Als kinderen van de wetenschappelijke twintigste eeuw voelen wij ons nog steeds door de ‘Sproke van Beatrijs’ aangetrokken; ze geeft inderdaad blijk en in de hoogste mate van objectiviteit en speurzin in humanistische problematiek.
Rutebeuf (Le miracle de Théophile) en de schrijver van ‘Beatrijs’, zowel als Goethe (Faust) van Eeden (De kleine Johannes) en Vermeylen (De wandelende Jood) raken de grond van het menselijk hart: de eeuwige en voortdurende tweestrijd tussen ideaal en werkelijkheid, geloof en zonde, genade en natuur, willen en kunnen, tragische illustratie van 's Meesters woorden: ‘De geest is vlug, maar het vlees is zwak.’ Onze tegenwoordige kuituur laat de tijdgenoten die zielestrijd nog scherper aanvoelen.
Het hoeft niet gezegd, dat vooroordelen tegenover middeleeuwse meesterwerken het bewijs leveren van gebrek aan fijngevoeligheid en van antiwetenschappelijk modern ‘obscurantisme ’.
Mocht onze arbeid er toe bijdragen, liefde te doen ontwaken voor de Middelnederlandse letteren, waarvan menig werk voor de grote meerderheid van ons ontoegankelijk dus ongenietbaar is gebleven.
J.H. - F.V.H.