Beatrijs
(1954)–Anoniem Beatrijs– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
InleidingDe maatschappij in de middeleeuwen vertoonde een sterk godsdienstig karakter. Dat bemerkt men in de bouw-, de schilder- en de beeldhouwkunst en niet het minst in de letterkunde. Zelfs de ridderromans waren van vrome opvattingen doortrokken.
De heiligen zijn door onze voorouders steeds vereerd geworden. Boven alle heiligen echter stond Maria, de Moedermaagd.
‘Maria was niet alleen het symbool van moederweelde, moederliefde en moederangst; zij was ook het symbool van onuitputtelijke liefde en barmhartigheid jegens het hele mensdom. Wel mocht men van Jezus, die voor de zondige mensheid was gestorven, genade hopen, maar was Hij niet tevens de rechtvaardige rechter die het laatste oordeel zou uitspreken? Zou daar de rechtvaardigheid het niet winnen van de genade? Waar dan nog hulp te zoeken, als het niet was bij die moeder, die Hij zelf naast zijn troon had geplaatst en tot koningin des hemels had doen kronen; die moeder, die Hij zó lief had, dat Hij haar moeilijk iets zou kunnen weigeren. Zo wordt Maria de toevlucht van de zon- | |
[pagina 8]
| |
daar die alle genade bij God had verbeurd, zijn advocate voor Gods troon.’Ga naar voetnoot1
Wonderen en mirakelen, door de voorspraak vooral van de Moeder Gods verkregen, zijn in de Middeleeuwen genoeg opgetekend. Soms zijn ze naïef en kinderachtig, maar steeds getuigen zij van de grote Mariaverering.
Het meesterstuk van die Marialegenden uit de Middeleeuwen in alle talen is onze Beatrijs.
Korte Inhoud. - Een kloosterzuster, die altijd stipt haar ambt van kosteres volbracht had, verliet, na zware innerlijke strijd, het klooster om een jeugdvriend te volgen. Alvorens het klooster te verlaten, legde zij haar gewaad en de sleutels van de sacristie neer aan de voeten van het Lieve-Vrouwenbeeld. In een stad leefden ze zeven jaar als man en vrouw. Toen al het geld op was en haar minnaar haar verlaten had, leidde zij met haar twee kinderen gedurende zeven jaar een avontuurlijk en ellendig bestaan. Dagelijks echter bad zij tot Maria. Vol berouw doolde ze rond en ze kwam, als bedelares, terug bij haar vroegere klooster. Ze vond onderdak bij een arme weduwe en vernam daar dat Beatrijs nog immer in 't klooster was en steeds voorbeeldig haar plicht vervulde. Tot driemaal toe had ze een vizioen: een stem spoorde | |
[pagina 9]
| |
haar aan, naar 't klooster terug te gaan en verklaarde haar hoe Maria haar hielp, 's Nachts keerde ze naar 't klooster terug en ze vond er alles zoals ze het verlaten had. Maria had al die tijd haar plaats ingenomen.’
Volgens velen eindigde hier (met vers 864) oorspronkelijk het verhaal. Een later dichter zou het evenwel nodig gevonden hebben er een slot aan te brengen:
‘Aanvankelijk durfde Beatrijs haar zonden niet biechten. Maar door een nieuwe verschijning op haar plicht gewezen, beleed ze rouwmoedig al 't bedreven kwaad aan een abt die kloostervisitatie kwam houden. Deze vertelde, met haar goedvinden, haar wonderlijke geschiedenis alom, natuurlijk zonder namen te noemen. Hij nam bovendien de zorg voor haar kinderen op zich. ’
Bron. - De Beatrijs-tekst is ons in slechts eén handschrift bewaard, dat in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage berust. De legende van Beatrijs behoort tot de meest verspreide en populaire Maria-mirakelen. Men vindt ze met tal van varianten in Latijnse, Franse, Middelnederlandse, Duitse, Spaanse, Oudnoorse, zelfs Arabische bewerkingen terug. Toch is men er nog niet in geslaagd te bepalen, waar noch wanneer de legende geboren is. | |
[pagina 10]
| |
Voor wat ons gedicht betreft noemt Pater StrackeGa naar voetnoot1 als enige bron Caesarius, de prior van het cisterciënserklooster te Heisterbach (in het Rijnland bij Bonn) en zijn werk Liber Octo Miraculorum, dat ± 1237 voltooid was. Pater Stracke beweert dat onze Beatrijs omstreeks 1240 gedicht is. Het auteurschap is nog niet opgelost. Sommigen beweren dat het de Oost-Vlaming Diederic van Assenede, de schrijver van ‘Floris ende Blancefloer’, zou zijn.
Het gedicht is geschreven in paarsgewijs rijmende verzen in een zeer poëtische en zuivere Middelnederlandse taal.
Bespreking. - Het verhaal van Beatrijs is in allerlei talen naverteld, maar niemand heeft er zo'n gave dichterlijke vorm voor gevonden als onze Vlaamse dichter. Meesterlijk heeft hij de karakters tegen elkaar doen afsteken.
‘Drieërlei liefde wordt in Beatrijs tegenover elkaar gesteld. Eerst de zuiver-zinnelijke aardse liefde, door de duivel in Beatrijs' hart wakker geroepen, en door haar uiterlijk schoon in 't hart van haar minnaar gewekt. Die liefde duurde - ondanks alle geloften van eeuwige trouw - toch niet langer dan zeven jaar en verdween, toen 't gebrek de woning inkwam. Dan de verheven moederliefde | |
[pagina 11]
| |
van Beatrijs voor haar kinderen,’ een liefde zo groot, dat ze om hun 't nodigste te kunnen verschaffen, zelfs verdroeg om zeven lange jaren in een poel van schande en ellende te leven. En ten derde is er dan de bovennatuurlijke liefde van de vlekkeloze Moedermaagd voor 't zondige mensenkind. Ze verliet haar troon in de hemel om op aarde - tweemaal zeven jaren lang - de nederige taak te gaan vervullen van een afgedwaalde kloosterzuster!’Ga naar voetnoot1
‘Na een korte inleiding behandelt de schrijver het innerlijke conflict van Beatrijs, daarna het verzoek aan en de vlucht met de edelman. Zeer snel glijdt hij heen over de gelukkige jaren (die doen immers niet zoveel ter zake!); iets breder wordt haar zondig leven aangeduid (haar zonden maken haar schuld groter, maar wekken ook, in ogenblikken van steeds zich verdiepend inzicht, haar berouw steeds sterker op); dan uitvoerig de omkeer, de stem die haar tot driemaal toe maant terug te keren in het klooster, de terugkeer. Een latere bewerker (misschien) heeft er nog een - overbodig - slotstuk aan toegevoegd over de biecht van Beatrijs en het lot der kinderen.’Ga naar voetnoot2 | |
[pagina 12]
| |
Beatrijs stamt uit de bloeiperiode van de Middelnederlandse geestelijke literatuur, de dertiende eeuw, en is het werk van een groot kunstenaar.
Het gedicht is volkomen harmonisch opgebouwd. ‘De personen staan zuiver tegenover elkaar, wáár, levend en zonder overdrijving! Van Beatrijs gaf de dichter een ontwikkelingsbeeld der ziel. Ondanks alles voelen we sympathie voor haar. Aan haar zielenadel twijfelt men geen moment het hele gedicht door. Immers zij valt wel in zonde, maar het zijn nooit lage motieven die haar drijven: eerst de hoogstaande liefde voor de jongeling, daarna de liefde voor haar kinderenGa naar voetnoot1.
‘ Niemand ontsnapt aan de aangrijpende menselijke tragiek van dit verhaal, schrijft Prof. Dr J. van Mierlo S.J. Want dit is wel meer dan een Maria-legende: het is een brok volle menselijkheid. Hier ligt al de ellende der zonde in uitgebeeld met al haar wanhopige overmacht, die boete en gebed en kastijding doen bezwijken voor de drang der aardse liefde. Welk een psychologie van 't menselijk hart onze dichter aan de dag legt! Er ligt ziel, zwakke, menselijke en toch zo heerlijk schone ziel in, overal: in de afspraak tussen beide geliefden, in Beatrijs' uitstorting van haar ellende, in de blij de ontmoeting als ze voor de ridder staat, | |
[pagina 13]
| |
in de wroeging bij die eerste vreugde, in dat bange voorgevoel dat de vaart haar rouwen zal, in die hartstochtelijke liefdesontboezemingen; en dan de verzaking, het verraad, de gevreesde ontrouw met al de ellende der zonde. Maar groter dan de zonde is de barmhartigheid Gods en de goedheid van Maria! Waar de wereld hard is en de mens ontrouw, daar omstraalt Gods moeder alles met haar liefde! En dan: die samenspraken, zo natuurlijk, zo waar ; die gebeden, zo innig in schrijnende nood; dit frisse natuurgevoel ook; die kiesheid bij zulk een onderwerp, die eerbied voor het heilige, de rijke afwisseling, het sobere en heldere woord dat, op weinige uitzonderingen na, overal te vinden is.’Ga naar voetnoot1
Prof. Dr Rob. GuietteGa naar voetnoot2 spreekt ook met veel lof over ons gedicht. Hij zegt: ‘L'auteur, avec un souverain don de la mesure conduit son récit, sans un accroc, sans une défaillance. Son poème vaut par la pureté cristalline du style et l'émouvante simplicité du récit. Le respect et l'amour de la Sainte Vierge, unis à un tout admirable, lui ont permis de traiter un sujet scabreux, sans le moindre scandale. Jamais il n'a besoin de forcer la voix pour exprimer un drame serré, où, sans cesse, le | |
[pagina 14]
| |
réalisme contrebalance l'idéalisme. Le surnaturel du miracle ne l'empêche pas un instant de conserver à ses personnages leur caractère humain bien vivant et de les faire évoluer, dans une atmosphère riche à la fois de réalité et de poésie.
En Fr. Closset schrijft in zijn ‘Joyaux de la littérature flamande du Moyen-âge’Ga naar voetnoot1: ‘C'est l'un des rares textes de la littérature du moyen-âge qui soit encore pleinement apprécié de nos jours. La subtilité de sa psychologie, son sain réalisme, son sens dramatique, la maîtrise des dialogues, le sentiment de la nature dont s'imprègnent maints passages, sa profonde piété, contribuent à lui assurer un charme impérissable. Béatrice n'est pas un fantoche: c'est un personnage humain, vivement et finement nuancé. Elle se laisse tenter parce qu'elle est faible, parce qu'elle aime, et non par perversité. Les personnages secondaires eux-mêmes sont évoqués avec justesse. L'auteur marque, grâce à un sens dramatique aigu, la différence entre la sensualité de l'amant et l'amour éthéré, bien qu'humain, de la moniale, l'opposition entre le désir qu'éprouve celle-ci de quitter sa vie de sacristine pour les joies de la terre et la conscience en elle de ce que pareil désir a de monstrueux. L'auteur témoigne d'une sobriété étonnante; il sait suggérer au lieu de décrire. Le récit demeure mesuré; l'ana- | |
[pagina 15]
| |
lyse des conflits intérieurs ne s'étale pas. Tout concourt à l'équilibre. Les descriptions sont simples, la langue directe, le style naturel, les vers nombreux.’
Adriaan J. Barnouw heeft onze Middelnederlandse Beatrijs bekend gemaakt in de Verenigde Staten. In 1944 liet hij een prachtige Amerikaanse vertaling in rijm verschijnen (The Miracle of Beatrice; a Flemish Legend of c. 1300. Introduction by Dr J.A. Goris. New York, Pantheon Books. 1944.) - Hier volgt het begin:
In writing verse is little gain:
People tell me I should refrain
From wasting thus my weary mind.
Yet, for the flower of womankind,
Who mother was and maid remained,
I have begun a miracle quaint,
Which God, no doubt, showed to our luck
In honor of Mary, who gave him suck.
It 's of a nun I will begin
A tale.
Wie kan onverschillig blijven voor zulke verrukking? |
|