Uit het jaarverslag van de algemene secretaris van het Willems-Fonds (1956).
Ook het vraagstuk van de taaltoestanden in Kongo heeft verder onze aandacht gaande gehouden. Onze motie (bedoeld is hier de motie aangenomen op de algemene vergadering van 1955) werd naar de betrokken overheden gezonden, die ons de ontvangst ervan meldden en ons beloofden rekening te houden met ons standpunt. Des te groter was onze ontstemmig, toen bij de plechtigheid van 16 januari j.1., waarbij de Raad van Beheer van de Officiële Universiteit van Belgisch Kongo werd geïnstalleerd, het Nederlands volledig werd miskend. Het Algemeen Bestuur van het W.F. heeft zijn stem bij die van talrijke andere Vlaamse instellingen en verenigingen gevoegd om daartegen scherp protest aan te tekenen. In zijn antwoord heeft Minister Buisseret erkend, dat een spijtige vergissing werd begaan bij de organisatie van de plechtigheid van 16 januari, en geeft hij de plechtige verzekering dat bij de plechtigheid van 16 januari jl., waarbij de Raad van Beheer van de versiteit de Nederlandse taal de plaats zal bekleden die haar toekomt. Maar in dezelfde brief, waarvan de belangrijkste passages in de dagbladpers werden bekend gemaakt, gaat de minister nog een andere verbintenis aan, die de Vlamingen alleen maar kan verheugen. De Heer Buisseret schrijft ons:
‘Moet ik U nog zeggen dat, volgens het plan dat ik heb uitgestippeld, de Universiteit zo zal worden ingericht dat onze jonge landgenoten er de lessen zullen kunnen volgen in de nationale taal van hun keuze’.
Berichten die ons in de laatste dagen uit goed ingelichte bron uit de kolonie zelf hebben bereikt, zijn evenwel alles behalve geruststellend op dit punt.
In zijn brief schrijft de heer Buisseret verder:
‘Is het, ten slotte, nodig U te herinneren dat ik steeds mijn achting of beter mijn sympathie betuigd heb voor de nederlandse kultuur en taal. Alzo nam ik in 1954 de nodige maatregelen opdat de Vlamingen in Kongo zo spoedig mogelijk rechters zouden hebben die hun taal kennen. Ik heb insgelijks de toepassing van artikel 3 van de Koloniale Keure ter studie gelegd inzake het gebruik der talen en ik heb anderzijds besloten tot de oprichting van een gemengde commissie die vanaf februari deze maatregel zal bestuderen voor wat betreft de administratie’.
Wij nemen in het bijzonder akte van deze laatste verklaring van de Minister. Art. 3 van de Koloniale Keure bepaalt: ‘Het gebruik der talen is vrij. Het zal door decreten geregeld worden ten einde de rechten der Belgen en der Kongolezen te waarborgen en alleen voor de handelingen der openbare Overheid en voor de gerechtszaken. De Belgen zullen ten opzichte van het taalregime gelijke waarborgen genieten als in België. Decreten zullen te dien einde uitgevaardigd worden binnen de vijf jaar die de afkondiging van de huidige wet zullen volgen’. De Vlaamse Belgen wachten sinds 48 jaar te vergeefs op de afkondiging van deze decreten en begrijpen niet welke machten die afkondiging tegenhouden of verhinderen. Thans wordt eindelijk een commissie ingesteld die de uitvoeringsmaatregelen zal onderzoeken welke dienen te worden getroffen om de Koloniale Keure toe te passen op de administratie. Wij durven hier de hoop uitspreken dat het nu ernst is met die studie, en dat het probleem geen eervolle begrafenis krijgt in één van de talloze commissies. Het zou ons daarom bijzonder verheugen, indien een terminus ante quem werd gesteld waarop die commissie met haar aanbevelingen moet klaarkomen. In ieder geval zullen wij waakzaam moeten blijven, opdat een van onze essentiële rechten, die sinds bijna een halve eeuw wordt genegeerd, zo spoedig mogelijk zou worden toegekend.