te worden aangezien. Nu is zijn schepper uitgestooten door zijn volk, omdat hij durfde zeggen, dat bij de Moffen nog wel wat meer te vinden was, dan wreedheid en barbaarsche vernielzucht. Toen was het:
Nous l'aimons, Romain Rolland et l'on peut dire cela de tous les écrivains auxquels les générations ont donné leur coeur. Nous l'aimons parce qu'il est nous-même, parce qu'il est faible comme nous et fort comme nous, parce qu'il est, dans une signification profonde, notre poète. Oui, Romain Rolland est notre poète. Il a senti avec intensité ce que nous avons senti, souffert, espéré ce que nous avons espéré et espérons et voulons.
En terwijl Romain Rolland verbannen leeft gaat het zijn vriend Suarès anders. In 1912 heette hij nog de ‘juif portugais qui griffonne sous le nom de Suarés.’ Nu hij een merkwaardige vaardigheid blijkt te bezitten in het samenstellen van pamfletten op de gehate boches, wordt hij in eens de gevierde man en wil men allerwegen lezen, wat hij te zeggen heeft. Als die zelfde lezers nu zijn vroegere werken ook maar lezen, zullen ze er wel bij varen. Beider vriend Péguy trof een dergelijk lot. Tijdens zijn leven kon hij alleen gehoor krijgen bij een kring van uitverkorenen, mocht hij hongerlijden en er de wreedheid van ondervinden, dat nu, na 6 eeuwen de dichter nog gelijk heeft:
‘van dichten comt mi cleine baten’....
| |
| |
Pas was hij gevallen aan het hoofd van zijn troep voor het vaderland, dat hij zóó had lief gehad en zoo warm had bezongen of hij werd op eens de maître des maîtres. Artikel op artikel werd geschreven, dichters moesten hem bezingen in mooie en in leelijke verzen en poogden zoo goed te maken, wat ze eerst hadden bedorven. Zoo was het lot van Péguy.
Hij werd geboren op den 7den Jan. 1873, uit arme boerenouders. Zijn vader werkte in de wijngaarden rond Orleans. Van zijne jeugd af leerde hij de armoede kennen in al haar verschrikkingen. En zelfs in zijn later leven, toen de Cahiers dreigden failliet te gaan, verliet hem deze vriendin niet. Maar hij leerde haar liefhebben tot eigen heiliging. ‘Het lijden, zegt de H. Theresia, is het ambt van groote zielen.’ En Péguy had een groote ziel. Daarom allereerst en daarom vooral is hij groot, meer dan als dichter. De école normale en het lyceum brachten hem buiten de sfeer van het boerenleven, waar hij zooveel van hield en dat hij meende nu te gaan verruilen voor iets nòg beters en nòg grooters, totdat hij later met al zijn liefde tot zijne jeugd-idylle terugkeerde. Hij had wijsheid gezocht in de wereld daarbuiten, en vond er op zijn hoogst wetenschap. De wijsheid had hij geleerd van zijn grootmoeder, die lezen kon noch schrijven maar die vertellen kon van Jeanne d'Arc, 's avonds als 't in zomersche dagen koeler was om buiten te zitten en ze hem ging uitleggen, wat zij gezien had op de kerkramen in de Kathedraal te Orleans.
Parijs deed hem zijn geloof verliezen en maakte van hem een socialist, een dreyfusard en nog wat, maar vooral een fel anti-katholiek. Bergson leerde hem de filosofie en gaf hem den weg aan, hoe hij later zijn ziel weer kon terug vinden in het Christendom. Romain Rolland leerde hem de kunst liefhebben in haar historische fasen. Péguy vindt men in al zijn stadia terug in de ‘cahiers de la quinzaine’.
Rolland heeft in zijn ‘Jean-Christophe’ de tragedie geschreven van een geslacht, dat bezig is uit te sterven: dat is 't geslacht, dat groot geworden is nà den oorlog van '70.
| |
| |
De vaders hadden meegevochten en de ellende gevoeld van den nederlaag en hopeloos gehoopt op revanche. Moedeloos over 't leven waren ze gestorven. De zoons, die geen verantwoording gevoelden, kweekten een ijdele zelfgenoegzaamheid, die noodzakelijk leiden moest tot het afsterven van alle actief leven. Hadden de overwinnaars met bruut geweld hen fysiek geslagen, geestelijk waren zij toch de meerderen, geestelijk waren zij onoverwinlijk. En wat beteekende een verouderd begrip als patriotisme, wat wilde men toch er zóó warm voor te loopen? Jean Christophe wilde alle ideeën omvatten weigerend er één te kiezen; hij is geweest zooals Beaunier 't uitdrukt: ‘Un grand coureur-d' idées, le don Juan des idées’. En zoo bleef het, tot men eindelijk begreep, dat de minnaar van één vrouw de liefde en de vrouw beter kent, dan don Juan. De generatie nà '70 met haar kritischen geest wilde het leven analyseeren tot in al zijn finessen en verwoestte daarmee tegelijk de spontaneïteit, het intuitieve waarop zoo'n groot deel van het leven, het werkelijke leven steunt en dat weerstand biedt aan welke speurende analyse ook. Voor versleten zieken, die arm zijn aan frisch leven, is het moeilijk deze onbegrijpelijkheid te accepteeren. Het actieve en het intellectueele leven vormt voor deze een antinomie. Renan bekende: ‘Als Napoleon even kritisch was geweest als ik, zou de 18 Brumaire nooit hebben plaats gehad. Wie alles met zijn begrippen wil omvatten, wordt slap en zwak en ongeschikt om energiek te handelen... Zulk een mensch is weinig geschikt om te slagen bij de andere menschen, hij mist de menschelijkheid, il n'est pas né viable’ -
Een gezond denkende natuur, die waarlijk rijk is aan leven en aan liefde, breekt door den kring heen, ontvlucht dat eeuwig heen en weer slingeren en streeft naar een synthese een dogmatisme, als voorlooper van het actieve leven (zie de analyse over het voorgenoemde in Agathon: Les jeunes gens d'aujourd'hui 191410). Een vrijheid die geen horizon heeft, is geen vrijheid meer. De generatie, waarover wij
| |
| |
spreken, heeft de stap niet aangedurfd, die noodzakelijk leiden moest tot het dogmatische, haar leven werd dor en dood. Zij heeft een ongeloofelijke hoeveelheid ideologieën verzameld, maar ze niet organisch kunnen vereenigen, ze daardoor ook geen hoogere wijding kunnen geven, ze heeft daardoor het leven niet menschwaardig kunnen leven. Het jongere geslacht heeft de taak te putten uit deze gegevens en te trachten ze dienstbaar te maken voor de werkelijkheid van het menschenbestaan. En dit jongere Frankrijk is in wording. De activiteit, die de Franschen in dezen oorlog hebben ontwikkeld, toont, dat het zieke Frankrijk van weleer aan het genezen is en tot een frisch leven kan herrijzen.
De ouderen waren gekomen tot een pessimisme zonder hoop. Gelaten droegen zij den druk van het fatalisme; de decadentie der latijnsche rassen, een gevolg van de overbeschaving, was niet te ontgaan. Ze accepteerden het denkbeeld van den nabijen val van hun ras, ze sloten zich op in hun eigen hoogmoedig intellect met een glimlachend dédain voor 't actief leven. Daar was geen geloof, geen hoop, maar vooral er was geen liefde. 't Fameuze dilettantisme, gesproten uit een radicaal onvermogen om te kunnen kiezen uit voorhanden ideologieën, is vóór alles liefdeloos. Het kan schijnbaar alles omvatten, kan zich indenken in ieders meening, kan alles waardeeren en mist toch de basis van het gansche menschenleven, de basis van alle handelend leven: de liefde. Het gemis van liefde doodde ook het patriotisme en Rémy de Goncourt kon er toe komen te zeggen: ‘Ik geef den pink van mijn rechterhand niet voor de Elzas, hij is me te veel waard bij het schrijven; en die van mijn linkerhand geef ik ook niet, want ik schud er de asch van mijn sigaret mee af.’
De ouderen ondergingen alles gelaten. Ze ontvluchtten daarmede alle verantwoordelijkheid, ze sloten zich zelf op. De jongeren accepteeren, zoeken dus de verantwoordelijkheid met al haar gewicht, ze verzamelen zich daardoor wil en energie. ‘Nous sommes plus curieux de ce qui nous arrète qu'avides de se qui nous sert.’ Zij vraagt geen commentaar op
| |
| |
haar streven, zij vindt 't als van zelf sprekend, dat ze handen lend moet optreden, ze is anti-intellectualistisch. Ze is niet minder intelligent, maar wel geeft ze minder om een onnut intellectueel gerafel. Zij begrijpt wat Suarès aldus uitdrukt:
Le service est l'office noble; et la passion de servir fait la vraie noblesse, qui est dans les moeurs et n'est pas dans les rangs. La haine de servir est la passion des esclaves, qui s'affranchissent. C'est en quoi elle est bonne; mais aux esclaves seulement. Pour eux aussi, le temps viendra qu-ils comprendront la dignité de servir, si le temps vient qu'ils en soient dignes. Qui sert dignement, s'élève; et il n'est pas d'autre voie.
Daar waren al aanduidingen van een herleven vóór den oorlog, ook in de literatuur: Ernest Psichari, die ook al viel, aan den Yser, schreef het merkwaardig boek: L'appel des armes, merkwaardig meer om zijn inhoud dan om zijn literaire waarde; l'Homme de désir van Valléry-Radot e.a. En van de ouderen zagen en zien we er nog talloozen, die aan het einde van hun te ver gedreven analyse de malaise bemerkten van hun geest en hun ziel en omkeerden, de ‘nouvelle journée’ te gemoet gaande. Leermeesters werden zij voor de jongeren, leermeesters, die met hun groote ervaringen de jongeren konden steunen en konden behoeden in dezelfde fouten te vervallen, waarin zij gevallen waren. Tot deze leermeesters behoort ook Péguy. Niets mooiers kon dan ook Psichari hem zeggen in het begin van zijn Appel des Armes: A celui dont l'esprit m'accompagnait dans les solitudes de l'Afrique, à cet autre solitaire en qui vit aujourd'hui l'âme de la France et dont l'oeuvre a courbé d'amour notre jeunesse, à notre Maître Charles Péguy, ce livre de notre grandeur et de notre misère.
De jeugd in Frankrijk heeft behoefte aan reëele menschen en biografiën als die van Beethoven, Michel Angelo, Pascal, Goethe, Napoleon, Tolstoi, Dorstjewski, waarvan Suarès en Rolland er verschillende schreven, behooren tot hun dagelijksche lectuur. Dit verklaart ook de charme, die er van Jean-Christophe uitging. Maar vooral ook de charme, die
| |
| |
Péguy voor die kleine groep van nog groeienden had. Hij was een mensch geheel en al van de werkelijkheid en toch vervuld met idealen. Hij was de oprichter der Cahiers in 1900. Met welk doel?
Dire la vérité, toute la vérité, rien que la vérité, dire bêtement la vérité bête, ennuyeusement la vérité ennuyeuse, tristement la visité triste: voilà ce que nous nous sommes proposé, et non pas seulement pour les questions de doctrine et de méthode, mais aussi, mais surtout pour l'action.
Reclame wilde hij niet maken, dat strookte niet met zijn gevoel van vrijheid en van waarheid. De cahiers moesten gelezen worden om hun inhoud. En het armelijk winkeltje in de Rue de Sorbonne No. 8 zou werkelijk na eenige jaren bekend worden over de wereld. Romain Rolland zou Péguy helpen, maar de cahiers blijven slecht gaan, totdat Rolland zijn leven van Beethoven begon te schrijven. Op eens nam 't aantal lezers toe. De Jean Christophe van Rolland en de Jean Coste van Lavergne gunden ze weer een tijd van leven. Suarès, een oude schoolvriend van Rolland kwam er bij met z'n tragédie d'Electre et Oreste en zoo ook anderen.
De cahiers wisten wat het was te vechten, te vechten voor de waarheid, te vechten voor een ideaal. En wie Péguy op z'n felst wil zien, leze de eerste cahiers. Met de kracht en de frischheid van een man uit 't volk kon hij er op los slaan, en schrik en vrees om zich opjagen, scherp, maar nooit banaal. ‘Statige oppermenschen houden er van, zegt Chesterton,’ hun toorn in te houden. Christus hield zijn toorn niet in. Hij wierp meubelstukken van de tempeltrappen en vroeg zijn omstanders, hoe ze denken konden aan het helsche vuur te ontkomen.’
Péguy werd gevreesd en gehaat ook. Lavisse, die menige blauwe plek voelde en die dubbel en dwars verdiend had, wist van hem niet anders te zeggen, dan: Péguy: eau bénite et pétrole. Laudet had naar Péguy's inzichten Jeanne d'Arc mishandeld. Direkt ging hij hem te lijf en verweet hem niet meer
| |
| |
of minder, dan dat hij de grondslagen van het Christendom had aangerand, waar ondertusschen iets van aan was au fond. Jaurès vereerde hij om zijn durf, zijn eerlijkheid en zijn enthousiasme. Zoodra hij zag, dat hij een gewone politicus ging worden, dat de echte Jaurès een heel andere was dan de idieele, die hij zich had bedacht, was er geen goeds meer van Jaurès te zeggen en ging hij hem flink te lijf. Zoo gim gen de stormen in de cahiers heen en weer. Fel pro- of fel contra- alle bewegingen, die het Frankrijk van die dagen doormaakte.
Maar te midden van al dat zoeken, heeft Péguy nooit geheel zijn dieperen religieuzen zin verloren. Zijn levensgang beschrijft hij zelf:
Or donc, si j'ai précisément dit quelque chose, depuis ces dernières années, et en elles sur l'histoire de toute une génération.... ce que j'ai précisément dit, c'est le contraire - et cela prouve qu'on a bien du mal à se faire entendre - c'est que nous avons toujours continué dans le même sens, c-est qu'il n'y a dans notre carrière, dans notre vie, aucun point de rebroussement. Je ne le dis pas parce que c'est bien, je le dis parce que c'est vrai; je ne dis aucunement que cela vaut mieux, je dis que cela est ainsi; je ne dis aucunement que nous valons mieux que ceux qui ont eu un point de rebroussement, un point de conversion, une conversion; ce serait aussi fort loin de ma pensée; je dis seulement, que nous avons été ainsi, que notre histoire fut telle.... Ce n'est point une évolution, comme on dit un peu sottement, employant inconsidérément, par un abus lui-même incessant, un des mots du langage moderne qui est devenu lui-même le plus lâche, c'est un approfondissement. Nous tenons depuis vingt ans, depuis notre jeunesse, la même voie droite, la même voie d'approfondissement. Elle nous a menés loin. Grâces en soient rendues. Je ne puis parler naturellement que pour moi et pour ceux de ma race charnelle. C'est par un approfondissement constant de notre coeur dans la même voie, ce n'est nullement pas une évolution ce n'est nullement par un rebroussement que nous avons trouvé la voie de chrétienté. Nous ne l'avons pas trouvé en revenant. Nous l'avons trouvé au bout. C'est pour cela, il faut qu'on le doute bien de part et d'autre, chez les uns et chez les autres, c'est pour cela que nous ne renions jamais une atome de notre passé. Nous avons pu être
| |
| |
pécheurs. Nous l'avons été certainement beaucoup. Pro nobis peccatoribus. Mais nous n'avons jamais cessé d'être dans la bonne voie. Notre préfidélité invincible, notre jeune préfidélité aux moeurs chrétiennes, à la pauvreté chrétienne, aux plus profonds enseignements des Evangiles, notre obstinée, notre toute naturelle, toute allante préfidélité secrète, nous constituait déjà une paroisse invisible. Nous avons pu être avant la lettre. Nous n'avons jamais été contre l'esprit.... Si j'ai dit quelque chose, au contraire, depuis deux et trois ans, et qui exprimait, qui représentait, qui traduisait, ce qui s'est passé depuis vingt ans, c'est que notre dreyfusisme et notre socialisme était profondément spiritualiste.... et qu'il était profondément mystique et profondément une discipline mystique. Quant à restaurer une discipline mystique, Dieu merci, on n'a pas besoin de nous. Il ne s'agit pas de restaurer, un règne aboli. Il s'agit, si je puis dire, de continuer tout tranquillement dans le temps, à notre tour, un règne spirituel qui ne sera jamais aboli.
Zijn kinderen waren nog niet gedoopt, maar toch de heilige Maagd toegewijd. Naast den pamflettist Péguy is er nog de Péguy, die de mysteries van Jeanne d'Arc schreef. In haar leerde Péguy zijn eigen ziel kennen en leerde hij, hoe hij deze kon terugbrengen tot de liefde van God. Tot het einde is hij niet gekomen, zijn zoekende ziel ontvlood het lichaam, voor zij gekomen was tot het volle licht. In zijn Mystères heeft hij zijn ziel getoond in haar opgang tot de waarheid. Heiligen, die als Augustinus de zonde gekend hebben en door berouw hebben uitgewischt, ontroeren ons het meest, wij begrijpen hen beter, hun menschelijke zwakte is ook de onze. Die zelfde ontroering ondervinden we bij het lezen van de geheimenissen van Péguy's ziel.
Péguy is de meest menschelijke dichter van het tegenwoordige Frankrijk.
‘Ils sont quatre à garder la France: Claudel.... Jammes.... Suarès.... Péguy. Des quatre, Claudel est le catholique le plus ecclésiastique, Jammes le plus naif, Suarès le plus mystique, mais Péguy le plus strict et le plus humain. Le plus joyeux aussi.’ Reeds op vijf en twintig jarigen leeftijd begon hij over Jeanne d'Arc te schrijven en hij beweerde altijd maar
| |
| |
over haar te kunnen doorschrijven, al werd hij ook honderd jaar. Zijn Mystères dacht hij in vijftien deelen uittegeven. Drie er van heeft hij ons nagelaten. Alles wat hij te zeggen had over zijn innerlijk leven, of liever al wat hij zich zelf te zeggen had, groepeerde hij om Jeanne d'Arc, als wilde hij door de herinnering aan zijn zooveel zuiverder jeugd zijn ziel tot helderheid brengen.
Zijn wonderlijke stijl heeft menigeen tot de hardste verwijten verleid en de discussies in de Fransche academie, waar natuurlijk Lavisse heftig tegen Péguy te keer ging, toonen aan, hoe weinig hij werd begrepen. Hij schreef geen proza, ook geen poëzie. Een geest als de zijne met een grenzenlooze liefde voor de vrijheid kon zich niet binden in gebonden vormen. Toch bloeit 't soms uit tot het zuiverste rythme. Zooals zijn ziel tot zich zelf sprak, zoo schreef Péguy zijn Jeanne d'Arc neer. De eenvoud van zeggen heeft niets van het gekunstelde van een verfijning, zooals sommigen gemeend hebben. Daar was hij de man niet voor. Door alles heen, bewaarde zijn ziel de eenvoudigheid van vroeger en zóó geeft ze zich hier. Suarès heeft van zijn werk gezegd, dat zijn boeken altijd beginnen en nooit een eind hebben. Hoe kon 't anders.
Tout ce qu'il y a de petit est tout ce qu'il y a de plus beau
Tout ce qu'il y a de neuf est tout ce qu'il y a de plus beau
Et le baptême est le sacrement des petits.
Et le baptême est le sacrement qui commence.
Tout ce qui commence a une vertu qui ne se retrouve jamais plus.
Une force, une nouveauté, une fraîcheur comme l'autre.
Une jeunesse, une ardeur.
Une naissance qui ne se trouve jamais plus.
Le premier jour est le plus beau jour.
Le premier jour est peut-être le seul beau jour.
Et le baptême est le sacrement du premier jour.
Et le baptême est tout ce qu-il y a de beau et de grand.
S'il n'y avait pas le sacrifice.
| |
| |
Et la consommation du corps de Notre-Seigneur.
Il y a dans ce qui commence une source une race qui ne
Un départ, une enfance que l'on ne retrouve, qui ne se
Est celle qui toujours commence.
't Is de deugd der hope, die de psalmen zoo rijk maken. 't Is het zelfde vertrouwen, dat we telkens en telkens weer bij Péguy terugvinden, als we zien hoe zijn arme ziel rondtast om den waren weg voor haar rust te vinden.
Daarom beginnen zijn boeken altijd.
Eindeloos vervalt hij soms in herhalingen. Hij wordt er echter nooit banaal eentonig door. Door kleine variaties houdt hij het geheel levendig; het is als zoekt zijn ziel een rustpunt, waarop ze zich zelf weer zal vinden, om te kunnen verder-peinzen. Soms weet hij ook de herhalingen zóó dooreen te werken, dat het geheel fugatisch klinkt.
Péguy is een mensch geweest, door en door van onzen tijd, met een groote liefde voor het moderne leven en.... met een niet minder groote liefde voor het verleden. Hij is een voorbeeld van de levende continuiteit der traditie en dat maakt hem ook weer zoo aantrekkelijk. Toen hij zag dat zijn zieke Frankrijk groot geweest was in een tijd, toen het katholiek was, toen hij zijn vaderland van Reims en van Orleans zag, bracht zijn liefde daarvoor hem opnieuw samen met het katholicisme. Door het patriotisme geleid, kwam hij naar de Kerk toe en vroeg hij aan haar of zij zijn ziel kon helpen. Als Riou droomt van een Frankrijk, dat zich vrij maakt van het katholicisme, als hij een Frankrijk ziet komen, dat het vrije protestantisme als religie zal bezitten, dan vergist hij zich wel zeer. Jean Christophe heeft terecht gezien, hij en z'n vriend Olivier, dat hoe het Frankrijk van heden ook alles verwerpt, hoe alles den schijn heeft of het katholicisme voorgoed heeft afgedaan, toch heel diep in den grond er van, nog steeds de oude liefde gebleven
| |
| |
is en dat de grootsche daden nog altijd door die liefde worden gedragen. Wat ook nu de oorlog weer zoo getoond heeft, de oorlog die zooveel conventioneels opeens heeft weggevaagd, zooveel sleur heeft wakker geschud. Als het Frankrijk weent om de geschonden kathedraal van Reims, dan weent 't ook om wille van de H. Maagd.
De overpeinzing van het goddelijk verlossingswerk bracht de ziel van Péguy tot nadenken en toonde hem de kleinheid van zijn eigen ik. Het begin van alle ware bekeering. Hoe velen heeft Ignatius niet daardoor met zijn excercitia tot zich zelf en tot God teruggebracht.
O mon Dieu si on voyait seulement le commencement de votre règne. Si on voyait seulement se lever le soleil de votre règne. Mais rien, jamais rien. Vous nous avez envoyé votre Fils, que vous aimiez tant, votre fils est venu, qui a tant souffert, et il est mort, et rien, jamais rien. Si on voyait poindre seulement le jour de votre règne. Et vous avez envoyé vos saints, vous les avez appelés chacun par leur nom, vos autres fils les saints, et vos filles les saintes, et vos saints sont venus, et vos saintes sont venues et rien, jamais rien. Des années ont passé, tout d'années que je n'en sais pas le nombre; des siècles d'années ont passé; quatorze siècles de chrétienté, hélas, depuis la naissance, et la mort et la prédication. Et rien, rien, jamais rien. Et ce qui règne sur la face de la terre, rien, rien, ce n'est rien que la perdition.... Au nom du Père, et du Fils, et du Saint-Esprit, mon Dieu, délivrez-nous du mal, délivrez-nous du mal. S'il n'y a pas eu encore assez de saintes et assez de saints, envoyez-nous en d'autres, envoyez-nous en autant qu'il en faudra; envoyez-nous en tant que l'ennemi se lasse. Nous les suivrons, mon Dieu. Nous ferons, tout ce que vous voudrez. Nous ferons tout ce qu'ils voudront. Nous ferons tout ce qu'ils nous dirons de votre part. Nous sommes vos fidèles, envoyez-nous vos saints; nous sommes vos brebis, envoyez-nous vos bergers; nous sommes le trompeau, envoyez-nous les pasteurs. Nous sommes de bons chrétiens vous savez que nous sommes des bons chrétiens. Alors comment que ça ne se fait que tant de bon chrétiens ne passent pas une bonne chrétienté. Il faut qu'il y ait quelque chose qui ne marche pas. Si vous nous envoyiez, si seulement vous vouliez nous envoyer l'une de vos saintes. Il y en a bien encore. On dit qu'il en a. On en
| |
| |
voit. On en sait. On en connaît. Mais on ne sait pas comment que ça se fait. Il y a des saintes, il y a de la sainteté, et ça ne marche pas tout de mème. Il y a quelque chose qui ne marche pas. Il y a des saints, il y a de la sainteté et jamais le règne du royaume de la perdition n'avait autant dominé sur la face de la terre. Il faudrait peut-être autre chose, mon Dieu, vous savez tout. Vous savez ce qui nous manque. Il nous faudrait peut-être quelque chose de nouveau, quelque chose qu'on n'aurait encore jamais vu. Quelque chose qu'on n'aurait encore jamais fait. Mais qui oserait dire, mon Dieu, qu'il puisse encore y avoir du nouveau après quatorze siècles de chrétienté, après tant de saintes et tant de saints, après tous vos martyrs, après la passion et la mort de votre fils. Enfin ce qu'il nous faudrait, mon Dieu, il faudrait nous envoyer une sainte.... qui réussise.
Zoo bad zijne ziel door Jeannette. Als antwoord werd hem de deugd gewezen, die alle zieke zielen genezen heeft:
La foi que j'aime le mieux, dit Dieu, c'est l'espérance.
Une couronne a été faite une fois, c'était une couronne d'épines.
Et le front et la tête ont saigné sous cette couronne de dérision.
Et le sang perlait par gouttes et le sang s'est collé dans les
Mais une couronne aussi a été faite, une mystérieuse couronne.
Une couronne, un couronnement éternel.
Toute faite, mon enfant, toute faite de souples rameaux sans
De rameaux bourgeonneux, de rameaux de fin mars.
De rameaux d'avril et de mai.
De rameaux flexibles et qui se tressent bien en couronne,
Bien obéissant, bien conduits sous le doigt.
Une couronne a été faite de bourgeons et de boutons.
De bourgeons de fleurs comme un beau pommier, de bour-
geons de feuilles, de bourgeons de branches.
De boutons de fleurs pour les fleurs et pour les fruits.
Toute bourgeonnante, tout boutonnante une couronne à été
Toute éternelle, toute en avance, toute gonflée de sève.
| |
| |
Toute embaumée, toute fraîche aux temps, toute tendre et
Toute faite pour aujourd'hui, pour en avant, pour demain.
Pour éternellement, pour après-demain.
Toute faite de pointes menues, de pointes tendres, de com-
Feuillues, fleuries d'avance,
Qui sont les pointes des bourgeons, tendres, fraîches,
Et qui ont l'ardeur et qui ont le goût de la feuille et de
Le goût de la pousse, le goût de la terre.
Et par avance le goût du fruit.
Pour calmer le pauvre front battant de fièvre, chargé de fièvre,
Afin de rattraper, afin de revaloir le couronnement de dérision,
Pour adoucir, pour apaiser, pour calmer, afin de rafraîchir
Le front ardent, le front fiévreux.
Lourd de fièvre, les tempes chaudes, la migraine et l'injure,
et le mal de tête et pour calmer la dérision même.
Pour apaiser, pour embaumer, pour étancher le sang qui se
collait dans les cheveux.
Une couronne aussi a été faite, une couronne de sève, une
Et c'est la couronne, le couronnement de l'espérance.
De hoop leerde hem bidden:
Ma petite espérance est celle
qui s'endort tous les soirs,
après avoir bien fait sa prière,
et qui tous les matins se réveille et se lève
et fait sa prière avec un regard nouveau.
Het gebed verlichtte zijn geest en deed hem het wonder zien der openbaring, een wonder door eenvoud en door grootheid beide.
Rien n'est aussi simple que la parole de Dieu
Il ne nous a dit que des choses fort ordinaires
L'incarnation, le salut, la rédemption, la parole de Dieu.
| |
| |
Trois ou quatre mystères.
La prière, les sept sacrements.
Rien n'est aussi simple que la grandeur de Dieu.
Il nous a parlé sans détours ni embrouillages,
Il parlait tout uniment, comme un simple homme,
tout crument, comme un homme dans le bourg,
Un homme dans le village.
Comme un homme dans la rue qui ne cherche pas des mots
et qui ne fait pas des embarras.
En toch werden zijn woorden niet begrepen. Voorwaar Ik zeg u: Indien gij u niet bekeert en wordt als kleine kinderen, zult gij het rijk der hemelen niet binnengaan. (Matt. 18).
Kinderen weten, dat ze niet alles begrijpen kunnen en daardoor begrijpen ze meer dan groote menschen. Ze leven gelukkiger, omdat het leven voor hen vol is van romantiek het meest gewone in het dagelijksche gedoe is voor hen vol verrassingen en vol geheimenissen. Daarom heeft ook voor hen het bovennatuurlijke niets vreemds en sluit het volkomen aan bij hun gedachtensfeer. Als groote menschen meenen, dat ze alles begrijpen moeten en alleen dat in hun sfeer mogen binnenlaten, wat ze redelijk hebben verwerkt, dan begrijpen ze het belangrijkste van alles niet, n.l. zich zelf. Dan weten ze niet, dat het weinige dat ze wel begrijpen, niet in vergelijk komt met het vele dat ze niet begrijpen en niet begrijpen kunnen. In hun zelfgenoegzaamheid verstoren ze hun eigen orde, snijden ze hun geluk roekeloos den weg af. In die sfeer sterven de idealen en het romantische, zoowel in de natuurlijke als in de bovennatuurlijke orde.
Péguy wilde de mysteries van het Christendom in zich opnemen. Daarom dichtte hij vooraf zijn mystère des saints innocents.
On envoie les enfants à l'école, dit Dieu.
Je pense qui c'est pour oublier le peu qu'ils savent.
On ferait mieux d'envoyer les parents à l'école.
C'est eux qui en ont besoin.
Mais naturellement il faudrait une école de moi.
| |
| |
Et non pas une ècole d'hommes.
On croit que les enfants ne savent rien.
Et que les parents et que les grandes personnes savent
Or, je vous le dis, c'est le contraire.
(C'est toujours le contraire.)
Ce sont les parents, ce sont les grandes personnes qui ne
Et ce sont les enfants qui savent.
Car il savent l'innocence première
Rien n'est beau comme un enfant qui s'endort en faisant
Je vous le dis, rien n'est aussi beau dans le monde:
Je n'ai jamais rien vu d'aussi beau dans le monde.
Et pourtant j'en ai vu des beautés dans le monde.
Et je m'y connais. Ma création regorge de beautés.
Ma création regorge de merveilles.
Il y en a tant qu'on ne sait pas où les mettre.
J'ai vu des millions et des millions d'astres rouler sous mes
pieds comme les sables de la mer.
J'ai vu des journées ardentes comme des flammes.
Les jours d'été de juin, de juillet et d'août.
J'ai vu des soirs d'hiver posés comme un manteau.
J'ai vu des soirs d'été calmes et doux comme une tombée
Tout constellés d'étoiles.
J'ai vu ces coteaux de la Meuse et ces églises qui sont mes
Et Paris et Reims et Rouen en des cathédrales qui sont mes
propres palais et mes propres châteaux.
Si beau que je les garderai dans le ciel.
J'ai vu la capitale du royaume et Rome capitale de chrétienté.
J'ai entendu chanter la messe et les triomphantes vêpres.
Et j'ai vu ces plaines et ces vallonnements de France.
Qui sont plus beaux que tout.
J'ai vu la profonde mer et la forêt profonde, et le coeur
J'ai vu des coeurs dévorés d'amour.
Pendant des vies entières.
| |
| |
Brûlant comme des flammes.
J'ai vu des martyrs si animé de foi.
Tenir comme un roc sur le chevalet.
(Comme un soldat qui tiendrait bon tout seul toute une vie.
Pour son général (apparemment) absent).
J'ai vu des martyrs flamber comme des torches.
Se préparant ainsi les palmes toujours vertes.
Et j'ai vu perler sous les griffes de fer.
Des gouttes de sang qui resplendissaient comme des diamants.
Et j'ai vu perler des larmes d'amour.
Qui dureront plus longtemps que les étoiles du ciel,
Et j'ai vu des regards de prière, des regards de tendresse,
Qui brilleront éternellement dans les nuits et les nuits.
Et j'ai vu des vies tout entières de la naissance à la mort.
Se dérouler comme un bel écheveau de laine.
Or je le dis, dit Dieu, je ne connais rien d'aussi beau dans
Qu'un petit enfant qui s'endort en faisant sa prière sous
l'aile de son ange gardien.
Et qui rit aux anges en commençant de s'endormir.
Et qui déjà mêle tout ça ensemble et qui n'y comprend
Et qui fourre les paroles du Notre-Père à tort et à travers
pêle-mêle dans les paroles du Je vous salue Marie.
Pendant qu'un voile déjà descend sur ses paupières.
Le voile de la nuit sur son regard et sur sa voix.
J'ai vu les plus grands saint, dit Dieu. Eh bien je vous le dis.
Je n'ai jamais rien vu de si drôle et par conséquent je ne
connais rien de si beau dans le monde.
Que cet enfant qui s'endort en faisant sa prière.
(Que ce petit être qui s'endort de confiance).
Et qui mélange son Notre-Père avec son Je vous salue Marie.
Rien n'est aussi beau et c'est même un point.
Où la sainte Vierge est de mon avis.
Et je peux bien dire que s'est le seul point où nous soyons
du même avis. Car généralement nous sommes d'un avis contraire
Par ce qu'elle est pour la miséricorde.
Et moi il faut bien que je sois pour la justice.
| |
| |
Moeilijk is 't uit de mysteries deelen te citeeren, op gevaar af alles over te schrijven. Wie zijn wil er aan overgeeft, wordt meegesleept en leest door tot het einde en is verbaasd dat 't boek uit is. Men moge de stijl afkeuren, men moge niet sympathiseeren met de eigenaardige zegswijzen, onmogelijk is het geen bewondering te hebben voor de grootheid en de sterkte, waarmede deze ziel zich zelf heeft gezocht en gevonden in God. De mysteries van Péguy zijn de tragedie van zoo menigen modernen mensch. Dat zoovele jongeren hem hun vader hebben genoemd, doet vermoeden, dat in de oogenblikken, waarop ook zij de stormen voelden aankomen, zij in hem den mensch vonden, die hen kon begrijpen en die hen helpen kon met al de kracht van zijn ziel. De eigenwaan der wereld heeft zoo velen bedeesd gemaakt voor hun eigen geloof. Péguy hoonde de hoogmoed der wereld: ‘Wij stellen er prijs op, het te zeggen, dadelijk te zeggen: wij zijn even bêtes als St. Augustinus en als St. Paulus, als St. Lodewijk en St. Franciscus en als Jeanne d'Arc en waarom zou ik 't niet zeggen als Pascal en als Corneille.... De eenvoudigste priester in de minste der Fransche parochies geeft en de minste der geloovigen ontvangt het zelfde lichaam van Jezus, Corpus Domini nostri, als St. Augustinus en St. Paulus gaven en ontvingen, als St. Lodewijk en St. Franciscus, Jeanne d'Arc, Corneille, Pascal.... Men prentte dit idee zich wel in.... dat wij eens vooral bêtes zijn, even bête als St. Joh. Chrysostomus’. Péguy heeft zijn mysteries niet verder mogen vervolgen dan tot de onnoozele kinderen. Of God hem de deur der Kerk reeds heeft open gedaan, wij weten het niet. Deze strijder, die geleden en gestreden heeft voor zijn overtuiging, is gevallen, toen hij moedig zijn troepen aanvuurde. De moed in een eerlijken strijd is een deugd naar oud-christlijke gedachte en zeker naar die van Péguy.
Delft.
E. Beekman.
|
|