Band. Jaargang 14(1955)– [tijdschrift] Band– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] Alleen Geluidloos stroomt het duister door het bos en door het huis, met grijpkruid aan de deuren. Zal er iets onherroepelijks gebeuren? Reeds breekt het koor van de muskieten los. Alleen, in dit laag bed, met droge mond en met een donker branden op de handen, zoek ik de koelte aan de lauwe randen van het hout. Wie sluipt hier rond het huis, onhoorbaar, als een dier? Een rauwe kreet verscheurt de duisternis en het vermoeid gedreun van de rivier die neerstort in de nacht van het struweel. Dan slaap ik in, met droefheid in de keel. Pieter Geert Buckinx. Vorige Volgende