| |
| |
| |
Godefroid Kurth †
WIE als geschiedvorser en geschiedschrijver beiden school maakt en tegelijk als spreker en werker het volk richting geeft, wie als drietalig Belg - Luxemburger van geboorte, Waal van leven, Vlaming van begrip - zijn land vol partijen om zich verenigt, wie als leek in de hele Kerk wordt vereerd om zijn leer en zijn wezen, gezegend denker en dichter en leider in één persoon als een belichaamde synthese van waarheid en schoonheid en goedheid, die is een waardig meester voor ons harmonies gestemd orgaan. Een geestverwant bevestigde Kurth's volledige eenheid, of hij in de teksten de geschiedenis zocht, of hij dan in de geschiedenis Gods lessen onderscheidde, of hij eindelik in die lessen zelf een program voor de democratie vond.
Kurth heeft in België 't hoger onderwijs in de geschiedenis gevormd. We begrijpen, hoe hij, die niet als een Duits geleerde maar middelen voor 't grijpen had, integendeel zoveel voorwaarden tot studie zelf moest bewerken, aan 't eind van zijn leven 't jong Italië waardeerde, waar ook de omstandigheden nog geen algemene scholing mogelik maken. Hij begon Ranke's methode in Luik toe te passen met zijn cours pratique, het model voor andere universiteiten, want het Leuvens séminaire historique, zo verdienstelik om zijn verslagen, is een gevolg van zijn initiatief evenals het levenswerk van liberale professoren, die zijn leerlingen zijn geweest.
Het zilveren feest van zijn cursus in 1899 bewees de volle draagkracht van zijn invloed op de hogescholen, waarvoor het genoeg zegt, dat Pirenne dankbaar zijn meesters laboratorium beschreef. Zijn levendige, geestige herinneringen schilderen de ‘allure poétique’ van Kurth's privatissimum, dat ongemerkt over de termijn van twee uur heen duurde, tot het begon te schemeren en men ging opstaan, maar altijd bleef doorpraten. ‘C'est alors, vertelt Pirenne, que nous voyions, combien il est faux que le labeur de l'éru- | |
| |
dition précise et minutieuse dessèche l'âme ou paralyse l'idée. Ces brillantes et rapides échappées ravivaient notre intérêt, nous ramenaient par un moment au grand air.’
Voor de techniese regeling van 't vak was allereerst kritiek nodig op de duizend en een liefhebbers, die uit louter geestdrift voor de geschiedenis de ergste aanslagen tegen de waarheid pleegden, zodat Kurth de stichting en leiding van 't tijdschrift ‘Les Archives Belges’ ondernam, om als paladijn van de wetenschap geregeld beulsdienst te doen.
Intussen gebruikte hij de genootschappen van de dilettanten weer als baanbreker voor de folklore, waarvoor hij anders de meewerking van onderwijzers, tegenwoordig bij ons zo gezocht, wantrouwde, omdatze de natuurlike vijanden waren van de volksgewoonten als uitdrukking van verouderde toestanden, die ze stelselmatig zochten te onderdrukken. Ten slotte bereikte Kurth bij de katholieke regering, die hem waardeerde, zoals hij de regering steunde, 't instellen van een histories doctoraat, dat in ons land nog altijd ontbreekt.
Kurth's eigen geschriften, waarvan in 1892 door vereerders al een catalogus was uitgegeven, die later moest verdubbeld worden, zijn buitengewoon veelzijdig, niet enkel voor de archivaris of linguist, de filoloog of theoloog of socioloog, maar ook meermalen voor iedereen te genieten zoals zijn lezingen aan de Antwerpse hogeschooluitbreiding voor vrouwen ‘L'Eglise aux tournants de l'histoire,’ in allerlei talen verbreid en in 't Spaans zelfs met een aflaat gepropageerd. Tegenover geleerden van 't slafelik handwerk, die geen oog hebben voor het oorspronkelike, doordachte en doorvoelde van zulke voordrachten, geldt het getuigenis van een Goyau, zelf een meester van geschiedbeschouwing over de Kerk, in zijn rijpe Kurth-studie (Revue des deux Mondes 1907): ‘Je ne sais aucun livre qui donne une impression plus frappante du mélange de variété et d'unité, de souplesse et de stabilité, qui distingue la politique romaine.’ En zou de geestelike, zowel intellectuele als spirituele waarde van zo'n werk niet tegen pakken noten
| |
| |
opwegen? Sommige bijziende kamergeleerden mogen zich Newman's waarschuwing aantrekken, dat het geheugen even erg tirannizeren kan als de verbeelding en dat blinde feitekennis een boekwinkel lijkt, waarvan allen profiteren behalve de eigenaar. In ieder geval is voor de karakteristiek van Kurth de lectuur van zijn principiële getuigenissen onmisbaar, ook tot verklaring van zijn bekroonde standaardwerken. Mocht Colenbrander zich voor een vakcongres eens tot typering van Lavisse, Pirenne en Lamprecht psychologies op zuivere gelegenheidsuitingen, een toost, een brief beroepen - waartegen natuurlik een veelweter protesteerde als niet ‘objectief,’! - dan ligt de historiese ‘bron’ voor de ontleding van Kurth met veel meer recht in zijn apologetiese lessen, waar zijn hele persoonlikheid met hart en ziel meespreekt, strijdbaar als een ridder zonder hatelik te zijn, zorgzaam als een vader zonder hinderlik te zijn, leerzaam als een meester zonder vervelend te zijn, het type van een apostel, waarvan zijn prachtkop met die zwarte ogen onder zware wenkbrauwen de ziel vertoonden evenals die arendsneus en die patriarchale baard zelfs het model.
Driemaal heb ik het populair boekje gelezen en telkens meer bewonderd in zijn pregnante zakelikheid, zijn kuise welsprekendheid buiten ieder ijdel gebaar, zijn klare bouw met geen versiering meer dan de redenering nodig maakt, zijn plastiese uitdrukkingen op hun plaats als een kapiteel aan een pilaar. Zuiver blijft de verhouding, omdat de meester alles gelijk beheerst, zich nergens met toevallige voorliefde verliest in kleinigheden, maar elke boog van 't gewelf sprekend met zijn fantazie kleurt, groot in 't ontwerp van 't geheel, fijn in de uitvoering van de delen, geen minder geleerde, omdat hij ook een wijze is, geen minder wijze, omdat hij nog een vrome is, vast in zijn beginsel als het middelpunt, vanwaar hij de wijde kring van verschijnselen des te beter overziet. De betekenis van deze lezingen, die naar de Evangeliese les ‘oud en nieuw’ verbinden door traditie en evolutie als de beide keerzijden
| |
| |
van één Kerkgeschiedenis te beschouwen, is niet zo schokkend geweest, maar zal ruim zo blijvend wezen als die voordrachten voor alle faculteiten van Berlijn, met Berlijnse reclame geïmproviseerd en gestenografeerd en gepubliceerd onder het orakel ‘Des Wesen des Christentums.’
Kurth zou geen ernstig historicus zijn, als hij zijn universele blik niet scherpte aan een speciaal gebied evenals een uitvliegende vogel iedere morgen zijn snavel aan dezelfde boom. Al zijn werken hebben hun uitgangspunt in één periode, door de heilige Ozanam ook zo gezocht: de vestiging van de Germaanse rijken en met name de jeugd van 't Frankerijk. Zijn gezichtskring gaat immers ver buiten de grenzen van zijn land, zover de proloog van de Saliese wet klinkt: ‘Vivat qui Francos diligit Christus,’! volgens hem ‘le premier cri par lequel l'âme belge s'est affirmée.’ Clovis heet een hoofdwerk van Kurth, die in de Parijse reeks ‘Les Saints’ daarom was aangewezen voor Ste Clotilde en St. Boniface. Zijn theorie is eenvoudig, dat de frankiese verovering een van de heerlikste openbaringen van de geschiedenis vertoont in de spontane vermenging van verschillende rassen zonder beroving of verdrukking door de weldadige broederschap van de Kerk. Daaraan dankte Frankrijk van alle landen de meest volstrekte eem heid in bevolking, betoogde Kurth uit zijn onderzoek van plaats- en familienamen, waarmee hij voor het middeleeuwse België ook het volslagen gemis aan taalstrijd bewees tegenover het anachronisme van Flaminganten, die hun beweging graag tien eeuwen terug voerden. Deze beschouwing heeft een schitterende keerzij: juist waar de Germaanse macht in de rasvermenging geen politieke persoonlikheid meer hield, kon die zo'n invloed op de volksliteratuur uitoefenen.
Daar is in 't technies deel van Kurth's arbeid een werk, waaraan de buitenstaander het onmisbaar belang van 't specialisme leert waarderen. Zijn Histoire poétique des Mérovingiens is een merkwaardige reconstructie, niet van feiten uit sagen, integendeel eerder van de oorspronkelike
| |
| |
poëzie uit het proza van de kronieken, die 't epos voor hun schijnbare historie misbruikten. Kurth is door rake kritiek gekomen tot het resultaat dat Clovis en Clotilde zonder grond staan zwart gemaakt voor sommige gruwelen, uit de wrede sagen in hun leven gedrongen. En nadat dus conservatieve apologeten zich hadden uitgeput om het bloed aan Clovis' gezalfde handen goed te praten, heeft de moderne historicus ze daar eenvoudig van schoon gewassen. ‘O 'k begrijp uw bedoeling heel goed, riep Salomon Reinach op een Seinebrug tegen Kurth, jullie willen Clovis laten heilig verklaren’! Naast zo'n belachelik commentaar van een anticlericaal mag de geloofsgenoot ook wel een gevolgtrekking uit dit voorbeeld maken, n.l. dat de kritiek evenals ieder instrument niet minder goed kan doen dan kwaad. Als de kritiek maar geen moderne vorm van sofisme betekent, is natuurlik in zich een ontdekking van de waarheid altijd iets goeds, mag het ‘opportuun of niet opportuun’ lijken naar Paulus' absoluut woord; maar zelfs voor de directe indruk naar buiten werkt de vorser meermalen veel goeds uit. Is b.v. de wetenschappelike overtuiging, dat Petrus op de Vatikaan bij zijn grafkerk is gekruisigd in plaats van op de Janiculus, waar een Schaepman nog aan geloofde, voor de volksdevotie geen winst? En hebben de Bollandisten, door de heiligen te zuiveren van zoveel ‘vrome’ leugens, waarmee middeleeuwers ze groter dachten te maken dan God ze zelf maakte, ze niet eerst voor onze vertrouwelike verering en bereikbare navolging geopenbaard en gered? Kurth verklaart dit proces in een populair boekje persoonlik: ‘La critique historique n'est pas toujours cette force purement négative, redoutée des hagiographes crédules; en détruisant des légendes invétérées, il lui arrive parfois de réédifier une vérité plus belle que la
légende.’
De man van zulke diepe studies over het poëties leven van de volken moet een dichter zijn geweest, niet allereerst als schrijver van verzen op zijn tijd - verzen maken en dichter-zijn verhouden zich immers ongeveer als het lichaam
| |
| |
en de ziel van de Kerk en waarborgen elkaar evenmin bij ieder persoon, - neen als waarachtig ziener, die boven de feiten weet te staan, waaraan hij zich als vorser geduldig heeft onderworpen. Wat een dichter was Kurth! Mogen vakgenoten Notger de Liège et la civilisation du Xe siècle met Chartes de l'Abbaye de St. Hubert voor zijn degelikste werk houden, het publiek beschouwt Les Origines de la civilisation moderne, ook in 't Vlaams vertaald, trouw als zijn meesterstuk. Moderne beschaving staat bij Kurth, oorspronkelik hersteller van de traditie, gelijk met de beschaving van 't Christendom, dat met geleidelike werking op de samenleving toch de aarde heeft vernieuwd. De verdeling van de wereldgeschiedenis in twee tijdperken, vòòr en na de Verlosser van de mensheid, wordt door hem met alle middelen van de wetenschap toegepast. En een biezonder boekje, als zoveel van zijn werken in Parijs uitgegeven om hun internationale betekenis, beantwoordt de vraag Qu' est-ce que le moyen-âge? misschien niet zo systematies als Ehrhard's inwijdend werkje ‘das Mittelalter’, maar ruim zo suggestief. Hij verwerpt uiteraard het karakter van zijn liefste tijd als een tussenperiode, waartoe de naam middeleeuwen - in 1688 uitgevonden door een obscuur Duitser - nog altijd verleidt, en ziet in dat tijdperk niets anders dan 't begin van de moderne beschaving. Het geleerd bijgeloof in een plotselinge renaissance, die trouwens tegenwoordig hoe langer hoe verder wordt teruggeleid als om Kurth tegemoet te komen, verbleekt daarbij met de fabelachtige ontdekking van de mens en van de natuurdoor de humanisten. ‘Tout ce que la société moderne possède de durable et de fécond en fait d'institutions comme en fait d'idées, plonge ses racines dans les flancs mystérieux des premiers siècles chrétiens.’
De vraag daargelaten of Kurth genoeg onderscheidt tussen 't formeel bevredigende van de christengeest en 't materieel verrijkende van de antieke erfenis, achtereenvolgens politiek, wetenschappelik en artistiek in 't keizerrijk, in de scholastiek en eindelik
| |
| |
in 't humanisme geassimileerd, - in ieder geval begrijpt men, hoe hij naar Montalembert de humaniora wou kerstenen, waarvoor hij in een paar brochures pleitte.
De geschiedkundige leefde met heel de actualiteit mee. In zijn geboortestad Arlon begon hij dadelik na ‘Rerum Novarum’ zijn sociale kruistocht en in Luik zelf opende hij zijn voordrachten met een schriftelike beginselverklaring, waarbij hij zich beriep op de groeiende emancipatie, die hij in 't verleden las. Heeft in 't vervolg de Luikse school van katholieke sociologen historiese betekenis gekregen, dan zijn de lessen van de grote historicus, die uit het middeleeuws gemeenteleven een christelike toekomststaat projecteerde, daar onmisbaar geweest. En naast een bijbelkring, waar hij aan huis broederlik met studenten 't Evangelie bestudeerde, organiseerde hij zijn wandelende volksuniversiteit tot ergernis van 't liberale Luik, dat een revolutie vreesde. Vijf jaar stond hij op de bres en liet soms bij verkiezingen zijn verontwaardiging tegen de vijanden van de christendemocratie geweldig los. Een zinspeling op deze strijd tegen 't onmenselik kapitalisme bedoelt zijn stichtend antwoord aan de leerling, die hem bij 't verraderlik verlies van zijn fortuin beklaagde: ‘Och ik heb altijd de Mammon bestreden en nu wreekt hij zich op me.’ De Mammon wreekte zich ook gevoelig op zijn kameraad Pottier, die zijn toevlucht moest nemen in Rome, waar Leo hem aan zijn seminarie professor in de sociologie maakte met een universele invloed. Kurth bepleitte zijn zaak meteen in hoger beroep voor eucharistiese congressen en hoorde zijn lekepreken over Jezus' heiligdom als volkspaleis of de Communiebank als troon van gelijkheid toejuichen. Trouw beleed hij die denkbeelden op zijn eigen feest in 1906, toen zijn afscheid van de universiteit een algemene hulde uitlokte en de Staatsman Beernaert hem begroette als de edelmoedige denker, altijd bezig met de lotsverbetering van 't volk, toegewijd aan de vooruitgang in elke vorm, denkend aan alles buiten zich zelf. En zijn laatste
| |
| |
antwoord op alle lof voor zijn wetenschappelik werk was de verklaring, dat de vereniging van wetenschap en democratie onder leiding van 't Evangelie 't grote werk was van deze tijd.
Kontakt met het leven, invloed op de werkelikheid was een voorwaarde van zijn studie, die hij in 1884 onderbroken had voor het schrijven van een roman tegen de liberale schoolwet, al waagde hij daarmee zijn toekomst. Maar strijd was 't element van zijn ridderlike natuur: tête critique, coeur épique, zoals Duchesne hem in lapidaire stijl doopte. Een schoolboek voor vaderlandse geschiedenis - met zijn helden Clovis, Charlemagne en Godfried van Bouillon natuurlik in een lijst - gaf hem aanraking met al zijn jonge geloofsgenoten; en zelfs een hoogleraar, die de synthetiese werken van Kurth anders weinig waardeert, noemt het opgetogen ‘dat wondere boekje.’
Die liefde voor het aktuele, die eerbied voor de rechtvaardigheid, die zorg voor het volk maakten van de Waal een Flamingant. Aan 't eind van zijn leven leerde hij nog Vlaams praten, om de onderwijzers jaarliks in hun taal te kunnen toespreken; en als bestuurslid van de Vlaamse Kring in Rome verklaarde hij meermalen 't program van Frans van Cauwelaert te ondertekenen, terwijl hij de goede wil van de Walen altijd de eerste factor tot het slagen van de beweging noemde. Zo'n volledig Belg was wel de man om vrij kort vóór de oorlog een betoog te wijden aan La nationalité belge, waarin zijn beproefde landgenoten nu hun vaderlandsliefde 't best zien uitgedrukt en hun eenheid voorspeld. Veertig jaren geleden gaf hij zijn Anthologie belge uit, die de Franse literatuur van zijn land moest opwekken, wat niemand mislukt zal vinden, als hij de bewondering van Frankrijk zelf voor de Belgiese letterkunde bedenkt.
Kurth's universele belangstelling bleek uit zijn trekken door alle landen van Europa en verschillende daarbuiten, zodat een van zijn laatste uitgaven een reisverhaal van
| |
| |
Egypte was, uit zijn veelzijdige lectuur, zijn ruime omgang vooral. Hij kende Schaepman zo goed als von Hertling, Goyau zo goed als Jörgensen, ontving geesteliken en leken even vertrouwelik, had de voldoening van een pedagoog en een organisator in 't samenbrengen van geestverwanten. Eén bepaalde vriendschap - en wat is vooral bij oude mensen mooier dan vriendschap? - blijft me bij: Kurth en Toniolo, de historicus en de socioloog, beiden modellen van Kerkadvokaten, de beminnelike Toniolo minder strijdbaar, maar niet minder trouw dan zijn broeder in Christus. Wat was 't een geluk, van Pisa naar Rome te reizen of andersom en hun elkaars groeten over te brengen en dan hun ogen te zien schitteren van ideale solidariteit!
Het voorrecht om Kurth voor meester te hebben genoot ik min of meer op zijn wekelikse ontvangst, als hij gemoedelik achterover leunend in zijn studeerkamer een bont gezelschap boeide, altijd op peil, nooit in een rol, een priesterlik figuur, wat me midden onder geesteliken soms des te meer opviel. Want naast de leden van de Ecole française, toen alle zes voor 't eerst katholiek, zaten daar togen en pijen in de kring, zat daar een Pottier, door zijn vriend in Rome teruggevonden als kanunnik aan een Baziliek en leider van de vakbeweging, wel het vruchtbaarste werk tot behoud van 't geloof in de Eeuwige Stad. Twee veteranen op wacht in de residentie!
Wie de sterke potentie van de meester zo overziet, denkt aan al wat hij nog had kunnen doen. Met een driedelig werk La Cité de Liège au moyen-âge bekroonde hij zijn veertigjarige studie in Luik. De laatste woorden van de préface omvatte zijn levensprogram: ‘De toutes les besognes scientifiques la plus agréable est celle qui consiste à explorer le premier un domaine vierge et à y trouver les chemins’. Aan 't eind van zijn leven werkzaam op het hoofdtoneel van de geschiedenis, hoopte hij Rome in de middeleeuwen, dus 't tijdperk tussen Grisar's en Pastor's perioden, te behandelen en zo met die beide geloofsgenoten
| |
| |
samen de ontwikkeling van de Eeuwige Stad de christen-eeuwen door te omspannen. Scherp kon hij de ‘romanticus’ Gregorovius, die, voorzover hij nog als ernstig historicus geldt, de pausen in plaats van de gemeente beschreef in zijn ‘Geschichte der Stadt Rom,’ maar altijd weer gelezen en onlangs zelfs vertaald werd, stellen naast de vergeten von Reumont. De opkomst van de commune, 't municipio, die de democraat in Kurth zo boeide, beheerst immers de tegenwoordige historiestudie van Italië, 't land van de eerste burgervrijheid; en Rome beschrijven na zijn Luik was dan ook zijn hoogste droom.
Wij mensen zijn nooit tevreden. Omdat Kurth in zijn leven de arbeid van tien vervulde, zouden we hem geen tijdige rust gunnen?
't Epos van zijn leven liep in een tragedie uit: ziek in zijn lief vaderland, overweldigd door vreemden, waarin hij met zijn vorming dubbel pijnlik werd teleurgesteld. Zijn Nederlandse collega lag op zijn sterfbed te denken, hoe Kurth midden in de straten van Brussel de Duitsers in hun taal, zijn eigen moedertaal, toesprak als een Jeremias.....
De oorlog liefst buiten ons tijdschrift houden is een natuurlik wachtwoord van de redactie. Godfried is na zijn kruistocht eeuwig met God in vrede; en ik wijs over zijn graf heen naar een tijd, waarin volgens zijn lievelings-idee de strijd van rassen als van klassen, van landen als van standen is verzoend, door zijn geestelik testament te openen. Zo vereer ik een geheim, dat me persoonlik werd toevertrouwd in een jaar van algemeen wantrouwen. Het tekent de held in Kurth, dat hij zich boven stormen kon verheffen, al stond hij er midden in. Want heeft iemand de voorlaatste episode van de kerkgeschiedenis meegeleefd, dan hij, die hemel en aarde moest bewegen om de klassieke handleiding van de Bollandist Delahaye ‘Les légendes hagiographiques,’ niet voor niets aan hem opgedragen, te redden van een veroordeling, waarbij hij zelfs zijn oude bondgenoot Pottier tegenover zich kreeg. En bij
| |
| |
dat alles had hij 't vroom vertrouwen om het plan te ontwerpen van een nieuw internationaal katholiek geleerde-congres, zoals Brussel al eens had gezien en zoals alleen zijn land onder de steun van Leuven en de zegen van Kard. Mercier, die hem zijn sterven zou komen verlichten, in de algemene verwarring van 't ogenblik kon waarborgen. Helaas, in ander, in erger opzicht geeft juist België, eens door hem geroemd als ‘un terrain neutre et sacré où toutes les nations se rencontreront pour rivaliser ensemble dans les joûtes pacifiques de la civilisation,’ nu de laatste kans op een wereldcongres. Want hoe we ook hopen de broederschap onder de volken hersteld te zien, het vredefeest zal overal gevierd worden behalve op het slagveld zelf. Eer Engelsen en Duitsers zonder wrok en zonder wroeging samenkomen in Leuven!....... Deze nalatenschap van Kurth kan daarom uitsluitend overgenomen worden door Nederland, dat in zijn Katholieke Wetenschappelike Vereniging het aangewezen lichaam schijnt te bezitten om na de oorlog het inwendig vredeswerk te ondernemen met een congres van intellectuelen, waarbij de verzoening toch dient te beginnen.
Meester, mijn handen vouwen zich op de berg van uw werken vanzelf voor een gebed om Gods zegen over dit oeuvre posthume, gemengd wetenschappelik en maatschappelik als uw hele leven en door de toekomstige geschiedenis vast geprezen als uw meesterstuk.
Gerard Brom.
|
|