behoed en voor het Nederlandsch archiefwezen onnoemlijk veel tot stand gebracht. De oude de Stuers, door allerlei kwalen zijn laatste jaren gehinderd, mocht met voldoening op zijn prachtig besteed en uiterst vruchtbaar leven terugzien. Allerminst hoefde deze Victor te zuchten: in vanum laboravi, want zege na zege heeft hij op onzen ouden Jan-Salie-geest behaald!
Nederland en Roomsch Holland vooral mag hem erkentelijk wezen. Met Alberdingk Thijm, Schaepman en Cuypers behoort jonkheer de Stuers tot de schitterendste figuren van ons katholiek réveil. Hij, door maatschappelijke positie de onaf hankelijkste van allen, heeft in de verbreiding der meening, dat de Nederlandsche Katholieken toch alles behalve schapen zijn, zijn aanzienlijk, zoo niet het grootste deel gehad. Almede gebakerd door een hardhandig pedagoog als de Stuers, hebben wij den moed in ons voelen hergroeien, om niet langer onder stelselmatige liberale achteruitzetting zoet te zijn. Daarom hulde aan Viktor de Stuers, die niet alleen oude monumenten, maar ook het besef van eigenwaarde bij zijn geloofsgenooten beschermd of hersteld heeft.
Dat ook tegen hem anti-roomsche stemmen heftiger werden, naarmate hij feller optrad en zich gevreesder maakte, hij was er fier op, het zoowel in de Kamer als in zijn gepeperde artikelen te erkennen. Sinds Vondel heeft nooit hartstochtelijker dan tegen dezen hekeldichter-in-proza het ‘Delgt in tijds den paapschen hond!’ weerklonken. Maar de rekel stònd zijn man, juist en vooral wanneer hij in geloofshaat een drijfveer herkende en met zijn bitse bek beet hij iederen ‘papenvretenden vlegel’ de beenen stuk.
Moge dat gedeelte onzer landgenooten, dat zich het bezadigde en voorzichtige noemt en gaarne de verpersoonlijking van het koele verstand heet, de strijdwijze van den grimmigen vechter af keuren, iedereen, die het voorrecht had den geniaal aangestreken man in zijn museum-woning van de Haagsche Parkstraat te naderen, zal zijn nagedachtenis zegenen om de warme menschelijkheid, waarvan hij in vertrouwelijk gesprek