| |
| |
| |
Muziek
BACH'S MATTHÄUS-PASSION als toppuntvan 't hoogstaand muziekleven in de hoofdstad pleit voor de ernst en, als de kunst niet het geloof vervangt maar verlevendigt, ook min of meer voor de godsdienst van ons volk. De geregelde bezoekers van de jaarlikse uitvoering - met de coupures aangetekend in hun partituur, die ze veilig konden sluiten als reizigers hun Baedeker in een bekende plaats - begrijpen wel, hoe Parijs er Mengelbergs ‘Toonkunst’ met orkest en al voor liet komen, om vooral het énig koor te genieten. En de tocht van de honderden Amsterdammers naar een muzikaal centrum als Frankfort bewijst wel, dat ze Duitsland zelf wat te leren hebben, waar een tijdgenoot van Mendelssohn, die op zijn twintigste jaar in 1829 het vergeten meesterwerk weer had geopenbaard, 't bijna maat voor maat ging verklaren, wat even grote belangstelling bij 't publiek als ervaring bij de schrijver onderstelt. Maar nu hebben wij Hollanders de schepping van Bach nooit genoeg gehoord, al hebben we 't misschien ideaal gehoord en al klinken er hele stukken in ons oor na; en zó ruim is de kring van trouwe vereerders, dat voor elke Palmzondag een dubbele uitvoering met een openbare repetitie nodig blijft in dezelfde stad, waar verschillende oratorium-verenigingen nog het werk meer laten horen, terwijl er nauweliks een grote stad is, of de moeilike Passion wordt er periodiek gegeven. Kenmerkt dit niet ons vaderland zonder eigen opera?
De rust over de Palmzondag-plechtigheid, wel 't gewijde werk en de heilige dag waardig, de zwarte kleding van de zangeressen, het verbod van storend applaus en van verstrooiende pauze, de vaste solisten, die de aandacht niet meer tot nieuwsgierigheid afleiden, de volmaakte techniek, waardoor ons ontledend verstand geen vat op onze ziel krijgt, het dirigeren en grotendeels het zingen uit het hoofd, het ongemerkt opstaan en gaan zitten van allen op één gebaar, die haast kloosterlike stijl van 't geheel stelt aan de geest zeker zware eisen, maar geeft daarvoor genoeg om een jaar op te teren.
| |
| |
Laat het waar zijn, dat Mengelberg niet zo streng de abstracte spiritualiteit van Bach weet te behandelen als een Wagenaar, hij brengt met zijn ingeboren liturgiegeest en zijn warme, losse voordracht, die ons Gregoriaans immers wezenlik van 't koraal onderscheidt, intussen de meester oneindig dichter tot het hart van 't publiek dan welk Protestant ook zou kunnen. Het dramaties element beheerst zijn opvatting onweerstaanbaar en, al is 't effect soms te hevig, de inhoud van 't werk blijkt door en door dramaties voor ieder, die in 't Kruis de eigenlike tragedie van 't leven eerbiedigt.
Wie louter moderne muziek is gewend en eindelik ongenaakbare klassieken nadert, voelt de teleurstelling van een wandelaar, volkomen thuis in zijn huiselike tuin, als hij 't eerst tot een bos doordringt, waar alle bomen hetzelfde lijken, maar waar op den duur de schoonheid bij elke stam opnieuw begint. Bach met zijn vormelike bouw, zijn uiterlike versieringen, zijn onverbiddelike maat, die noodlottig aan 't schools éne-tweeë herinnert, schijnt op een afstand meer dood dan een pyramide in de woestijn; en bepaald Katholieken, inniger tonen gewoon, hebben heel wat te overwinnen voor het zuiver genot van die tale Kanaäns in de muziek. Maar zoals men tenslotte de stijve krullen van de pruik niet meer op zijn portret ziet, leert men door zijn stoere, starre stijl de tere, fijne, lieve, ja soms leuke bewegingen volgen van zijn diep gemoed; en heeft men eenmaal in de rijkdom van zijn werk ook de wonderbare eenvoud gevonden, dan gaat men, ziek van zwaarmoedige, haast krankzinnige tijdgenoten, telkens terug tot Vader Bach, waarvan 't Wohltemperiertes Klavier bij Schumann een katechismus heet, als de sombere Saul tot de gezonde harp van David.
De studie geeft ons gedurig verrassingen over zijn moderne modulatie en ritmiek, maar nog meer voldoening over zijn sober gebruik van zoveel tegenwoordig verkwiste middelen; want al wat een verfijnde techniek nu voor pikant effect uitvindt, bezit en beheerst hij vanzelf. De aria's met hun barokke vorm, hun ouderwetse herhalingen, hun gekunstelde
| |
| |
teksten zijn, in tegenstelling met de dramatiese koren vol direkte volkspoëzie, moeilik te genieten voor de leek, die de geest zoekt en de stroom van inspiratie daar in een spelende fontein verloren vindt. Maar tenslotte blijkt Bach, schijnbaar vastgegroeid aan overgeleverde dansmaten, elke beweging te ordenen onder 't innerlik ritme van zijn bezieling, zoals de zee door eb en vloed heen de branding en de stormen houdt; en zo boeit ook dat keren en keren van één woord of één figuur als een draaikolk, waar de verbeelding levende wezens in een kring ziet zwieren.
Palmzondag heeft vanouds het lijdensverhaal van Sint Mattheus in de Mis gedramatizeerd door drie diakens om beurt de stemmen te laten zingen en 't volk in een koor uit te drukken, zoals Roomsen 't in de Goede Week altijd weer aangedaan horen, of de goddelike Passie zichtbaar werd voorgesteld. Uit de liturgiese dienst is het liturgies spel gegroeid voor de deur van de kerk; en wat het volk van Sint Filip Neri met zijn ‘oratorio’ door zijn biechtkind Palestrina muziekaal illustreerde in de eeuw van de hervorming, heeft het land van Oberammergau door de Lutherse Bach later tot een zelfstandige stijl ontwikkeld. Dat de componist persoonlik de tekst van de middelmatige Picander hielp verbeteren, blijkt minstens uit zijn vrije keus van de koralen.
Eigenlik plaatste de Cantor van Leipzig zijn beide koren gescheiden aan weerskanten van 't orgel, ieder met een eigen orkest en eigen solisten als vertegenwoordigers van de menigte, wat de indruk nog dramatieser maakte, vooral wanneer van de overzij ineens de kinderen uit de gemeente zelf instemden. Het werk geeft dadelik een overweldigende samenzang: Kommt, ihr Töchter, helft mir klagen met de meeslepende gang van een algemene kruisweg, waarbij de toeschouwers van 't tegenkoor zich onweerstaanbaar met korte uitroepen als vraag en antwoord meteen op die uitnodiging aansluiten uit liefde voor het betreurde Lam, ter eere waarvan midden in de processie van de beide koren 't derde koor van jongens
| |
| |
eenstemmig het statig lied inzet: O Lamm Gottes unschuldig, am Stamm des Kreuzes geschlachtet.... All' Sünd' hast du getragen, een oud Avondmaalkoraal, bewerkt naar ‘Agnus Dei, qui tollis peccata mundi....’ vóór de Communie in de Mis, vroeger door de Protestanten ook in Nederland gebruikt.
Aangrijpend zijn de overgangen bij de begeleiding: na dit koorwerk met vol orgel en orkest van hout en snaren - want klaterend koper zou tegen de rouw van de Passie vloeken - plotseling de sobere tokkelakkoorden van 't klavecimbel voor het recitatief van de Evangelist-tenor en ineens de gedragen toon van violen hoog boven de basstem als een hemelse glorie om het hoofd van de Godmens en dan weer de spontane verering van de gemeente in een ziel-doordringend acappella-koraal Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen? Die even natuurlike als stichtelike onderbreking van 't Evangelieverhaal, dat gelukkig woordelik wordt gevolgd, door het eenvoudig lied van de gemeente geeft een weldadige rust tussen zo'n bewogen muziek, een diepzinnig relief aan de tekst - en o wat onuitsprekeliks aan onze ziel! De Evangelist is meer dan historicus, is predikant en vertelt dan ook alles op een toon van heilig meelijden en niet louter met het realisme van de kunstenaar, die zich in 't pakkende van iedere biezonderheid verliest (waarom de keus van de opera-virtuoos Urlus minder doelmatig lijkt); hij laat in de woorden van Judas zijn eigen pijn over het verraad klinken, omdat hij 't lijdensverhaal om zijn eeuwige toepassing aktueel in betrekking tot de hoorders persoonlik voorstelt en dus met apostoliese zalving.
Als een wilde zee woelt het dubbelkoor: Ja nicht auf das Fest, auf dass nicht ein Aufruhr werde en onder het woedend staccato van de acht stemmen, die alleen op het woord Aufruhr aan 't rollen gaan, golft het orgel driftig door, want deze hele poerim is een dreigend voorspel van 't oproer, dat geleidelik gaat uitbreken. De prachtige alt-aria met fluit en cel Buss' und Reu' naar aanleiding van Magdalena's liefdedaad is een van de stukken, die in hun theatrale gang
| |
| |
strijden tegen elk begrip, wel niet van geestelike, maar kerkelike kunst, ofschoon allerlei wereldse schilderijen, waar de bekeerde heilige niet zozeer boetvaardig als zondig wordt afgebeeld tot op altaren, 't even erg doen. De sopraan-aria Blute nur is met zijn vurige uitstorting van meelijden voor Jezus en dan van verontwaardiging over Judas ook kunstig gebouwd op dat strelend ritme, maar doet eenvoudiger en waarachtiger aan.
Bij 't Avondmaal is 't dramaties motief, dat Leonardo's voorstelling beheerst, n.l. de vraag van alle apostelen dooreen, of zij de verrader zijn, geweldig behandeld in schijnbaar eindeloze verwarring van enkel vier stemmen, waarop het gelijkmatig koraal onverwacht de woeste vloed in een stille vijver opneemt. En 't muziekaal effect beantwoordt redelik aan de godsdienstige werking van de tekst, die de hartstochtelike vragen Herr, bin ich's? dadelik laat volgen door een algemeen berouw van de christengemeente: Ich bin's, ich sollte büssen. Hier sluit alleen zijn ogen niet, wie ze vol tranen heeft staan.
Een eerbiedig-stille stemvoering heeft de onwillekeurig langzamer gezongen Christuspartij aan 't Avondmaal, waar Judas' vraag na 'n korte rust, om ons het geduld van de Meester te leren, in goddelike waardigheid wordt beantwoord: Du sagest's met een berustende buiging in de begeleiding, die deze laatste tegemoetkoming van de Heer en meteen onze ontroering schildert en door een diep orgelpunt de samenhang weergeeft met de volgende instelling van 't onbloedig Offer, hemels verheven en hemels nederig uitgedrukt bij de wonderbare woorden Nehmet, esset, das ist mein Leib. Dankbaar voor Jezus' testament valt een sopraan-aria op weke hobo's in: Ich will dir mein Herze schenken met hele maten in één adem van verrukking.
Onder de kleurige illustraties van de handeling in 't orkest treffen de natuurverschijnselen nog niet zó sterk als de geestestoestanden van de Heiland, met name und betete in de Olijfhof, waar het meeleven van de gemeente ook overal is uitgedrukt. Gods volk gebruikt zijn eigen plechtige taal
| |
| |
van koralen, bekende en tegelijk bewerkte koralen, omdat de ideale gemeente aan 't woord is, waar elke stem eens de roeping krijgt om voor de andere te profeteren. Tussen de tenorsolo, die als een geestdriftig getuige de betekenis van de gebeurtenissen wijst, fluistert het volk koraalsgewijs zijn verantwoording voor 't lijden, zijn eigen schuld, door Jezus nu geboet. Zacht in de laagte begint het gewetensonderzoek: Was ist die Ursach' aller solcher Plagen? En de ziel wordt gedrongen om de Verlosser tenminste iets terug te geven voor alles, alles wat Hij deed; door de klagende hobo als een treurengel ingegeven, roept de solist: Ich will bei meinem Jesu wachen en allen verzuchten ingekeerd op zalig wiegend ritme: So schlafen unsre Sünden ein. Het lijkt misschien een leeg woordespel voor wie de werkelikheid van 't verzoenend Bloed niet heeft beleefd; want Bach, de componist van Mis en Magnificat, is van alle Protestanten de beste preker.
Gedurig blijft het doel van 't Lijden weergegeven in 't innig verband van de Meester met allen, die de Navolging van Christus als énige weg aanvaarden. Nauweliks heeft Gods Zoon gezegd (het zingen van de Christuspartij is immers een wezenlik zèggen en dit is de geheimzinnige kracht van Messchaert), dat de wil van de Vader mag geschieden, of het koraal jubelt de triomf van de ervaring uit:
Was mein Gott will, gescheh' all'zeit,
Sein Will' ist stets der beste...
Dat suprahistories kontakt van de Kerk met zijn God, waarvan de heilsgeschiedenis dageliks wordt voortgezet, geeft boven de haat van de Joden 't dramatiese aan 't werk. Hij lijdt voor ons, die met Hem lijden. De naieve uitroep van Clovis, toen hij 't eerst over de Passie hoorde: ‘Que n'étais-je là avec mes Francs!’ herleeft in de angstige, haastige kreten, die 't klaagduet onderbreken: Lasst ihn - haltet - bindet nicht!, tot eindelijk het beschamend feit van Jezus' gevangenneming het dubbelkoor laat uitbarsten: Sind Blitze, sind Donner in Wolken verschwunden? vol stormende herhalingen
| |
| |
van die korte lettergrepen Blitze-Donner, een scherpe zigzag voor de bliksem onder een rollende bas voor de donder. Dan even een spannende stilte en daar komt met vol orgel een orkaan opzetten: Eröffne den feurigen Abgrund, o Hölle en een wijde eeuwigheid gaapt over het ontzettende Hölle. De helft van 't werk sluit nu met een groots koraal, waarvan de brede sopraan-melodie door 't jongenskoor versterkt als een oordeelsbazuin boven de figuren van de andere stemmen klinkt: O Mensch, bewein' dein' Sünde gross.
Het wreed proces van de Verlosser geeft nog indrukwekkende koren in, waarvan er één sluit met het luchtig spotwoord, dat de Joden elkaar laf nagillen: Wer ist's der dich schlug? gevolgd door een koraal met dezelfde vraag, maar in de geest van teder zelfverwijt: Wer hat dich so geschlagen? Petrus' verraad is op zó'n dramatiese manier voorgesteld, dat we aan Wagner zouden denken. Juist heeft de apostel voor de derde maal verklaard die mens niet te kennen, als de Evangelist hem onmiddelik de vervulde voorspelling tastbaar laat voelen, door dezelfde toonreeks van zijn eed een kwint hoger - doordringend hoog en nog wel zonder begeleiding als een schrik in de nacht - te gebruiken voor het kraaien van de haan. Die vernederende val drijft tot overweging in de alt-aria: Erbarme dich, mein Gott, um meiner Zähren willen met een smekende vioolsolo als een lange klacht en pizzicato in de bas als snik op snik.
Na de onverschillige vraag van Pilatus schreeuwt het koor op een septiemakkoord Barabbam, een dolle schok van een ogenblik, die door alles heengaat. Tot herstel van 't evenwicht tussen haat en liefde wordt de nieuwe vraag, wat Jezus dan voor kwaad gedaan heeft, nu door de mediterende ziel beantwoord in een tedere sopraansolo:
Er hat uns allen wohl getan....
Er nam die Sünder auf und an;
Sonst hat mein Jesus nichts getan.
Is ieder slot bij de nooit banale Bach verrassend oor- | |
| |
spronkelik, inniger dan dit is er wel geen een; die laatste twee woorden als de onschuldige oogopslag van een kind, dat zijn vader ziet beschuldigd, hebben een stille nadruk, nog welsprekender dan de volgende aria, toch de allermooiste misschien, waarin de klare fluit met twee hobo's de melodie begeleidt: Aus Liebe will mein Heiland sterben, met een zalig uithalen van Liebe en een jammerend breken van sterben.
Maar de Joden blijven roepen om het bloed van de Rechtvaardige en de beulen honen de Koning met hun valse groet, die weer door de trouwe gemeente wordt omgezet in gelijke woorden van verschillende strekking: gegrüsset seist du mir!, het besluit van dat overheerlik koraal, waar het hele werk om gebouwd is als een kostbare schrijn om een kostbaarder reliek: O Haupt voll Blut und Wunden, gedicht door de Lutherse Paul Gerhardt, maar geërfd van de middeleeuwse hymne ‘O Caput cruentatum’. Nog erger bruist het bijna feestelik lawaai op de kruisberg: Steig' herab, so wollen wir glauben, waar het genie van Bach de grootste werking bereikt met de minste middelen als een triller van leugen op glauben en even 't objectief unisono aan 't eind: denn er hat gesagt: ich bin Gottes Sohn, wat later zijn terugslag vinden zal in de - als veelvoudig getuigenis opzettelik contrapunties gehouden - bekentenis: Wahrlich, dieser ist Gottes Sohn gewesen, twee enkele maten verzadigd van de volle Passiezegen en wel eens het waardig motto van 't werk genoemd. Het goddelik kruiswoord: Eli, Eli, lama, lama asabthani! in hoge ligging uitgeklaagd, wordt in uiterste diepte van stille eerbied door louter orgel ‘als een lange baar’ gedragen, nu de aureool van 't strijkkwartet bij de verlatenheid van de Mensezoon moet ondergaan. Want hèt feit van de geschiedenis gaat gebeuren, dat de Evangelist kort aanduidt met und verschied, waarop het koraal opnieuw een treffende parafraze vindt, om te belijden hoe Jezus is gestorven voor ieder van ons:
| |
| |
Wenn ich einmal soll scheiden,
So scheide nicht von mir!...
Wil een Christen op zijn sterfbed een laatste lied door zijn hoofd horen spelen, dan mag het deze troostende stroof van ‘O Haupt....’ zijn.
De verstoring van de schepping bij de aanslag op de Schepper vindt zijn weldadig kontrast in de begrafenis, door zoveel schilderijen van de stoet en zoveel beelden van de Pietà voorgesteld met de vreedzame natuurstemming, waarmee Bach ook een bas laat neuriën: Am Abend, da es kühle ward.... Verdwijnt daar niet de zwoele Charfreitagzauber van Parsifal bij?
Door de verzoeningsdood is alles volbracht en met meer recht dan ooit wordt de rest van de muziek overgeslagen tot het slotkoor, waarvan ook de tussenspelen vervallen. 't Is wel het rijkste koor van 't werk, waar de koren toch het rijkste zijn. Warm van 't gesprenkeld Offerbloed begint het vierstemmig van alle zangers:
Wir setzen uns mit Thränen nieder
Und rufen dir im Grabe zu:
Ruhe sanfte, sanfte Ruh'!
De laatste regel nemen de gescheiden koren van elkaar over op een orgelpunt in de bas, bij 't voorspel zo hamerend hard en eindelik tot zoete vertedering over de eeuwige zaligheid gesmolten.
De Katholiek vindt in de Palmzondaguitvoering - mogelik nog rustiger op de vooravond dan op de middag zelf - ruim vergoeding voor de schouwburg, die hij onder de vasten te vermijden heeft. Hoe klassiek de plechtigheid is, blijkt afdoende daaruit, dat de kritiek zich er eenstemmig aan gewonnen geeft, al is verschil van opvatting bij kunst en biezonder bij gevoelige muziek onvermijdelik. De instrumentale Mengelberg begrijpt zo echt wat zingen is, hij weet in een pianissimo koraal even een tussenstem te laten uitkomen
| |
| |
tot verheffing van 't geheel, hij kan een laatste toon zo lang aanhouden als hij wil en die blijft tintelen van leven, zonder daarom iets te zweven of te vibreren. Ofschoon hij zich op Spitta mag beroepen, is 't zonde dat de koralen grotendeels worden begeleid, waarvoor zo'n vuurvast koor allerminst in zorg voor de zuiverheid een reden heeft en waartegen 't direkter aanspreken van de ziel door de mensestem alleen tussen zoveel orkestratie pleit. En wat te zeggen van dat offer aan de oudheidkunde, 't vervangen van de vleugel, die Bach onze tijd natuurlik zou benijden, door een tingelend cembalo?
Het recht van coupures schijnt me aan de kant van 't publiek beslist evenals bij Vondelvertoningen of Shakespeare-voordrachten. Alleen waagt een leek de onnozele vraag, waarom in plaats van hele koren niet liever het da capo van de aria's wordt geschrapt, wat met een lichte verandering van 't slot zou lukken, als... de ijdele solisten er niet waren en misschien ook ons lui gehoor. De diepste indruk op Protestanten maakt dikwels het jongenskoor, dat de ontwikkeling van de Volkszangschool in de laatste jaren gunstig toont, maar nooit háált bij onze gevormde kerkzangertjes, zoals er in Amsterdam genoeg te vinden zijn.
Gerard Brom.
|
|